ECLI:NL:GHAMS:2017:2102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
23-004331-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en oplichting van banken en bedrijven met valse hoedanigheid en witwassen van geld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting van banken en bedrijven. De verdachte werd beschuldigd van het aannemen van een valse hoedanigheid door gebruik te maken van gestolen bankpassen en het witwassen van de verkregen gelden. De zaak omvatte meerdere tenlasteleggingen, waaronder oplichting en witwassen, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten, waaronder het bewegen van slachtoffers tot afgifte van geldbedragen door middel van misleiding. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof legde hem een gevangenisstraf op van 450 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof overwoog dat de verdachte een leidende rol had in de organisatie en dat zijn handelen aanzienlijke schade had veroorzaakt voor de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004331-14
datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 27 oktober 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-740879-09 (A) en 15-740544-12 (B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 16, 18 en 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en de officier van justitie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak-A onder 1, 3 en 5 als eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd. Voorts is de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak-A onder 6 als tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
De officier van justitie
Door de officier van justitie is eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld. De schriftuur bevat geen grieven gericht tegen bovengenoemde vrijspraken, behoudens die ter zake van de gegeven beslissing tot vrijspraak ten aanzien van het in zaak-A onder feit 3 als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Voorts is door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het beroep zich richt tegen de gegeven beslissing tot vrijspraak van het in zaak-A onder feit 6 als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. Nu geen grieven zijn gericht tegen de in eerste aanleg ten aanzien van de in zaak-A onder 1 en 5 als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten gegeven beslissingen tot vrijspraak, de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft medegedeeld dat het beroep niet is gericht tegen die beslissingen van de rechtbank en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met enig onderzoek van die feiten zelf, zal de officier van justitie gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid Sv niet ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep ten aanzien van die feiten.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak-A:1:(zaaksdossier 1)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Zevenbergen en/of Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van: een of meer geldbedrag(en) (te weten in totaal 73.500,- euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een of meer mededader(s), althans (onbekend gebleven) perso(o)n(en) benaderd om de beschikking te verkrijgen over een bankpas met bijbehorende pincode (van die [slachtoffer 1] en/of van [slachtoffer 3] ), althans (feitelijk) de beschikking gekregen over de (gestolen) bankpas en/of de bijbehorende pincode van de ( [slachtoffer 2] ) bankrekening van die [slachtoffer 1] (met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ) en/of de (verduisterde) bankpas met bijbehorende pincode van de ( [slachtoffer 2] ) bankrekening van die [slachtoffer 3] (met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) en/of
  • (vervolgens) (daarmee) het feitelijke beheer over die bankrekening(en) (van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] ) gekregen en/of
  • (vervolgens) zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de bankpas en/of pincode en/of bankrekening van die [slachtoffer 1] door op die bankrekening (met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ) in te loggen met gebruikmaking van die bankpas en/of pincode via de betaalomgeving van het (bij die bankrekening van [slachtoffer 1] behorende) internetbankieren en/of
  • (vervolgens) (via dat internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van die ondernemers top deposito rekening van [slachtoffer 1] (met rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die ondernemers top deposito rekening naar de bankrekening van [slachtoffer 1] ( [rekeningnummer 1] ) en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van [slachtoffer 1] (met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die bankrekening van [slachtoffer 1] naar de bankrekening van die [slachtoffer 3] (met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) (voor een bedrag van in totaal 73.500,- euro),
waardoor die [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 2] bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2008 tot en met 18 december 2008 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (te weten onder andere [medeverdachte 1] ), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 70.000,- euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten onder andere uit oplichting);
2:(zaaksdossier 2)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 10 januari 2009 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] e/o [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van: een bankpas en/of (bijbehorende) pincode en/of een of meer geldbedrag(en) (te weten in totaal 16.703,95 euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een van die mededader(s) (te weten [medeverdachte 1] ) benaderd om een bedrijf (te weten [bedrijf 1] ) op zijn naam te zetten en/of
  • zich (vervolgens) bij de Kamer van Koophandel voorgedaan als zijnde (een) perso(o)n(en) die een bedrijf ( [bedrijf 1] ) wilde(n) gaan starten en/of
  • (vervolgens) een (zakelijke) bankrekening geopend op naam van dat bedrijf ( [bedrijf 1] ) (met rekeningnummer [rekeningnummer 4] ) en/of
  • (daadwerkelijk) de bankpas op naam van dat bedrijf ( [bedrijf 1] ) met bijbehorende pincode afgegeven aan hem, verdachte, en/of aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • die bankpas (van [bedrijf 1] ) en/of bijbehorende pincode in ontvangst genomen en/of doorgegeven aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • (vervolgens) (feitelijk) het beheer over die bankrekening (van [bedrijf 1] ) (met rekeningnummer [rekeningnummer 4] ) gekregen en/of
  • een of meer mededader(s), althans (onbekend gebleven) perso(o)n(en) benaderd om de beschikking te verkrijgen over een bankpas met bijbehorende pincode (van die [slachtoffer 4] ), althans (feitelijk) de beschikking gekregen over de (gestolen) bankpas en/of de bijbehorende pincode van de ( [slachtoffer 2] bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) van die [slachtoffer 4] en/of
  • (vervolgens) (daarmee) het feitelijke beheer over die bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) gekregen en/of
  • (vervolgens) zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de bankpas en/of de bijbehorende pincode en/of bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door op die bankrekening in te loggen met gebruikmaking van die bankpas en/of de bijbehorende pincode via de betaalomgeving van het (bij die bankrekening) behorende internetbankieren en/of
  • (vervolgens) (via dat internetbankieren) zich voorgedaan als de rechthebbende van de (internet)spaarrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 6] ) en/of een (andere) bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 7] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die (internet)spaarrekening van die [slachtoffer 4] en/of van die (andere) bankrekening van die [slachtoffer 4] naar de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als de rechthebbende van de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die bankrekening van die [slachtoffer 4] naar de bankrekening van [bedrijf 1] (met rekeningnummer [rekeningnummer 4] ) (voor een bedrag van in totaal 12.800 euro) en/of
  • zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de bankpas en/of de bijbehorende pincode en/of de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door een of meer bedrag(en) (contant) op te nemen/te pinnen vanaf die bankrekening van die [slachtoffer 4] (bij een of meer pinautoma(a)t(en)) en/of
  • zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de bankpas en/of de bijbehorende pincode en/of bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door een horloge (merk Breitling) aan te kopen (bij Gassan Plaza Schiphol) door middel van een pinbetaling vanaf die bankrekening van die [slachtoffer 4] ,
waardoor die [slachtoffer 4] en/of de [slachtoffer 2] bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op of omstreeks 12 januari 2009 te Alkmaar en/of Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 12.800,- euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten onder andere uit oplichting);
3:(zaaksdossier 3)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 14 januari 2009 te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van: een (extra) wereldpas (op naam van die [slachtoffer 5] ) en/of (bijbehorende) pincode en/of een of meer geldbedrag(en) (te weten in totaal 106.500,- euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een van de mededader(s) (te weten [katvanger 11] ) benaderd om een bedrijf (te weten [bedrijf 2] ) op zijn naam te zetten en/of
  • (vervolgens) aan die [katvanger 11] gevraagd een bankrekening op naam van [bedrijf 2] te openen (bij de [slachtoffer 2] bank) en/of
  • (vervolgens) (daadwerkelijk) een (zakelijke) bankrekening op naam van [bedrijf 2] geopend (bij de [slachtoffer 2] bank) (met rekeningnummer [rekeningnummer 8] ) en/of
  • (vervolgens) de bankpas met bijbehorende pincode van die bankrekening (van [bedrijf 2] ) afgegeven aan hem, verdachte, en/of een van de (andere) mededader(s) en/of
  • die bankpas en/of bijbehorende pincode in ontvangst genomen en/of doorgegeven aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • (vervolgens) het feitelijke beheer gekregen over die bankrekening van [bedrijf 2] (met rekeningnummer [rekeningnummer 8] ) en/of
  • een extra (wereld) bankpas aangevraagd voor de bankrekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 9] ) met gebruikmaking van een of meer (valse) handtekening(en) die moest(en) doorgaan voor de handtekening van die [slachtoffer 5] en/of
  • een of meer mededader(s), althans (onbekend gebleven) perso(o)n(en) benaderd om feitelijk de beschikking te verkrijgen over die/een (wereld) bankpas met bijbehorende pincode (van die [slachtoffer 5] ), althans (feitelijk) de beschikking gekregen over een (door valsheid in geschrifte verkregen) (wereld) bankpas met bijbehorende pincode van de bankrekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 9] ) en/of
  • (vervolgens) (daarmee) het feitelijke beheer over die [slachtoffer 2] bankrekening van die [slachtoffer 5] gekregen en/of
  • het bankrekeningnummer en/of de bankpas van de bankrekening van [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 8] ) doorgegeven aan een van de mededader(s) (die in het bezit was/waren van de bankpas met bijbehorende pincode van de bankrekening van die [slachtoffer 5] ) en/of
  • (vervolgens) zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van die bankpas en/of die pincode en/of die bankrekening van die [slachtoffer 5] (door op de bankrekening in te loggen met gebruikmaking van die (wereld) bankpas en/of pincode via de betaalomgeving van het (bij die bankrekening behorende) internetbankieren en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de internet spaarrekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 10] ) en/of de privé limiet plus rekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 11] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die internet spaarrekening van die [slachtoffer 5] en die privé limiet plus rekening van die [slachtoffer 5] naar de bankrekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 9] ) en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van die [slachtoffer 5] (met rekeningnummer [rekeningnummer 9] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die bankrekening van die [slachtoffer 5] naar de bankrekening van [bedrijf 2] (met rekeningnummer [rekeningnummer 8] ) (voor een bedrag van in totaal 106.500,- euro),
waardoor die [slachtoffer 5] en/of de [slachtoffer 2] bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari 2009 tot en met 4 maart 2009 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 101.439,50 euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten onder andere uit oplichting);
4:(zaaksdossier 4)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 april 2009 te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van: een (extra) (wereld)bankpas (op naam van die [slachtoffer 6] ) en/of (bijbehorende) pincode en/of een of meer geldbedrag(en) (te weten in totaal 158.500,- euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een van de mededader(s) (te weten [medeverdachte 3] ) benaderd om een bedrijf (te weten [bedrijf 3] ) op naam te zetten, althans een bedrijf (te weten [bedrijf 3] ) te starten/aan te melden bij de Kamer van Koophandel en/of een (zakelijke)bankrekening voor dat/een bedrijf te openen en/of
  • een of meer (andere) mededader(s) (te weten [medeverdachte 4] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 12] ) en/of [medeverdachte 3] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 13] en zakelijk rekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 3] ) en/of [katvanger 13] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 15] ) en/of [katvanger 14] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 16] ) en/of [katvanger 4] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 17] ) en/of [katvanger 3] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 18] )) benaderd om zijn/hun (privé en/of zakelijke) bankrekeningnummer(s) ter beschikking te stellen, teneinde het feitelijke beheer over die bankrekening(en) te verkrijgen en/of
