ECLI:NL:GHAMS:2017:1998
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- I.M.H. van Asperen de Boer - Delescen
- S. Clement
- C.M. Degenaar
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis in verband met artikel 67a, derde lid, Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1997 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zoetermeer, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2017, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2017 in overweging genomen, evenals de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn vermeld, aangezien de verdenking voornamelijk is gebaseerd op tapgesprekken. Voor het tweede feit in de vordering heeft het hof echter geoordeeld dat er een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv aanwezig is. Dit leidde tot de beslissing om de voorlopige hechtenis op te heffen.
De beschikking van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. De voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven met ingang van 4 mei 2017 om 12:00 uur. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.