ECLI:NL:GHAMS:2017:1921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-002996-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van poging tot woninginbraak na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor poging tot woninginbraak. De tenlastelegging betrof een incident op 19 januari 2016 te Almere, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd in te breken in een woning. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 februari 2017 heeft de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en verklaringen van verbalisanten. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren aan de poging tot woninginbraak. De herkenning van de verdachte op de camerabeelden was niet voldoende om zijn betrokkenheid bij het misdrijf vast te stellen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan de nieuwe aanklacht.

Uitspraak

parketnummer: 23-002996-16
datum uitspraak: 9 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684185-16 en 15-810061-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen genoemd vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning (gelegen aan perceel [adres 2]), geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval een goed geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), één of meer slot(en) van voornoemde woning heeft/hebben verbroken en/of opengebroken en/of geforceerd,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot vrijspraak van het ten laste gelegde.

Vordering van het openbaar ministerie

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 28 juli 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank Amsterdam zal bevestigen.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Allereerst kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is op de zogenoemde ‘
still’ van de camerabeelden waarop hij door diverse verbalisanten is herkend. Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan de gepleegde poging tot woninginbraak.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de door de verschillende verbalisanten gedane herkenningen op de
stillvan de camerabeelden met onderschrift ‘CAM 02 2016-01-19 15:58:18’.
Uit de bewijsmiddelen blijkt echter in de kern niets meer dan dat de verdachte op 19 januari 2016 omstreeks 15.58 uur aanwezig is geweest in het complex aan de [adres 2] in Almere. In dat complex heeft op een niet nader bekend geworden tijdstip op die dag de ten laste gelegde poging tot inbraak plaatsgevonden. Hieruit volgt echter niet dat kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die (al dan niet met één of meer anderen) het slot van de voordeur van de woning aan de [adres 2] heeft verbroken.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Haarlem van 28 mei 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 73 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 18 april 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Haarlem van 28 mei 2015, parketnummer 15-810061-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 73 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.H. Wesselink, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 maart 2017.
Mr. Wesselink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]