  • (daadwerkelijk) een of meer (privé en/of zakelijke) bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) behorende bij die bankrekening(en) afgegeven aan hem, verdachte en/of aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • (daadwerkelijk) een of meer (privé en/of zakelijke) bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) behorende bij die bankrekening(en) (van een of meer mededader(s)) in ontvangst genomen en/of doorgegeven aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • een (extra) (wereld) bankpas aangevraagd voor de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) met gebruikmaking van (een) (valse) handtekening(en) die moest(en) doorgaan voor de handtekening van die [slachtoffer 6] en/of
  • (vervolgens) voor de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) en/of de bonus speciaal spaarrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 20] ) internetbankieren aangevraagd met gebruikmaking van (een) (valse) handtekening(en) die moest(en) doorgaan voor de handtekening van die [slachtoffer 6] en/of
  • (vervolgens) die (door valsheid in geschrifte verkregen) (extra) (wereld)bankpas met bijbehorende pincode van die bankrekening (van [slachtoffer 6] ) afgegeven aan verdachte en/of een van de (andere) mededader(s) en/of
  • (vervolgens) (daarmee) het feitelijke beheer gekregen over die ( [slachtoffer 2] ) bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) (met internetbankieren) en/of
  • (vervolgens) zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van die (wereld)bankpas en/of die pincode en/of die bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) door op die bankrekening in te loggen met gebruikmaking van die (wereld) bankpas en/of pincode via de betaalomgeving van het (bij die bankrekening door valsheid in geschrifte aangevraagde) internetbankieren en/of
  • (vervolgens) (via dat internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bonus speciaal spaarrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 20] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die bonus speciaal spaarrekening van die [slachtoffer 6] naar de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) en/of
  • (vervolgens) (via dat internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die bankrekening van die [slachtoffer 6] naar die/een of meer bankrekening(en) van een of meer mededader(s) (te weten die [medeverdachte 4] en/of die [katvanger 13] en/of die [katvanger 14] en/of die [katvanger 4] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [katvanger 3] ), althans naar bankrekening(en) van (een) andere perso(o)n(en) dan die [slachtoffer 6] , (voor een bedrag van in totaal 158.500,- euro) en/of
  • zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de (extra) (door valsheid in geschrifte aangevraagde) (wereld)bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van die [slachtoffer 6] door met gebruikmaking van die (wereld)bankpas en/of pincode een of meer bedrag(en) (contant) op te nemen/te pinnen vanaf de betaalrekening van die [slachtoffer 6] (voor een bedrag van in totaal 500,- euro) (bij een of meer pinautoma(a)t(en)),
waardoor die [slachtoffer 6] en/of de [slachtoffer 2] bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 april 2009 tot en met 29 mei 2009 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal 154.031,77 euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten onder andere uit oplichting);
5:(zaaksdossier 5)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2008 te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van: een of meer geldbedrag(en) (te weten in totaal 177.283,- euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • een of meer mededader(s) (te weten onder andere [medeverdachte 9] ) benaderd om een of meer perso(o)n(en) te regelen die zijn/hun bankrekening(en) en/of bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) wilde(n) afstaan aan die [medeverdachte 9] en/of aan hem, verdachte en/of aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • een of meer (andere) mededader(s) (te weten [katvanger 8] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 21] ) en/of [katvanger 9] (privé rekeningnummer [rekeningnummer 22] ) en/of [katvanger 10] (zakelijk rekeningnummer [rekeningnummer 23] op naam van [bedrijf 4] ) benaderd om zijn/hun (privé en/of zakelijke) bankrekeningnummer(s) ter beschikking te stellen, teneinde het feitelijke beheer over die bankrekening(en) te verkrijgen en/of
  • (daadwerkelijk) een of meer (privé en/of zakelijke) bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) behorende bij die bankrekening(en) afgegeven aan hem, verdachte, en/of aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • (daadwerkelijk) een of meer (privé en/of zakelijke) bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) behorende bij die bankrekening(en) in ontvangst genomen en/of doorgegeven aan hem, verdachte, en/of aan een of meer (andere) mededader(s) en/of
  • een of meer mededader(s), althans (onbekend gebleven) perso(o)n(en) benaderd om de beschikking te verkrijgen over inlogcodes van een “ [internetbankieren] ” omgeving en/of een of meer lijsten met daarbij behorende tancodes (van [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ), althans (feitelijk) de beschikking gekregen over de (gestolen) inlogcodes van de “ [internetbankieren] ” omgeving en/of (gestolen) lijsten met bijbehorende tancodes van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
  • (vervolgens) (daarmee) het feitelijke beheer gekregen over die ( [slachtoffer 9] ) bankrekening(en) van [slachtoffer 7] (met rekeningnummer [rekeningnummer 24] ) en/of [slachtoffer 8] (met rekeningnummer [rekeningnummer 25] ) en/of
  • (vervolgens) zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van die inlogcodes voor de “ [internetbankieren] ” omgeving en/of die tancodes en/of die bankrekening(en) van die [slachtoffer 7] (met rekeningnummer [rekeningnummer 24] ) en/of die [slachtoffer 8] (met rekeningnummer [rekeningnummer 25] ), door op die bankrekening(en) in te loggen met gebruikmaking van die inlogcodes en/of tancodes via de betaalomgeving (“ [internetbankieren] ”) van het bij die bankrekening(en) behorende internetbankieren en/of
  • (vervolgens) (via dat internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van [slachtoffer 7] ( [rekeningnummer 24] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van de (bij die bankrekening behorende) plusrekening (op naam van die [slachtoffer 7] ) en/of de rentemeerrekening (op naam van die [slachtoffer 7] ) naar de betaalrekening van die [slachtoffer 7] (met rekeningnummer [rekeningnummer 24] ) en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de betaalrekening van die [slachtoffer 7] (met rekeningnummer [rekeningnummer 24] ) door een of meer overboekingsopdracht(en) te geven van die betaalrekening van [slachtoffer 7] naar die/een of meer bankrekening(en) van een of meer mededader(s) (te weten [katvanger 8] en/of [katvanger 9] en/of [katvanger 10] / [bedrijf 4] ), althans naar bankrekening(en) van (een) andere perso(o)n(en) dan die [slachtoffer 7] , (voor een bedrag van in totaal 169.200,- euro) en/of
  • (vervolgens) (via internetbankieren) zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van [slachtoffer 8] (met rekeningnummer [rekeningnummer 25] ) door een overboekingsopdracht te geven van de betaal(bank)rekening (van die [slachtoffer 8] ) naar een bankrekening van een mededader (te weten [katvanger 10] / [bedrijf 4] ), althans naar een bankrekening van een andere persoon dan die [slachtoffer 8] , (voor een bedrag van in totaal 8083,- euro),
waardoor die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of de [slachtoffer 9] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 december 2008 tot en met 31 december 2008 te Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (in totaal 74.583,- euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten onder andere uit oplichting);
6:
(zaaksdossier 6)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2009 tot en met 11 december 2009 te Purmerend en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van: 134 laptops (met een waarde van 94.956,05 euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
  • in een of meer e-mailbericht(en) gericht aan [slachtoffer 11] zich voorgedaan als [naam 1] van [bedrijf 5] en/of
  • (vervolgens) in een of meer e-mailbericht(en) (uit naam van die [naam 1] ) aan die [slachtoffer 11] aangegeven 100 laptop(s) te willen kopen en/of
  • (vervolgens) (op verzoek van [slachtoffer 11] ) een e-mailbericht gestuurd met in een bijlage jaarcijfers 2008 en een kolommenbalans tot en met Q3 2009 die moest(en) doorgaan voor de jaarcijfers en de kolommenbalans van [bedrijf 5] en/of
  • (vervolgens) (telefonisch en via e-mailbericht(en)) met die [slachtoffer 11] afgesproken dat 35 laptop(s) (ter waarde van 28.143,50 euro) (binnen de betaaltermijn) betaald zouden worden en/of
  • (vervolgens) die (35) laptop(s) in ontvangst genomen (bij een depot van [bedrijf 6] ) en/of
  • (vervolgens) in een of meer e-mailberichten (aan die [slachtoffer 11] ) aangegeven (uit naam van die [naam 1] ) (de andere) 65 laptop(s) te willen bestellen en/of daarbij nog een (nieuwe) bestelling van 34 laptops te willen doen en/of
  • (vervolgens) met [slachtoffer 11] via e-mailbericht(en) afgesproken dat die 65 laptop(s) (ter waarde van 66.812,55 euro) vooruitbetaald zou(den) worden en/of
  • (vervolgens) (om aan te tonen aan die [slachtoffer 11] dat die vooruitbetaling was verricht) een e-mailbericht (uit naam van die [naam 1] ) gestuurd aan [slachtoffer 11] met daarin een schermafdruk van een (transactie)overzicht van een [bank 1] rekening ten name van [bedrijf 5] waarop een betaalopdracht (voor een bedrag van 66.812,55 euro) te zien was naar de bankrekening van [slachtoffer 11] , terwijl in werkelijkheid die betaling niet was verricht en/of
  • (vervolgens) de levering van die 65 laptop(s) en/of die (nieuwe bestelling van) 34 laptop(s) via een e-mailbericht (uit naam van die [naam 1] ) gevraagd aan die [slachtoffer 11] en/of
  • (vervolgens) die 99 laptop(s) in ontvangst genomen (bij een depot van [bedrijf 6] ),
waardoor die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 18 december 2009 te Alkmaar en/of Beverwijk en/of Amsterdam en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten 134 laptop(s) (met een waarde van 94.956,05 euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten uit onder andere oplichting);
7:(zaaksdossier 7)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 14 december 2009 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (waaronder onder andere [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] ), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (in totaal een bedrag van 165.140,- euro en/of een bedrag van 68.884,61 euro)
  • de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had en/of
  • heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten uit oplichting en/of handel in verdovende middelen en/of valsheid in geschrifte);
8:
(zaaksdossier 8)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 26 januari 2010 op diverse plaats(en) in Nederland (te weten onder meer: Purmerend en/of Alkmaar en/of Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer), als (een van de) leider(s) heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten met onder andere:
  • [medeverdachte 15] en/of
  • [medeverdachte 12] en/of
  • [medeverdachte 11] en/of
  • [medeverdachte 9] en/of
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 10] en/of
  • [medeverdachte 8] en/of
  • [medeverdachte 13] en/of
  • [medeverdachte 6] en/of
  • [medeverdachte 5] en/of
  • [medeverdachte 4] en/of
  • [medeverdachte 2] en/of
  • [medeverdachte 3] en/of
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
  • meermalen, althans eenmaal (telkens) plegen van oplichting, zoals omschreven in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (telkens) witwassen van gelden en/of goederen die door middel van ((een van) bovengenoemde misdrijven, althans enig misdrijf zijn verkregen), zoals omschreven in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
Zaak-B:
(Yen)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2010 tot en met 27 september 2010 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 14] , althans alleen, als bestuurder(s) of commissaris(sen) van een rechtspersoon, genaamd [bedrijf 7] , welke B.V. bij vonnis van de Rechtbank Haarlem op 25 mei 2010 in staat van faillissement is verklaard, en/of tezamen en in vereniging met een of meer (andere) mededader(s)(onder andere [medeverdachte 7] ) (telkens) ter bedriegelijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf 7] ,
(sub1)
(telkens) een of meer goederen heeft onttrokken aan de boedel, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • een of meer geldbedragen (in totaal een bedrag van 25.350,85 euro) van de bankrekening van [bedrijf 7] (met rekeningnummer 3880990) overgeboekt/over laten boeken naar de bankrekening van zijn, verdachtes, mededader [medeverdachte 7] (met rekeningnummer [rekeningnummer 26] ) onder het kenmerk “parkeren” en/of
  • de (rest)voorraad kleding van [bedrijf 7] (onder de werkelijke waarde) verkocht aan een onbekend gebleven persoon en/of
  • de (winkel)inventaris van [bedrijf 7] verkocht (met onbekende opbrengst), althans overgedragen aan een onbekend gebleven persoon en/of
  • (vervolgens) de (geldelijke) opbrengst uit de/die verkoop van de (rest)voorraad en/of de inventaris niet gestort op de bankrekening van [bedrijf 7] en/of
  • kasgeld dat toebehoorde aan [bedrijf 7] niet gestort op de bankrekening van [bedrijf 7] en/of kasgeld dat toebehoorde aan [bedrijf 7] niet aan de curator in het faillissement van [bedrijf 7] overhandigd
en/of
(sub4)
(telkens) niet heeft voldaan aan de op hem/hen rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) de administratie van [bedrijf 7] niet en/of niet geheel overhandigd aan de curator in het faillissement van [bedrijf 7]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Geldigheid dagvaarding

De raadsman heeft bepleit dat de tenlastelegging ten aanzien van het in zaak-B
sub 4tenlastegelegde (partieel) nietig moet worden verklaard, nu deze onbegrijpelijk is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de tekst zoals die is geredigeerd behelst dat aan de verdachte wordt verweten dat hij niet heeft voldaan aan de plicht een deugdelijke administratie te voeren door die administratie niet te overhandigen aan de curator, welke feitelijk tenlastegelegde handeling niet de delictsomschrijving dekt.
