ECLI:NL:GHAMS:2017:1918

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-004804-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak met betrekking tot verkrachting, straatroof en wederspannigheid, met bevestiging van het vonnis en aanvullingen op vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2016. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 1996, die is beschuldigd van verkrachting in zijn eigen woning, straatroof en wederspannigheid. De verdachte is momenteel gedetineerd in de Jeugdinrichting Rentray te Lelystad. Tijdens de zittingen op 6 april en 4 mei 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft de vrijheidsbeperkende maatregel aangepast. De rechtbank had eerder een contactverbod opgelegd met het slachtoffer, maar het hof heeft deze maatregel bevestigd en de uitvoerbaarheid ervan onmiddellijk gemaakt. Dit besluit is genomen met inachtneming van de ernst van de verkrachting, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de risico's die voortvloeien uit zijn cognitieve beperkingen.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld. De verdediging stelde dat de schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, gezien de latere verkrachting van het slachtoffer. Het hof oordeelde echter dat de schade volledig kan worden toegerekend aan de verkrachting door de verdachte, en dat de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De op te leggen straf en maatregelen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de maatregel van vervangende jeugddetentie opgelegd voor het geval de verdachte niet aan het contactverbod voldoet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004804-16
datum uitspraak: 18 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13‑684268-16 (zaak A) en 13-659408-15 (zaak B), alsmede 13-684589-14 (TUL), 13-741312-14 (TUL) en 13‑860187‑13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Lelystad Jeugdinrichting Rentray te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2017 en 4 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, ook voor zover dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte betreft, heeft het hof niet tot andere inzichten gebracht dan de rechtbank, zodat het hof zich met het vonnis waarvan beroep verenigt en dit derhalve zal bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de hiernavolgende overwegingen.

Aanvulling op de bewijsvoering

Aan de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen voegt het hof toe:
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2015039495-6, opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant] [doorgenummerde pagina 61].
Deze kennisgeving houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Goednummer : PL1300-2015039495-4933304
Object : textiel (handdoek)
Sporen Identificatie Nummer (SIN) op SIN-sticker : AAGR1133NL

Oplegging van maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] voor de duur van 2 jaren zal worden opgelegd, met het bevel dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 mei 2017 is de verdachte eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten veroordeeld.
Net als de rechtbank legt het hof aan de verdachte als vrijheidsbeperkende maatregel een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] op. Dit betekent dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – actief contact mag opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer. Omdat het slachtoffer en de verdachte in dezelfde buurt wonen, is het mogelijk dat zij elkaar bij toeval treffen. De verdachte dient zich dan te onthouden van elk actief contact en dient ook dit toevallige contact zoveel als mogelijk is te vermijden.
Het hof zal bevelen dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar is. Daarbij neemt het hof naast de aard en ernst van de verkrachting alsmede de omstandigheden waaronder die heeft plaatsgevonden in aanmerking dat de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven, ook met geweldscomponenten, dat verdachte in de nabijheid van het slachtoffer woont en dat uit de aanvullende psychologische rapportage van 8 november 2016 blijkt dat als gevolg van onder meer de cognitieve beperkingen van de verdachte in samenhang met andere risicofactoren een verhoogde kans bestaat dat hij weer met justitie in aanraking komt. Het hof is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer]
Aanvullende overweging ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat, aangezien de benadeelde partij later nogmaals is verkracht, het nader onderzoek vergt vast te stellen in hoeverre deze tweede verkrachting heeft bijgedragen aan haar PTSS-klachten, zodat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Te dien aanzien overweegt het hof dat de gevorderde schade in zodanig verband staat met de verkrachting door de verdachte, dat die schade hem als een gevolg van die verkrachting volledig kan worden toegerekend. Het standpunt van de verdediging miskent dat wanneer de schade een gevolg kan zijn van twee verschillende gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en vaststaat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, ingevolge artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek de verplichting om de schade te vergoeden rust op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is. Noch in het dossier, noch in het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof enig aanknopingspunt voor de stelling dat de door de benadeelde partij beschreven – en met de onderhavige verkrachting in verband gebrachte - schade niet (in enige mate) een gevolg is van die verkrachting.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77w, 77wc, 77we, 77aa, 77gg, 181, 242 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
2 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – actief contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer]. Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt
1 (één) week, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.J.A. Duker , in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2017.
Mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.