ECLI:NL:GHAMS:2017:1998

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
13/680008-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis in verband met artikel 67a, derde lid, Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1997 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zoetermeer, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2017, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2017 in overweging genomen, evenals de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn vermeld, aangezien de verdenking voornamelijk is gebaseerd op tapgesprekken. Voor het tweede feit in de vordering heeft het hof echter geoordeeld dat er een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv aanwezig is. Dit leidde tot de beslissing om de voorlopige hechtenis op te heffen.

De beschikking van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. De voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven met ingang van 4 mei 2017 om 12:00 uur. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/680008-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zoetermeer te Zoetermeer,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2017,voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach.

De beoordeling

Het hof is van oordeel dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de onder 1, 3 en 4 op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten, aangezien de verdenking, zoals deze uit het dossier naar voren komt, alleen gebaseerd is op tapgesprekken.
Ten aanzien van het onder 2 op de vordering inbewaringstelling vermelde feit is het hof van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich voordoet en zal het hof derhalve de voorlopige hechtenis opheffen.

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
HEFT OP de voorlopige hechtenis van de verdachte, met ingang van 4 mei 2017 om 12:00 uur.
Deze beschikking is gegeven op 3 mei 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer - Delescen, voorzitter,
mrs. S. Clement en C.M. Degenaar, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 3 mei 2017,
de advocaat-generaal