Het hof overweegt dat de raadsman miskent dat de tenlastelegging tevens inhoudt het verwijt dat de verdachte niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting tot het tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, hetgeen niet tegenstrijdig is aan de
sub 4tenlastegelegde feitelijke handeling. In die zin is van onbegrijpelijkheid of innerlijke tegenstrijdigheid geen sprake. Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Vrijspraak zaak-A, feit 3 eerste cumulatief/alternatief (oplichting)

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de in zaak-A onder feit 3 als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde oplichting, omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij de overboeking van de bankrekening van [slachtoffer 5] naar de bankrekening van
[bedrijf 2]. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook in hoger beroep conform dit oordeel van de rechtbank moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van dit tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld, aangezien – zakelijk weergegeven – het niet anders kan dan dat de verdachte ook bij de eerste overboeking betrokken is geweest, nu hij heeft verklaard dat ‘ [naam 2] ’ bij hem op het kantoor aan de [adres 2] (hierna: het kantoor aan de [adres 2] ) deze eerste overboeking verrichtte en dat hij en ‘ [medeverdachte 12] ’ (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 12] ) vanaf dat moment verantwoordelijk waren voor het geld. Nu de verdachte aldus verantwoordelijk kan worden gehouden voor de tweede overboeking, van
[bedrijf 2]naar
[bedrijf 8], die plaatsvond vlak na de eerste overboeking en vanaf hetzelfde mobiele IP-adres, moet de verdachte als medepleger van de oplichting van [slachtoffer 2] worden aangemerkt, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] , zoals ten laste is gelegd. Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte pas handelingen met het weggesluisde geld heeft verricht, nadat [slachtoffer 2] dit geld had afgegeven en de oplichting van deze bank derhalve reeds was voltooid. De overboeking van het geldbedrag van de bankrekening van [slachtoffer 5] naar de bankrekening van
[bedrijf 2]op naam van (katvanger) [katvanger 11] is verricht via internetbankieren, vanaf een mobiel IP-adres dat niet in verband kan worden gebracht met de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat ‘ [naam 2] ’ deze overboeking heeft verricht vanaf zijn eigen laptop, met gebruikmaking van een mobiel IP-adres, waarbij hij niet was betrokken. Nu zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die deze verklaring weerleggen en evenmin blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ‘ [naam 2] ’ en de verdachte met betrekking tot de tenlastegelegde overboekingen van de rekeningen van [slachtoffer 5] , kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte in zaak-A onder 3 (eerste cumulatief/alternatief ) als oplichting is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak zaak-A, feit 7

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode handelde in mobiele telefoons en dat de daarmee gepaard gaande betalingen doorgaans contant plaatsvonden. De verdachte heeft verklaard dat de tenlastegelegde geldbedragen de omzet betreffen van twee weken handel in telefoons en dat hij die bedragen contant stortte op de bankrekening van [medeverdachte 13] om het zo snel mogelijk door te kunnen boeken naar de bankrekening van [bedrijf 9] , vanaf welke rekening vervolgens betalingen werden gedaan aan leveranciers in het buitenland. Nu de verdachte aldus een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen kan niet worden bewezen dat het niet anders kan zijn dan dat die geldbedragen een criminele herkomst hebben en moet de verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld, aangezien de door de verdachte gegeven verklaring voor de herkomst van de geldbedragen niet verifieerbaar is en voorts hoogst onwaarschijnlijk, mede gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat er van deals met de omvang van de tenlastegelegde geldbedragen nog geen sprake was ten tijde van de stortingen. Daarbij speelt ook nog een rol dat de verdachte op geen enkele wijze heeft getracht nader aan te tonen dat de gelden afkomstig zijn geweest uit de verkoop van telefoontoestellen, terwijl hij uit het vonnis heeft kunnen begrijpen dat dat van hem werd verlangd. Dit leidt ertoe dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat de verdachte dat ook wist, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid, die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
De verdachte heeft in een periode van ongeveer twee weken de tenlastegelegde geldbedragen, in totaal respectievelijk € 165.140 ,- en € 68.884,61 contant gestort op de bankrekening van [medeverdachte 13] en vervolgens doorgeboekt naar de rekening van [bedrijf 9] BV, welke bankrekening gebruikt werd door [bedrijf 5] .
Gelet op het feit dat reeds het contant voorhanden hebben van dergelijke bedragen bevreemding wekt, voorts dergelijke bedragen niet uit het legale inkomen van de verdachte kunnen worden verklaard en in het bijzonder nu sprake is van storting op de bankrekening van een bekende van de verdachte, die tevens bij andere strafbare feiten in dit dossier was betrokken, is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft echter ter terechtzitting in eerste aanleg een duidelijke en verifieerbare verklaring afgelegd ten aanzien van een alternatieve herkomst van de geldbedragen en deze verklaring in hoger beroep herhaald, zoals hierboven als het standpunt van de verdediging weergegeven. Deze verklaring vindt bevestiging in het dossier, nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting lijkt te moeten worden afgeleid dat de verdachte – ook in de tenlastegelegde periode – handelde in mobiele telefoons. Het dossier bevat facturen waaruit blijkt dat er door [bedrijf 5] – het bedrijf waarbij ook de verdachte betrokken was – partijen telefoons van aanzienlijke omvang zijn verkocht aan bijvoorbeeld de bedrijven
[bedrijf 10]en
[bedrijf 11]. De personen achter deze bedrijven zijn gehoord als getuige en hebben bevestigd dat zij zaken hebben gedaan met [bedrijf 5] en dat zij hun betalingen deels contant en deels per bankovermaking voldeden (uit het dossier blijkt ook dat de overboekingen daadwerkelijk zijn gedaan). Desgevraagd heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het nog maar de vraag is of deze facturen wel echt zijn en dat de verdachte onvoldoende heeft aangetoond dat er daadwerkelijk leveringen van telefoons aan deze bedrijven zijn gedaan. Het dossier houdt echter niets in op grond waarvan aan de juistheid van die facturen moet worden getwijfeld.
Het hof oordeelt dat uit de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband kan worden afgeleid tussen de tenlastegelegde geldbedragen en een bepaald misdrijf. De verklaring van de verdachte dat dit geld afkomstig is van de handel in telefoons vindt steun in voornoemde facturen, bankafschriften en getuigenverklaringen. Voorts ziet het hof steun voor deze verklaring in het feit dat in dezelfde periode geldbedragen van nog iets grotere omvang dan de tenlastegelegde bedragen vanaf de rekening van [bedrijf 9] werden overgeboekt naar een Tsjechisch telefoonbedrijf ( [bedrijf 12] ), naar welk bedrijf geen nader onderzoek is ingesteld. Gelet op dit alles had het openbaar ministerie uitgebreider onderzoek kunnen en moeten doen naar feiten en omstandigheden die de legale herkomst van de geldbedragen in de tenlastelegging met een voldoende mate van zekerheid zouden kunnen uitsluiten. Voornoemde verklaring van de verdachte is immers naar het oordeel van het hof gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet op voorhand volstrekt onaannemelijk. Nu dergelijk onderzoek achterwege is gebleven, zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen in de tenlastelegging onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het in zaak-A onder 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak zaak-B (Yen)

Sub 1
Anders dan de advocaat-generaal en (kennelijk) ook de raadsman is het hof van oordeel dat het dossier – en meer in het bijzonder de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg – geen bewijs biedt voor de stelling dat de verdachte opdracht heeft gegeven voor de overboekingen op 4 februari 2010 en 29 maart 2010 vanaf de rekening van
[bedrijf 7](hierna: [bedrijf 7] ) naar de bankrekening van de broer van de verdachte, [medeverdachte 7] . De verdachte zelf heeft verklaard dat hij ten tijde van deze overboekingen in alle beperkingen in voorlopige hechtenis verbleef en dat hij de opdracht voor deze overboekingen niet heeft gegeven.
Naar het oordeel van het hof is weliswaar vast komen te staan dat de verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis in de beperkingen een telefoongesprek met familieleden heeft gevoerd, maar het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte daadwerkelijk tijdens dit telefoongesprek opdracht heeft gegeven tot de bewuste overboekingen dan wel deze anderszins heeft “geregeld”.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte, bij gebrek aan bewijs, van het onder
sub 1tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Sub 4
Artikel 343 Sr luidde in de tenlastegelegde periode, voor zover van belang, als volgt:
De bestuurder of commissaris van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon:
[…]
4° niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte bestuurder was van [bedrijf 7] tot 29 april 2010. [bedrijf 7] is failliet verklaard op 25 mei 2010. Per gelijke datum is een curator benoemd.
Het hof overweegt dat de verdachte ten tijde van het uitspreken van het faillissement geen bestuurder of commissaris meer was van [bedrijf 7] . De feitelijke plicht tot het overhandigen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers aan de curator in het faillissement, zoals tenlastegelegd, rustte toen derhalve niet (meer) op hem.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg als ook in hoger beroep verklaard dat hij, toen hij aftrad als bestuurder van [bedrijf 7] , de administratie van [bedrijf 7] aan [medeverdachte 14] heeft overgedragen. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 14] uiteindelijk na diverse verzoeken van de curator stukken met betrekking tot de administratie aan de curator heeft overhandigd.
Het hof is evenwel van oordeel dat het dossier onvoldoende steun biedt voor de vaststelling dat sprake is geweest van een – voor medeplegen vereiste – voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 14] . Niet is gebleken van een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de verweten gedraging, te weten het niet overhandigen van de administratie van [bedrijf 7] aan de curator in het faillissement. Voor zover de overdracht van administratieve stukken door de verdachte aan [medeverdachte 14] ten tijde van de bestuurswisseling in april 2010 zou moeten worden aangemerkt als een blijk van nauwe en bewuste samenwerking, is deze gedraging van de verdachte naar het oordeel van het hof daartoe van onvoldoende gewicht.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het
sub 4tenlastegelegde.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs


Zaak-A feiten 2 en 4, telkens eerste cumulatief/alternatief (oplichting)
Oplichting – valse hoedanigheid, afgifte en ‘bewegen tot’
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 2 en 4 in zaak-A, (het hof begrijpt: voor zover het de daaronder als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde oplichting betreft). Subsidiair heeft zij verzocht de verdachte te ontslaan van rechtsvervolging, omdat die feiten niet als oplichting te kwalificeren zijn. Zij heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat (kort gezegd) het bemachtigen van geld door het overboeken daarvan met gebruikmaking van een gestolen pas en pincode niet kan worden gekwalificeerd als oplichting. Het gebruik maken van andermans pas in een volledig geautomatiseerd proces als het elektronisch overboeken van geld brengt niet met zich mee dat bij een bank een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, omdat voornoemd proces is ontdaan van iedere vorm van subjectieve beleving. Daarom kan niet gesproken worden van een valse hoedanigheid en – zo begrijpt het hof – is dat bestanddeel niet bewijsbaar. Om dezelfde reden is niet bewijsbaar dat de bank is ‘bewogen’ tot afgifte, omdat in zo’n elektronisch proces geen sprake is van beïnvloeding van het gemoed van het slachtoffer (in casu: de bank), terwijl een zodanige beïnvloeding een constitutief vereiste is voor dit delict.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik maken van de bankpas en pincode van een ander en daarmee, als ware de gebruiker van die pas en code die ander, opdracht geven aan de bank ten aanzien van de bankrekening van die ander, is te duiden als het aannemen van een valse hoedanigheid. Door het gebruik van die pas en pincode in die valse hoedanigheid wordt de bank bewogen tot afgifte van geld, vanuit de veronderstelling dat zij een opdracht heeft gekregen van de eigenaar van het geld. Dat levert oplichting op.
Oordeel van het hof
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het gebruik maken van een bankpas en de pincode van een ander oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten die van die ander, zijnde de rechthebbende op de bankrekening. Voorts oordeelt het hof dat de bank door het geven van een overboekingsopdracht met gebruik van die pas en code wordt bewogen tot afgifte van geld en dat van afgifte sprake is zodra het betreffende bedrag wordt gestort op een andere rekening dan die waarop dat geld voor die afgifte stond. Daarbij is niet van belang op wiens naam die (andere) rekening staat, noch of die andere rekening een rekening van dezelfde bank is.
Het hof deelt niet de opvatting van de verdediging dat in een volledig geautomatiseerd proces, bij gebreke van een subjectieve beleving, geen onjuiste voorstelling van zaken met betrekking tot de ‘persoon’ kan ontstaan en dat in een dergelijk proces evenmin ‘bewogen’ kan worden, omdat daarvan slechts sprake kan zijn wanneer de oplichtingshandelingen een verandering van gemoed bij het slachtoffer teweeg brengen. Het hof overweegt hieromtrent dat ook rechtspersonen ‘bewogen’ kunnen worden en dat binnen een rechtspersoon zoals een bank, waarbij betalingsopdrachten veelal op geautomatiseerde wijze tot stand komen, de ‘geldafgevende instantie’ wordt gebracht tot afgifte van geld door iemand die zich bij die instantie vervoegt, zich legitimeert als rechthebbende op afgifte van geld en daadwerkelijk om afgifte verzoekt. Of die ‘geldafgevende instantie’ nu een natuurlijke persoon is zoals een lokettist die handelt volgens de instructies van de bank, of een automaat die geld afgeeft volgens de programmering waarin die instructies zijn vervat dan wel een overboekingssysteem dat volgens diezelfde instructies is geprogrammeerd, is dan niet meer relevant; zij maken in hun functioneren alle deel uit van de rechtspersoon die door de valse identificatie ‘bewogen’ wordt.
Het hof overweegt tot slot dat de mogelijkheid dat de tenlastegelegde gedragingen ook een of meer andere strafbare feiten zouden kunnen opleveren, niet afdoet aan het voorgaande. Het hof is dan ook van oordeel dat de bewezen geachte gedragingen als oplichting kunnen worden gekwalificeerd.

Zaak-A, feiten 1, 2, 3, 4 en 5, telkens tweede cumulatief/alternatief (witwassen)
Witwassen
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van witwassen, zoals telkens cumulatief/alternatief tenlastegelegd onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte wist van de criminele herkomst van de geldbedragen. Voorts is naar voren gebracht dat er bij het wegsluizen van het geld geen verhullingshandelingen zijn verricht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van witwassen zoals telkens cumulatief/alternatief tenlastegelegd onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, waarbij niet alleen het verwerven en voorhanden hebben bewezen kan worden verklaard, maar ook het omzetten en overdragen. De verdachte heeft telkens geld op een rekening van een katvanger gestort of laten storten, waarna dat geld in ijltempo middels internetbankieren soms meerdere malen en soms met een misleidende tekst bij de overboeking, werd door geboekt naar de rekeningen van (onder meer) bedrijven, waarna het contant werd opgenomen. Op deze manier was een mistgordijn opgeworpen rond het geld. Door de bedragen in kleinere porties te verdelen worden betalingen normaler en vallen deze minder op, omdat bedrijven voor hun diensten betaald moeten worden. Deze handelingen zijn er dus op gericht geweest het geld te doen ‘verdwijnen’ en betreffen aldus verhullingshandelingen. Ook is er sprake van omzetten, nu het geld niet is teruggevonden en derhalve moet zijn uitgegeven in het economisch verkeer.
Daarnaast had de verdachte wetenschap van de criminele herkomst van de geldbedragen, blijkens onder meer zijn eigen verklaringen.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, telkens tweede cumulatief/alternatief
Wetenschap criminele herkomst
Voor de vraag of de verdachte kan worden verweten dat hij is betrokken bij het witwassen van de geldbedragen genoemd in de onderhavige feiten, is relevant of de verdachte wist dat deze geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf en op welk tijdstip hij dat wist.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Algemeen en t.a.v. feit 1
De verdachte werd op 14 december 2008 gebeld door de medeverdachte [medeverdachte 2] , die hem vertelde dat hij, [medeverdachte 2] , de verdachte met spoed wilde spreken. Ze maakten een afspraak. [medeverdachte 2] kwam vergezeld van twee anderen waarvan één persoon werd voorgesteld als ‘ [naam 2] ’, en zei tegen de verdachte dat ze wat konden verdienen. ‘ [naam 2] ’ vertelde de verdachte vervolgens dat hij geld op een rekening had staan en dat de verdachte 50% van dat geld kon krijgen, als de verdachte dit geld zou kunnen storten naar verschillende rekeningen of zou kunnen cashen. Het ging om een bedrag van € 70.000 ,-. ‘ [naam 2] ’ vertelde de verdachte hoe hij het geld snel kon cashen; dat er meerdere banken moesten zijn en dat je per bank per dag
€ 12.000 ,- kon opnemen. Het moest allemaal snel gebeuren, omdat ‘ [naam 2] ’ anders een ander zou zoeken. De verdachte heeft vervolgens met zijn compagnon, de medeverdachte [medeverdachte 12] , en met de medeverdachte [medeverdachte 8] gesproken en [medeverdachte 12] sprak vervolgens met de medeverdachte [medeverdachte 15] , teneinde katvangers met bankrekeningen te organiseren. Op de vraag van de politie waarom [medeverdachte 15] werd benaderd, heeft de verdachte verklaard dat [medeverdachte 15] altijd veel mensen om zich heen heeft en dat hij [medeverdachte 15] kent als “rommelaar”, “ronselaar” en “een mannetje die dit soort dingen kan regelen”. Met [medeverdachte 15] werd onder meer gesproken over het percentage dat hij aan zijn katvangers moest betalen. [medeverdachte 15] regelde vervolgens vijf katvangers en de verdachte en [medeverdachte 12] regelden er één. ‘ [naam 2] ’ boekte vervolgens
€ 70.000 ,-, afkomstig van de rechthebbende [slachtoffer 1] , van de rekening van de (niet door of via de verdachte geregelde) katvanger [slachtoffer 3] over naar de rekening van de (wel door de verdachte geregelde) katvanger [medeverdachte 1] onder de vermelding “overname inventaris beauty salon”.
Nadat de € 70.000 ,- bijna in zijn geheel door de verdachte via internetbankieren werd gestort vanaf de rekening van [medeverdachte 1] op de bankrekeningen van zes andere katvangers, werd het geld door onder meer [medeverdachte 15] en [medeverdachte 8] opgenomen en aan de verdachte afgegeven. Op de Koemarkt in Purmerend heeft de verdachte aan ‘ [naam 2] ’ zijn aandeel, te weten € 35.000 ,-, in contanten overhandigd. De andere helft heeft de verdachte gedeeld met [medeverdachte 12] , [medeverdachte 15] en [medeverdachte 8] , waarbij ieder zijn ‘eigen’ katvangers betaalde.
Na deze overboekingen is de verdachte nog vier keer betrokken geweest bij de overboekingen van geld op rekeningen van katvangers (de feiten 2, 3, 4 en 5), waarvoor hij benaderd werd door [medeverdachte 2] (feit 2), ‘ [naam 2] ’ en [medeverdachte 2] (feit 3), ‘ [naam 2] ’ (feit 4) en de medeverdachte [medeverdachte 9] (feit 5), telkens met de vraag grote geldbedragen over te boeken.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet stil heeft gestaan bij de herkomst van het geld, maar dat hem dat ook niet interesseerde, omdat hij wat kon verdienen en het allemaal heel gemakkelijk ging (verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie op 6 november 2013). Ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2017 verklaarde hij voorts dat hij wist dat wat hij deed niet legaal was.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het vorenstaande ontegenzeggelijk dat de verdachte er vanaf 14 december 2008 van op de hoogte was dat ‘ [naam 2] ’ zich bezig hield met criminele activiteiten, waarin de verdachte gevraagd werd een aandeel te leveren. Immers, de verdachte werd door deze ‘ [naam 2] ’, die hem tot dan toe onbekend was, gevraagd grote geldbedragen in delen over te boeken en te cashen waarbij één en ander snel moest gebeuren omdat het geld anders ‘weg’ zou zijn, zocht daarvoor samen met [medeverdachte 12] – onder meer via een ander die door hem wordt getypeerd als “ronselaar” – katvangers, regelde dat het geld contant aan hem werd afgeleverd en zorgde voor de contante afdracht van de helft van de opbrengst aan ‘ [naam 2] ’, terwijl door de verdachte op geen enkel moment is gevraagd naar de herkomst van de geldbedragen. Sterker nog, blijkens de aanvankelijke eigen verklaring van de verdachte interesseerde hem dat ook niet, omdat er gemakkelijk geld te verdienen viel, terwijl hij in hoger beroep toegaf dat hij wist dat een en ander illegaal was.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte telkens wist dat de geldbedragen een criminele herkomst hadden. Het verweer wordt verworpen.
Voorts t.a.v. feit 1
Verhullen, voorhanden hebben en overdragen
Uit het vorenstaande en op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen concludeert het hof dat de verdachte, door het in delen overboeken van het geld vanaf de rekening van [medeverdachte 1] naar de rekening van zes katvangers en het vervolgens contant laten opnemen van dat geld, de herkomst daarvan (in vereniging met anderen) heeft verhuld. Immers, door de splitsing van de geldbedragen, gebruikmaking van meerdere rekeningen en katvangers, het vervolgens contant opnemen van het geld en het delen van de buit binnen de dadergroep wordt een omleidingsmethode gehanteerd die onmiskenbaar is gericht op het verhullen van de criminele herkomst van de betreffende gelden. Dat dit splitsen van bedragen uitsluitend tot doel had de snelle opname van dat geld mogelijk te maken, zoals de verdediging heeft gesteld, doet, ook als van de juistheid daarvan wordt uitgegaan, aan dit verhullende karakter niet af.
Gelet op het vorenstaande acht het hof eveneens bewezen dat de verdachte dit geld (in vereniging met anderen) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Voorts t.a.v. feit 2
Verhullen, voorhanden hebben en overdragen
De bewijsmiddelen ten aanzien van dit feit houden in dat [slachtoffer 4] op 10 januari 2009, tussen 03.00 uur en 04.00 uur is beroofd van zijn portemonnee met daarin onder meer zijn [slachtoffer 2] bankpas. Diezelfde dag is om 14.42 uur een bedrag van € 6.705,18 overgeboekt van de spaarrekening van [slachtoffer 4] naar diens betaalrekening. Om 14.44 uur die dag is een bedrag van € 3.001,56 overgeboekt van de privérekening van [slachtoffer 4] naar voornoemde betaalrekening. Enige tijd later, om 14.55 uur en om 15.02 uur zijn van de betaalrekening van [slachtoffer 4] bedragen van € 12.300 ,- respectievelijk € 500 ,- overgeboekt naar een bankrekening op naam van [bedrijf 1] , een bedrijf dat toen op naam stond van de medeverdachte/katvanger [medeverdachte 1] .
De verdachte heeft verklaard dat hij een bankpas op naam van [bedrijf 1] met bijbehorende pincode kreeg, waarna de verdachte het geld op 10 januari 2009 van de rekeningen van [slachtoffer 4] op de rekening van [bedrijf 1] stortte. De verdachte heeft verklaard dat hij de hiervoor genoemde overboekingen heeft verricht.
Op 12 januari 2009 is [medeverdachte 15] met [medeverdachte 1] meegegaan naar de bank om het geld op te nemen en zijn drie geldbedragen van in totaal € 12.800 ,- gepind. Op het kantoor van de verdachte heeft [medeverdachte 15] het geld aan de verdachte afgegeven, waarna het geld tussen de verdachte en zijn medeverdachten is verdeeld.
Gelet op de tenlastegelegde pleegdatum (op of omstreeks 12 januari 2009) in combinatie met het genoemde geldbedrag (€ 12.800 ,-) ziet de tenlastelegging klaarblijkelijk op de op 12 januari 2009 verrichte geldopnames van € 11.900 ,-, € 100 ,- en € 800 ,-. Het hof is van oordeel dat deze drie pintransacties, gevolgd door het door de verdachte ter hand stellen van een deel van het geld aan zijn mededaders, onmiskenbaar is gericht op het door de verdachte – na diens eerdere overboekingen naar de rekening op naam van [bedrijf 1] zoals hierna bewezenverklaard – (verder) verhullen van de criminele herkomst van het geld en acht dan ook het in vereniging verhullen daarvan bewezen.
Het hof acht op grond van het hiervoor overwogene ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit geld samen met zijn mededaders voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Voorts t.a.v. feit 3
Verhullen, voorhanden hebben en overdragen
Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen leidt het hof af dat op 10 augustus 2008 door een onbekend gebleven persoon een extra wereldpas ten name van [slachtoffer 5] is aangevraagd voor de haar toebehorende [slachtoffer 2] rekening. Op 11 november 2008 is de wereldpas verzonden naar het adres van [slachtoffer 5] . Op 14 januari 2009 is deze pas geactiveerd bij een [slachtoffer 2] shop te Utrecht. Daarbij is een rijbewijs op naam van [slachtoffer 5] getoond. Achteraf is gebleken dat dit rijbewijs een gesloten blanco rijbewijs was, dat valselijk was opgemaakt.
Op 14 januari 2009 is om 18.42 uur een bedrag van € 106.500 ,- overgemaakt van de rekening van [slachtoffer 5] naar een rekening van [bedrijf 2] , een bedrijf op naam van katvanger [katvanger 11] . Diezelfde avond zijn meerdere overboekingen gedaan vanaf de rekening van [bedrijf 2] naar rekeningen op naam van (andere) katvangers, te weten:
om 18.47 uur een bedrag van € 30.800 ,- naar een bankrekening op naam van [bedrijf 8] (katvanger [medeverdachte 10] ), onder vermelding van “diverse werkzaamheden”;
om 19.37 uur een bedrag van € 3.590 ,- naar een bankrekening van [katvanger 12] , onder vermelding van “helaas artikel uitverkocht”;
om 19.52 uur een bedrag van € 27.500 ,- naar een bankrekening op naam van [katvanger 11] , onder vermelding van “aflossing lening”;
om 21.52 uur een bedrag van € 14.500 ,- naar een bankrekening op naam van [medeverdachte 8] , onder vermelding van “aankopen 100x6300zilver a145 simlockvrij benelux”;
om 21.58 uur een bedrag van € 8.349,50 naar een bankrekening op naam van [bedrijf 13] (katvanger [katvanger 1] ), onder vermelding van “diverse telefonische bestellingen” en
om 22.33 uur een bedrag van € 16.700 ,- naar een bankrekening op naam van [bedrijf 14] (katvanger [katvanger 2] ), onder vermelding van “aankopen 100xnokia 6300i telefonisch besteld”.
De verdachte heeft verklaard dat ook in dit geval ‘ [naam 2] ’ en medeverdachte [medeverdachte 2] naar hem toe kwamen en dat ‘ [naam 2] ’ hem het over te boeken bedrag noemde. Katvanger [medeverdachte 8] werd door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 12] geregeld; medeverdachte [medeverdachte 15] regelde katvangers [medeverdachte 10] , [katvanger 12] , [katvanger 1] , [medeverdachte 1] en [katvanger 2] .
De overboekingen onder a. tot en met f. werden vervolgens verricht door de verdachte, zeer kort nadat een bedrag van € 106.500 ,- op de rekening van [bedrijf 2] was gestort vanaf de rekening van de rechthebbende van het geld, [slachtoffer 5] .
Het hof concludeert uit vorenstaande feiten en omstandigheden in samenhang bezien met de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen op dezelfde gronden als hiervoor, ten aanzien van feit 1, genoemd, dat de verdachte door het in delen overboeken van het geld vanaf de rekening van [bedrijf 2] naar de rekeningen van zes katvangers samen met anderen de criminele herkomst van het geld heeft verhuld en dat de verdachte dit geld samen met anderen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, nu een deel van het in contanten opgenomen geld door de verdachte aan anderen is afgegeven.
Voorts t.a.v. feit 4
Verhullen, voorhanden hebben en overdragen
Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen blijkt dat op 9 maart 2009 door een onbekend gebleven persoon een extra wereldpas is aangevraagd ten name van [slachtoffer 6] voor de haar toebehorende [slachtoffer 2] bankrekening. Op 17 april 2009 is deze wereldpas bij een [slachtoffer 2] bankfiliaal geactiveerd, ondanks dat het bij die activeringshandeling getoonde rijbewijs op naam van [slachtoffer 6] niet werd herkend door de zogenaamde IVRS-scanner (Identification Verification Registration System). De in het handtekeningensysteem van [slachtoffer 2] aanwezige handtekening van [slachtoffer 6] kwam niet overeen met de op de brief “aanvraag wereldpas” en de op de aanvraagformulieren internetbankieren geplaatste handtekeningen.
In de nacht van 27 op 28 april 2009 zijn vanaf de rekening van [slachtoffer 6] de volgende overboekingen verricht naar rekeningen van katvangers:
op 27 april 2009 om 23.40 uur een bedrag van € 10.000 ,- naar de rekening van [medeverdachte 4] ;
op 27 april 2009 om 23.41 uur een bedrag van € 10.000 ,- naar de rekening van [katvanger 13] ;
op 27 april 2009 om 23.44 uur een bedrag van € 9.000 ,- naar de rekening van [bedrijf 3] (katvanger [medeverdachte 3] );
op 27 april 2009 om 23.44 uur een bedrag van € 9.000 ,- naar de rekening van [katvanger 14] ;
op 27 april 2009 om 23.45 uur een bedrag van € 9.000 ,- naar de rekening van [katvanger 4] ;
op 28 april 2009 om 00.09 uur een bedrag van € 3.500 ,- naar de rekening van [medeverdachte 3] ;
op 28 april 2009 om 01.12 uur een bedrag van € 15.000 ,- naar de rekening van [katvanger 3] ;
op 28 april 2009 om 01.20 uur een bedrag van € 93.000 ,- naar de rekening van [medeverdachte 4] .
Vanaf de rekening van [medeverdachte 4] zijn vervolgens op 28 april 2009 acht overboekingen verricht naar rekeningen van katvangers [katvanger 5] , [medeverdachte 5] , [katvanger 6] , [katvanger 7] , [medeverdachte 3] en de medeverdachte [medeverdachte 15] .
Op 27 april 2009 en 28 april 2009 vonden tientallen pintransacties plaats, waarbij telkens geld werd opgenomen van rekeningen van de hiervoor genoemde katvangers.
De verdachte heeft verklaard dat hij ook ten aanzien van deze storting is benaderd door ‘ [naam 2] ’. Na overleg met medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 15] heeft de verdachte in de nacht van 27 op 28 april 2009 afgesproken op het kantoor van de verdachte aan de [adres 2] . Aldaar boekte ‘ [naam 2] ’ die nacht bedragen over van de rekening van [slachtoffer 6] naar een andere rekening op haar naam en boekten de medeverdachte [medeverdachte 9] en de verdachte vervolgens geldbedragen van die laatste rekening over naar rekeningen van katvangers. In de ochtend van 28 april 2009 heeft de verdachte ook nog enkele overboekingen verricht vanuit zijn woning aan [adres 1] .
Blijkens de verklaring van de verdachte (verhoor bij de politie op 25 november 2013) heeft [medeverdachte 9] ervoor zorggedragen dat het geld werd opgenomen en – naar het hof begrijpt – bij de verdachte terecht kwam. Een deel van dit geld is vervolgens door de verdachte aan (onder meer) ‘ [naam 2] ’ ter hand gesteld.
Voornoemde door de verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte 9] verrichte overboekingen naar de katvangers [katvanger 5] , [medeverdachte 5] , [katvanger 6] , [katvanger 7] , [medeverdachte 3] en de medeverdachte [medeverdachte 15] hebben plaatsgevonden vanaf de bankrekening van katvanger [medeverdachte 4] , kort nadat een bedrag van
€ 103.000 ,- op de rekening van Mohamoud was gestort vanaf rekening van de rechthebbende van het geld, [slachtoffer 6] .
Het hof concludeert ook hier, op dezelfde gronden als hiervoor ten aanzien van feit 1 genoemd, dat de verdachte door het in delen overboeken van het geld vanaf de rekening van [slachtoffer 6] naar de rekeningen van zeven katvangers samen met anderen de criminele herkomst van dit geld heeft verhuld en dat de verdachte dit geld samen met zijn medeverdachten voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Voorts t.a.v. feit 5
Verhullen, voorhanden hebben en overdragen
De in het dossier aanwezige bewijsmiddelen ten aanzien van dit feit houden in dat tussen 29 en 30 december 2009 is ingebroken in het gezamenlijke bedrijfspand van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te Delft. Bij deze inbraak werden onder meer inlogcodes en/of TAN-codes weggenomen.
Op 30 en 31 december 2008 is met behulp van de weggenomen TAN-codes een bedrag van € 145.200 ,- van de bankrekening van [slachtoffer 7] en een bedrag van € 8.083 ,- van de bankrekening van [slachtoffer 8] overgeboekt naar een bankrekening van [bedrijf 4] , een bedrijf op naam van katvanger [katvanger 10] . Vanaf die bankrekening is vervolgens een bedrag van € 1.533 ,- overgeboekt naar [bedrijf 8] (een bedrijf op naam van katvanger [medeverdachte 10] ), een bedrag van € 39.000 ,- naar [bedrijf 15] i.o. (een bedrijf op naam van katvanger [medeverdachte 8] ) en een bedrag van € 13.000 ,- naar katvanger [medeverdachte 4] .
De verdachte heeft bij de politie (verhoor van 24 november 2013) verklaard dat hij door de medeverdachte [medeverdachte 9] is benaderd, die hem vertelde dat hij een bedrag van € 53.533 ,- tot zijn beschikking had. Dit bedrag is vervolgens door [medeverdachte 9] overgeboekt naar de rekeningen van de drie hiervoor genoemde katvangers. Deze rekeningen zijn door de verdachte en [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 9] verstrekt. De verdachte heeft vervolgens de overboeking van [bedrijf 15] i.o. naar [bedrijf 7] Zaanstad en naar [medeverdachte 8] verricht, zodat [medeverdachte 8] drie keer € 13.000 ,- kon opnemen. De verdachte heeft verklaard dat hij voor de opname in contanten heeft gezorgd.
Het hof concludeert ook hier, op dezelfde gronden als hiervoor ten aanzien van feit 1 genoemd, dat de verdachte dat de verdachte door het in delen overboeken daarvan samen met anderen de herkomst van dit geld heeft verhuld en dat de verdachte dit geld samen met zijn medeverdachten voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.

Zaak-A, feit 6 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde (oplichting)
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 21 december 2009 heeft
[slachtoffer 10] Groep N.V.(hierna: [slachtoffer 10] ) aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 10] is een holding die diverse bedrijven onder zich heeft, waaronder
[slachtoffer 11](hierna: [slachtoffer 11] ), een groothandel in computers, computer-randapparatuur en software. Op 24 november 2009 is bij [slachtoffer 11] per e-mail een order binnengekomen van
[bedrijf 5](hierna: [bedrijf 5] ). In deze e-mail vraagt [bedrijf 5] , in de persoon van [naam 1] , om een levering van 100 notebooks van het merk HP Compaq. Door [naam 3] , hoofd administratie van [slachtoffer 11] , is een risico inschatting gemaakt, waarna door [naam 3] is bepaald dat [bedrijf 5] een order mocht plaatsen van niet meer dan € 30.000 ,-. Op 25 november 2009 heeft [naam 4] , uit naam van [slachtoffer 11] , per e-mail aan [naam 1] bevestigd dat er 35 laptops geleverd zouden worden op 27 november 2009. Aan deze e-mail is een telefoongesprek tussen [naam 4] en een persoon, zich noemende [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’), vooraf gegaan, waarin het maximale krediet van € 30.000 ,- is besproken. ‘ [naam 1] ’ ging akkoord met deze voorwaarden. Ook is afgesproken dat er een factuur zou worden verstuurd, die binnen dertig dagen volledig betaald moest worden. Deze factuur is op 26 november 2009 verstuurd aan [bedrijf 5] . Op 26 november 2009 is tevens de order van 35 notebooks verstuurd aan [bedrijf 5] . Deze levering had een totale waarde van € 9.143,50.
Op 10 december 2009 is door [bedrijf 5] een order geplaatst voor de resterende 65 notebooks. Omdat [slachtoffer 11] een maximaal krediet van € 30.000 ,- voor [bedrijf 5] bepaald had, is afgesproken dat de andere 65 notebooks geleverd zouden worden na vooruitbetaling. Bovendien wilde [bedrijf 5] een aanvullende order plaatsen van 34 notebooks van hetzelfde merk maar een ander type. Deze notebooks hadden een totaal factuurbedrag van € 14.825,30. ‘ [naam 1] ’ zegde toe de vooruitbetaling te gaan doen. Dezelfde dag is er bij [slachtoffer 11] een e-mail binnengekomen met daarin een schermafdruk van de website van de
[bank 1], waarop stond dat [bedrijf 5] een betalingsopdracht had gegeven van in totaal € 66.812,55. Bij deze betalingsopdracht stond tevens dat het ging om een opdracht die in behandeling was. Nog dezelfde dag is door [naam 3] van [slachtoffer 11] akkoord gegeven voor de levering van de notebooks. Op 10 december 2009 zijn beide orders, die van 65 en die van 34 notebooks, verzonden aan [bedrijf 5] . Deze orders zijn in twee aparte zendingen door
[bedrijf 6]aan [bedrijf 5] geleverd.
Op 16 december 2009 had [slachtoffer 11] nog steeds het gefactureerde bedrag niet op zijn bankrekening ontvangen. [naam 4] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met ‘ [naam 1] ’, die hem mededeelde dat het geld betaald was. Met ‘ [naam 1] ’ is vervolgens afgesproken dat hij een transactieoverzicht zou sturen met daarop de betaling aan [slachtoffer 11] . Dit betalingsoverzicht heeft hij op dezelfde dag per e-mail aan [slachtoffer 11] gestuurd. Hierop is te zien dat € 66.812,55 is gestort op het rekeningnummer van [slachtoffer 11] . Echter, op het rekeningafschrift van [slachtoffer 11] is het genoemde bedrag niet terug te zien. [slachtoffer 11] heeft dezelfde dag gebeld met de
[slachtoffer 9]om te vragen of het geld al gestort was. De medewerker van de
[slachtoffer 9]vertelde dat het bedrag niet gestort was.
In de periode 16 november 2009 tot en met 14 december 2009 zijn de communicatie/internetbevragingen gevoerd met behulp van het IP-adres 62.131.223.75 – behorend bij het huisadres van de verdachte – opgenomen en dagelijks bekeken. Uit deze tap komen diverse e-mails naar voren, die verstuurd en ontvangen zijn met het email-adres
[e-mailadres 1]. Op 23 november 2009 is een e-mail binnengekomen op
[e-mailadres 1]afkomstig van
[e-mailadres 2]. De e-mail was gericht aan [naam 1] . In de e-mail stuurde Virgill zijn gegevens, in de bijlage van deze e-mail was een overzicht van de voorraad van [slachtoffer 11] opgenomen. Tevens werd door Virgill gevraagd om de jaarcijfers van 2008, om het krediet te kunnen regelen. Diezelfde dag is een reactie verstuurd van
[e-mailadres 1]naar
[e-mailadres 2]waarin [naam 1] aangaf de prijslijst te hebben doorgenomen en dat hij interesse had in een bepaald product. [naam 1] gaf aan dat hij telefonisch al had doorgegeven dat hij het op korte termijn moest weten, in verband met de aanbiedingen die moesten worden vastgesteld. [naam 1] wilde weten wat de prijs is bij afname van 100 stuks.
Op 23 november 2009 is bovendien een e-mail verstuurd van
[e-mailadres 1]naar
[e-mailadres 2]waarin is vermeld “Hierbij de jaarcijfers 2008 en een uitdraai tot q3 2009”. Op 27 november 2009 is een e-mail binnengekomen op
[e-mailadres 1]afkomstig van
[e-mailadres 2]. De e-mail was gericht aan [naam 1] . In de e-mail meldde Virgill dat de zending tot 19:00 uur kon worden opgehaald bij het
[bedrijf 6]depot Amsterdam, aan de [adres 3] . Deze zending is afgehaald door [medeverdachte 13] en [medeverdachte 6] en afgeleverd bij de woning van de verdachte.
Op 26 januari 2010 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het kantoorpand aan de [adres 4] . In dit kantoorpand was gevestigd het bedrijf
[bedrijf 16], dat werd gedreven voor rekening van [medeverdachte 6] , de broer van de echtgenote van de verdachte, [naam 5] , en derhalve de zwager van de verdachte. Dit kantoorpand was eveneens in gebruik bij de verdachte.
Tijdens de doorzoeking zijn onder andere inbeslaggenomen een grote hoeveelheid administratieve gegevens, twee computers, geheugen van printer/fax, een kluis en de inhoud van een papierversnipperaar. In de kluis werd onder andere een kopie [slachtoffer 9] betaalpas van [bedrijf 5] aangetroffen. Bij de doorzoeking werden verder onder andere twee laptops in beslag genomen: een
Aceren een
Toshiba. Op beide laptops zijn bestanden aangetroffen, die kunnen worden gekoppeld aan [bedrijf 5] . Verder werd bij de doorzoeking een papierversnipperaar aangetroffen. Na het onderzoeken van de inhoud daarvan werden papiersnippers aangetroffen, waarop het adres van [bedrijf 5] , [adres 5] te Amsterdam, stond vermeld; uit diverse snippers blijkt dit te gaan om facturen van of aan [bedrijf 5] , ter attentie van [naam 1] of dhr. [naam 1] .
Voorts acht het hof van belang dat uit de verklaringen van [medeverdachte 13] en [medeverdachte 6] , die de laptops bij [bedrijf 6] hebben opgehaald, blijkt dat zij de laptops bij de woning van de verdachte hebben afgeleverd.
Het hof is van oordeel dat op grond van het feit dat de e-mails van en aan ‘ [naam 1] ’ via de internetaansluiting van het huisadres van de verdachte zijn verzonden en dat deze laptops op zijn huisadres zijn afgeleverd, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, in beginsel bewezen kan worden geacht dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
De verdachte heeft echter verklaard dat niet hij, maar [naam 6] en/of [medeverdachte 12] de e-mails hebben gestuurd uit naam van [naam 1] en dat zij, dan wel een van hen, de computers hebben besteld en niet hebben betaald; de verdachte zelf wist van deze constructie niet af. Ter terechtzitting in hoger beroep verklaarde hij voorts dat de laptops mogelijk bij zijn woning waren afgeleverd en voor een paar uur bij hem thuis opgeslagen waren geweest. Voorts verklaarde hij toen dat hij zelf niet namens [bedrijf 5] optrad, nooit facturen namens dat bedrijf stuurde en nooit e-mails van dat bedrijf zag. [naam 6] zou de administratie van dit bedrijf doen en [medeverdachte 12] verzond de facturen. Zowel [naam 6] als [medeverdachte 12] kwam geregeld bij de verdachte over de vloer en gebruikte zijn computer, hetgeen verklaart dat de e-mailberichten van en aan
[e-mailadres 1]zijn getraceerd via zijn IP-adres, aldus de verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit het onderzoek telecommunicatie is gebleken dat het IP-adres eindigend op -75, dat op naam van de verdachte staat en is gekoppeld aan zijn woning, gebruikt is bij het ontvangen en verzenden van diverse documenten en e-mails namens [bedrijf 5] . Op 23 november 2009 werd een e-mail verstuurd door [naam 7] van de
[bank 2]aan [e-mailadres 1] , die vervolgens werd doorgestuurd aan [naam 6] @gmail.com, in welk doorgestuurde bericht stond: “Kan jij dit naar mij mailen”. In de mail van [naam 7] aan [bedrijf 5] werd gevraagd om de statuten van de organisatie en een kopie van het legitimatiebewijs van [naam 1] .
Het hof leidt uit deze e-mails af dat [naam 6] , wat er zij van diens rol bij [bedrijf 5] , niet de persoon is geweest die vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] e-mails verstuurde, aangezien een e-mail die daar binnen kwam nu juist naar het e-mailadres van [naam 6] is doorgestuurd met bijgaand bovenstaand verzoek. Daar komt bij dat de stelling van de verdachte dat [naam 6] dagelijks bij hem thuis kwam en daar ook de computer gebruikte geen steun vindt in de verklaring van zijn vrouw, [naam 5] . Deze heeft in haar verhoor van 27 januari 2010 (tweede verhoor verdachte) verklaard wie er zoal bij haar en de verdachte thuis kwamen. [naam 6] heeft zij daarbij niet genoemd.
De enkele stelling van de verdachte dat [medeverdachte 12] de e-mails wellicht verstuurd en ontvangen heeft, wordt door het hof, bij gebreke van een concrete onderbouwing, als niet aannemelijk gepasseerd, temeer nu [medeverdachte 12] (als verdachte in zijn eigen strafzaak) heeft verklaard dat hij medio 2009 een zakelijk conflict heeft gekregen met de verdachte en dat hun samenwerking toen is beëindigd. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van de getuige [medeverdachte 7] van 3 februari 2010, voor zover inhoudende dat zijn broer [verdachte] en [medeverdachte 12] volgens hem al een half jaar niet zoveel met elkaar omgingen en dat ze vroeger samen in de telecom zaten als compagnons.
Voorts acht het hof de in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring met betrekking tot zijn uiterst beperkte rol bij [bedrijf 5] ongeloofwaardig en strijdig met andere gegevens die zich in het dossier bevinden. Op het kantoor aan de [adres 4] zijn twee laptops en diverse (papieren en digitale) documenten van of met betrekking tot [bedrijf 5] aangetroffen. De getuige [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij nooit iemand van [bedrijf 5] – en dus ook [naam 6] niet – op het kantoor aan de [adres 4] heeft gezien en dat de verdachte hem diverse papieren met betrekking tot het bedrijf [bedrijf 5] had overhandigd onder de mededeling dat dit een klant was. [medeverdachte 6] verklaarde voorts dat een van de in beslag genomen laptops, te weten de Toshiba laptop, bij de verdachte in gebruik was. In de Toshiba laptop zijn diverse stukken met betrekking tot [bedrijf 5] aangetroffen, waaronder de kolommenbalans die aan [slachtoffer 11] werd verzonden, hetgeen de verklaring van de verdachte dat hij met de administratie van [bedrijf 5] niets te maken had verder ontkracht. Het hof acht het alternatieve scenario van de verdachte dan ook geenszins aannemelijk en stelt deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde. Het hof acht bewezen dat de verdachte zich heeft uitgegeven voor [naam 1] en de laptops bij [slachtoffer 11] heeft besteld.
[slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] is/zijn door dit handelen van de verdachte bewogen tot de afgifte van 134 laptops. Voor het tenlastegelegde medeplegen is geen bewijs voorhanden. Aldus kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] .

Zaak-A, feit 6 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde (witwassen)
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het in zaak-A onder feit 6 als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde witwassen, omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de laptops die
[slachtoffer 10](hierna: [slachtoffer 10] ) en/of
[slachtoffer 11](hierna: [slachtoffer 11] ) als gevolg van de bewezen verklaarde oplichting heeft afgegeven, heeft doorverkocht. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte in hoger beroep conform het oordeel van de rechtbank moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, aangezien uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat 75 laptops via
[bedrijf 5](hierna: [bedrijf 5] ) in Beverwijk op de zwarte markt zijn verkocht aan diverse bedrijven en vervolgens via een omweg terug zijn gekocht door [slachtoffer 11] . De overige laptops zijn niet meer aangetroffen op het kantoor van de verdachte aan de [adres 4] of bij de verdachte thuis, terwijl op diverse bankrekeningen van [bedrijf 5] , een bedrijf waaraan de verdachte te koppelen is, en [bedrijf 9] bedragen zijn gestort die vermoedelijk van de verkoop van die laptops afkomstig zijn. Uit deze omstandigheden blijkt de betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen van de laptops, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Omzetten/overdragen
Het hof overweegt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de laptops van [slachtoffer 10] heeft omgezet en/of overgedragen. De verklaringen van de kopers van de laptops op de zwarte markt in Beverwijk leveren naar het oordeel van het hof geen bewijs voor de stelling van de advocaat-generaal dat het de verdachte is geweest die deze laptops heeft verkocht en aldus heeft omgezet en/of overgedragen. In zoverre zal de verdachte derhalve worden vrijgesproken.
Verwerven/voorhanden hebben
Gelet op de bewezenverklaring van de oplichting door de verdachte van [slachtoffer 10] , door [slachtoffer 10] te bewegen tot de afgifte van 134 laptops, en de verklaring van [medeverdachte 6] , is het hof van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte in elk geval een deel van deze laptops heeft verworven en voorhanden heeft gehad. [medeverdachte 6] heeft immers verklaard dat hij op verzoek van de verdachte samen met [medeverdachte 13] 20 of 30 dozen heeft opgehaald bij [bedrijf 6] en die heeft achtergelaten op de oprit van de woning van de verdachte, op welk moment de verdachte de laptops feitelijk tot zijn beschikking had. Het hof stelt de verklaring van de verdachte, inhoudende dat het zou kunnen dat er op enig moment dozen op zijn oprit hebben gestaan maar dat hij niet wist wat daar in zat, als ongeloofwaardig terzijde nu – zoals bewezen – het juist de verdachte is geweest die de laptops bij [slachtoffer 10] heeft besteld. Naar het oordeel van het hof kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte deze laptops heeft verworven en voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:(zaaksdossier 1)
hij in de periode van 14 december 2008 tot en met 18 december 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (van) geldbedragen van in totaal 69.491,30 euro
  • de herkomst heeft verhuld, en heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is en
  • voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2:(zaaksdossier 2)
hij op 10 januari 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte en/of zijn, verdachtes, mededaders met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk:
  • de beschikking gekregen over de gestolen bankpas en de bijbehorende pincode van de [slachtoffer 2] bankrekening (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) van [slachtoffer 4] en
  • vervolgens daarmee het feitelijke beheer over die bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) gekregen en
  • vervolgens zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de bankpas en de bijbehorende pincode en de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door op die bankrekening in te loggen met gebruikmaking van die bankpas en de bijbehorende pincode via de betaalomgeving van het bij die bankrekening behorende internetbankieren en
  • vervolgens via dat internetbankieren zich voorgedaan als de rechthebbende van de internetspaarrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 6] ) en een andere bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 7] ) door overboekingsopdrachten te geven van die internetspaarrekening van die [slachtoffer 4] en van die andere bankrekening van die [slachtoffer 4] naar de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) en
  • vervolgens via internetbankieren zich voorgedaan als de rechthebbende van de bankrekening van die [slachtoffer 4] (met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ) door overboekingsopdrachten te geven van die bankrekening van die [slachtoffer 4] naar de bankrekening van [bedrijf 1] (met rekeningnummer [rekeningnummer 4] ) (voor een bedrag van in totaal 12.800 euro),
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij omstreeks 12 januari 2009 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, (van) geldbedragen van in totaal 12.800 ,- euro
  • de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is en
  • voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
3:(zaaksdossier 3)
hij in de periode van 14 januari 2009 tot en met 15 januari 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (van) geldbedragen van in totaal 101.439,50 euro
  • de herkomst heeft verhuld, dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is en
  • voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4:
(zaaksdossier 4)
hij op tijdstippen in de periode van 27 april 2009 tot en met 28 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte en zijn, verdachtes, mededaders met voren omschreven oogmerk
– zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk:
  • het feitelijke beheer gekregen over de [slachtoffer 2] bankrekening van [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) (met internetbankieren) en
  • vervolgens zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/houder van de (wereld)bankpas en de pincode en die bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) door op die bankrekening in te loggen met gebruikmaking van die (wereld)bankpas en pincode via internetbankieren en
  • vervolgens via dat internetbankieren zich voorgedaan als rechthebbende van de bonus speciaal spaarrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 20] ) door overboekingsopdrachten te geven van die bonus speciaal spaarrekening van die [slachtoffer 6] naar de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) en
  • vervolgens via dat internetbankieren zich voorgedaan als rechthebbende van de bankrekening van die [slachtoffer 6] (met rekeningnummer [rekeningnummer 19] ) door overboekingsopdrachten te geven van die bankrekening van die [slachtoffer 6] naar bankrekeningen van mededaders (te weten [medeverdachte 4] en [katvanger 13] en [katvanger 14] en [katvanger 4] en [medeverdachte 3] en [katvanger 3] ),
waardoor [slachtoffer 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij in de periode van 27 april 2009 tot en met 29 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (van) geldbedragen
  • de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is en
  • voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
5:(zaaksdossier 5)
hij op 30 december 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (van) geldbedragen van in totaal 53.533 ,- euro
  • de herkomst heeft verhuld, dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is en
  • voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
6:
(zaaksdossier 6)
hij in de periode van 23 november 2009 tot en met 11 december 2009 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van: 134 laptops (met een waarde van 94.956,05 euro), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
  • in e-mailberichten gericht aan [slachtoffer 11] zich voorgedaan als [naam 1] van [bedrijf 5] en
  • vervolgens in e-mailberichten uit naam van die [naam 1] aan die [slachtoffer 11] aangegeven 100 laptops te willen kopen en
  • vervolgens op verzoek van [slachtoffer 11] een e-mailbericht gestuurd met in een bijlage jaarcijfers 2008 en een kolommenbalans tot en met Q3 2009 die moesten doorgaan voor de jaarcijfers en de kolommenbalans van [bedrijf 5] en
  • vervolgens (telefonisch en via e-mailbericht(en)) met die [slachtoffer 11] afgesproken dat 35 laptops (ter waarde van 28.143,50 euro) binnen de betaaltermijn betaald zouden worden en
  • vervolgens in e-mailberichten aan die [slachtoffer 11] aangegeven (uit naam van die [naam 1] ) de andere 65 laptops te willen bestellen en daarbij nog een nieuwe bestelling van 34 laptops te willen doen en
  • vervolgens met [slachtoffer 11] via een e-mailbericht afgesproken dat die 65 laptops (ter waarde van 66.812,55 euro) vooruitbetaald zouden worden en
  • vervolgens om aan te tonen aan die [slachtoffer 11] dat die vooruitbetaling was verricht een e-mailbericht (uit naam van die [naam 1] ) gestuurd aan [slachtoffer 11] met daarin een schermafdruk van een transactieoverzicht van een [bank 1] rekening ten name van [bedrijf 5] waarop een betaalopdracht voor een bedrag van 66.812,55 euro te zien was naar de bankrekening van [slachtoffer 11] , terwijl in werkelijkheid die betaling niet was verricht en
  • vervolgens de levering van die 65 laptops en die nieuwe bestelling van 34 laptops via een e-mailbericht (uit naam van die [naam 1] ) gevraagd aan die [slachtoffer 11] ,
waardoor die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij in de periode van 27 november 2009 tot en met 18 december 2009, te Purmerend, laptops heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven laptops – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
8:(zaaksdossier 8)
hij in de periode van 14 december 2008 tot en met 28 april 2009 in Nederland, als een van de leiders heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten met onder andere:
  • [medeverdachte 15] en
  • [medeverdachte 12] en
  • [medeverdachte 9] en
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 8] en
  • [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
  • plegen van oplichting en
  • witwassen van gelden die door middel van enig misdrijf zijn verkregen.
Hetgeen in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Kwalificatieverweer m.b.t. witwassen

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte te ontslaan van rechtsvervolging ter zake van witwassen, zoals telkens cumulatief/alternatief tenlastegelegd onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat de gelden die de verdachte heeft verworven en voorhanden gehad rechtstreeks afkomstig zijn uit door hem zelf gepleegde misdrijven. Dat deze misdrijven niet zijn tenlastegelegd en bewezen doet daar niet aan af.
Het enkele verwerven en voorhanden hebben is, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, onvoldoende om te komen tot een veroordeling wegens witwassen. Daarvoor is nodig dat de verdachte heeft getracht de herkomst van dat geld te verhullen, maar daarvan is geen sprake geweest. De verdachte heeft geld overgeboekt van de ene rekening naar de andere. Het doorboeken had niet tot doel de herkomst van het geld te verhullen, maar om het geld fysiek onder zich te krijgen. Doorboeken van geld is ongeschikt om de herkomst van het geld te verhullen, nu via de girale weg het spoor altijd zichtbaar blijft.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot strafbaarheid van witwassen, nu niet enkel het verwerven en voorhanden hebben bewezen kan worden verklaard, maar ook het omzetten en overdragen, terwijl de verdachte handelingen heeft gepleegd die gericht waren op het doen ‘verdwijnen’ van het geld.
Oordeel van het hof
Voor wat betreft de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, telkens cumulatief/alternatief, in het algemeen
Het hof heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat de verdachte ten aanzien van de geldbedragen telkens handelingen heeft verricht die er (kennelijk) op gericht zijn geweest de criminele herkomst van die geldbedragen te verhullen. Reeds daardoor is de grondslag aan het verweer van de verdediging komen te ontvallen. Het hof acht daarmee het bewezen verklaarde strafbaar. De vraag of de geldbedragen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf en het overigens daartoe aangevoerde, hoeft daardoor geen bespreking meer.
Strafbaarheid van het in zaak-A, feit 6 tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde
Het in zaak-A onder 6 als tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert geen strafbaar feit op. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat de in zaak-A onder 6 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde laptops afkomstig zijn uit de in zaak-A onder 6 als eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde en door de verdachte zelf gepleegde oplichting van [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] . Niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die laptops.
Dit betekent dat het in zaak-A onder 6 als tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde niet kan worden gekwalificeerd en daarom geen strafbaar feit oplevert. De verdachte dient derhalve in zoverre te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van het voor het overige bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak-A onder 1 (tweede cumulatief/alternatief), 2, 3 (tweede cumulatief/alternatief), 4, 5 (tweede cumulatief/alternatief), 6 (eerste cumulatief/alternatief) en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak-A onder 1, 3 en 5 telkens als tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
telkens: medeplegen van witwassen.
Het in zaak-A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting
en
medeplegen van witwassen.
Het in zaak-A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
medeplegen van witwassen.
Het in zaak-A onder 6 als eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het in zaak-A onder 8 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van het in zaak-A onder 1, 3, 5 en 7 als witwassen, het in zaak-A onder 2, 4 en 6 als oplichting, het in zaak-A onder 8 en het in zaak-B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 342 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 30.000 ,-, subsidiair 185 dagen hechtenis. Voorts zijn de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en de curator van [bedrijf 7] niet-ontvankelijk verklaard in hun ingediende vorderingen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak-A onder 2, 3, 4 en 6 als oplichting, het in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 als witwassen, het in zaak-A onder 8 en het in zaak-B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden met aftrek van voorarrest en daarbij rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim vijf maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het oplichten van banken en het witwassen van uit misdrijf verkregen geldbedragen en zich ook zelf aan deze strafbare feiten schuldig gemaakt. De rol van de verdachte bestond hierin dat hij van oplichting afkomstige geldbedragen overboekte naar andere bankrekeningen en ervoor zorg droeg dat deze snel in contanten konden worden opgenomen. De verdachte maakte hierbij gebruik van katvangers, die hun (bedrijfs)bankrekeningen ter beschikking stelden en het door de verdachte overgeboekte geld van die rekeningen opnamen en aan hem overhandigden. Hoewel ook anderen hierbij een organiserende rol speelden, beschouwt het hof de verdachte als een van de leiders van deze organisatie, nu hij degene was die de overboekingen verrichtte en eindverantwoordelijk was voor het opnemen en afdragen van het geld.
Enige maanden nadat de verdachte, na een conflict met ‘ [naam 2] ’ over het af te dragen bedrag, met deze criminele activiteiten was gestopt, heeft hij een leverancier van computers opgelicht. Hij deed dit door onder een valse naam een grote partij laptops te bestellen en zich voor te doen als een kredietwaardige partij door (onder meer) een valse betaalopdracht te tonen, waardoor die laptops werden geleverd. Deze laptops heeft hij echter niet betaald.
Mede door het handelen van de verdachte zijn de slachtoffers van de criminele organisatie benadeeld voor een geldbedrag van in totaal bijna vijfhonderdduizend euro. De schade voor de leverancier van de laptops bedroeg bijna honderdduizend euro. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn slachtoffers groot financieel nadeel toegebracht en bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk en nodig is. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten uitsluitend heeft laten leiden door geldelijk gewin en zich op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de benadeelden.
Het hof is van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan deze bewezen verklaarde feiten. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS heeft als uitgangspunt te gelden dat bij een dergelijk schadebedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ongeveer 18 maanden wordt opgelegd. Bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf weegt het hof echter de volgende factoren in strafverminderende zin mee. Ten eerste gaat het hof ervan uit dat het voordeel dat de verdachte persoonlijk heeft verkregen uit de bankfraude aanzienlijk lager is geweest dan vijfhonderdduizend euro. Van voornoemd bedrag heeft de verdachte verklaard de helft te hebben afgedragen aan degenen voor wie hij dit geld wegsluisde en het restant onder diverse personen te hebben verdeeld. Per saldo zou hij zelfs helemaal niets hebben overgehouden, omdat hij eenmaal meer aan ‘ [naam 2] ’ had moeten betalen dan hij had kunnen (laten) opnemen. Dit laatste acht het hof niet aannemelijk geworden, maar het hof gaat er wel vanuit dat de opbrengst onder meerdere personen is verdeeld. Hoewel dit natuurlijk niet afdoet aan de veroorzaakte schade, ziet het hof hierin aanleiding de op te leggen straf enigszins te matigen. Bovendien is een aantal overboekingen nadien door de bank geblokkeerd, waardoor de totale schade wel wat is beperkt. Ten tweede weegt het hof mee dat de verdachte sinds 2009 ter zake van misdrijven niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 mei 2017 is hij ook niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Voorts houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn geweest. Wanneer geen sprake was geweest van schending van de redelijke termijn, zoals hieronder besproken, zou het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd van 15 maanden.
Redelijke termijn
De verdachte is op 26 januari 2010 aangehouden en in verzekering gesteld, waarna de rechtbank op 27 oktober 2014 vonnis heeft gewezen. Tegen dit vonnis is door de officier van justitie op 7 november 2014 en door de verdachte op 10 november 2014 hoger beroep ingesteld, waarna het hof op 7 juni 2017 arrest wijst. Het hof ziet daarin aanleiding het navolgende te overwegen aangaande de redelijke termijn in de onderhavige strafzaak.
Voorop gesteld zij dat in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte op 26 januari 2010 heeft in de onderhavige strafzaak als zodanige handeling te gelden.
Als uitgangspunt voor de berechting in eerste aanleg heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Voor de behandeling in hoger beroep heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld. Bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld, kunnen aanleiding geven om van deze uitgangspunten af te wijken.
Het hof overweegt met betrekking tot het totale procesverloop in deze zaak dat het dossier weliswaar omvangrijk is, vele verdachten, getuigen en administratieve bescheiden kent en daardoor niet zomaar is te doorgronden, maar dat geen sprake is van omstandigheden als voornoemd die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen.
Uitgaande van voornoemde uitgangspunten is het hof van oordeel dat, gelet op genoemd procesverloop, in de onderhavige zaak de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden met 33 maanden en in hoger beroep met 7 maanden. Deze zeer aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn dient matiging van de op te leggen straf tot gevolg te hebben. Dit geldt temeer nu het hof ervan overtuigd is geraakt dat de verdachte, mede doordat zijn medeverdachten allen reeds lang zijn afgestraft en lichte straffen hebben gekregen, dan wel in het geheel niet zijn vervolgd, meer dan gemiddeld lijdt onder de lange duur van de vervolging.
Daarvan getuigen ook de deels bekennende verklaringen die hij sinds november 2013 aan de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, het feit dat hij er steeds van heeft afgezien verzoeken tot het horen van getuigen te doen, dan wel te handhaven, wanneer dit uitstel van de behandeling met zich meebracht en het feit dat het door hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank louter is ingegeven door het instellen van hoger beroep door de officier van justitie.
Alles afwegend is het hof van oordeel is dat thans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof zal daarnaast, om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 74.954,76. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard en heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting op zou leveren van het strafgeding. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte gebruik wenst te maken van de hem in een civielrechtelijke procedure toekomende rechten teneinde andere betrokkenen in het bewezen verklaarde witwassen van de geldbedragen – afkomstig van de bankrekening van de benadeelde partij – in deze aansprakelijkheidskwestie te betrekken. Voorts wenst de verdediging de mate van schuld te onderzoeken van de onderneming
[bedrijf 17], die de bankpas van
[slachtoffer 1]onzorgvuldig bewaarde, namelijk tezamen met de bijbehorende pincode en daarmee in strijd met de uitdrukkelijke instructies van iedere bank om pinpas en pincode niet gezamenlijk te bewaren. Dit dient zich naar het oordeel van de verdediging ten minste te vertalen in een verdeling van de schuld met
[bedrijf 17], dan wel een eigen-schuldverweer mogelijk te maken, indien het in feite dezelfde personen betreft. Bovendien betreft de benadeelde partij een rechtspersoon die meer mogelijkheden heeft tot civiele procesvoering dan een natuurlijk persoon. Al met al dient de vordering in een volwaardige civielrechtelijke procedure te worden behandeld en leent die zich niet voor behandeling binnen het onderhavige strafgeding, aldus de raadsman.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 73.500 ,-, nu er tussen het door de verdachte gepleegde witwassen en de schade van de benadeelde partij een voldoende rechtstreeks verband bestaat. Ten aanzien van de omstandigheid dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat zij daarin aanleiding heeft gezien niet te vorderen de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien de benadeelde partij zelf voldoende bij machte is de toe te wijzen vordering bij de verdachte te gelde te maken. De vordering op zich leent zich echter voor behandeling binnen het onderhavige strafgeding, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat voor een uitgebreide behandeling van de vordering van een benadeelde partij binnen de grenzen van het strafgeding slechts plaats is, indien dit niet conflicteert met de geboden voortvarendheid in de afdoening van de strafzaak. De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij gemotiveerd betwist en heeft voorts aangekondigd in een civiele procedure diverse getuigen in vrijwaring op te willen roepen teneinde hun aansprakelijkheid – naast die van de verdachte – voor de geleden schade vast te stellen. Hij heeft het hof daarom verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat de behandeling van een civiele vordering binnen het strafgeding niet mag leiden tot beknotting van de procedurele rechten van de gedaagde, tevens verdachte. Een verantwoorde behandeling en beoordeling van de vordering van de benadeelde partij levert, gelet op hetgeen de raadsman heeft gesteld en aangevoerd, een zodanig onevenredige belasting op voor het onderhavige strafgeding, dat zij zich thans niet leent voor inhoudelijke behandeling. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid Sv kan de benadeelde daarom in de vordering niet worden ontvangen, met bepaling dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 140, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak-A onder 3 eerste cumulatief/alternatief als oplichting en het in zaak-A onder 6 tweede cumulatief/alternatief als witwassen tenlastegelegde.
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak-A onder 1 en 5 telkens eerste cumulatief/alternatief als oplichting tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak-A onder 3 eerste cumulatief/alternatief als oplichting tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak-A onder 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak-B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het in zaak-A onder 6 tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in zaak-A onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 eerste cumulatief/alternatief en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
450 (vierhonderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
378 (driehonderdachtenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.