ECLI:NL:GHAMS:2017:2154

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
23-001663-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor te snel rijden en rijden zonder rijbewijs, maar veroordeling voor valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor te snel rijden en rijden zonder rijbewijs, maar het hof heeft de verdachte in deze punten vrijgesproken. De vrijspraak is gebaseerd op het feit dat niet bewezen kon worden dat de verdachte op 2 maart 2010 de bestuurder was van een auto die met een snelheid van 166 kilometer per uur reed op de Rijksweg A10, terwijl de maximumsnelheid 100 kilometer per uur was. Het hof kon niet vaststellen wie de bestuurder was en of de verdachte de eigenaar of houder van het voertuig was.

Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor valsheid in geschrift. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk antwoordformulieren van het Centraal Justitieel Incasso Bureau valselijk had opgemaakt door deze te ondertekenen met de naam van een ander, met het doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich had vergist en dacht dat haar moeder de bestuurder was, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte had het vertrouwen dat het CJIB in de juistheid van de formulieren moest kunnen hebben, ondergraven door haar handelen.

De straf die het hof oplegde bestond uit een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Het hof hield rekening met het tijdsverloop sinds de aanvang van de procedure en de schending van de redelijke termijn, wat leidde tot een strafvermindering. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001663-15
datum uitspraak: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 april 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers [parketnummer 1] en [parketnummer 3] tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(zaak met parketnummer [parketnummer 1] ):
1:
zij in of omstreeks de periode van 2 maart 2010 tot en met 17 augustus 2010 te Diemen, in elk geval in Nederland, een antwoordformulier van het Centraal Justitieel Incasso Bureau - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk de naam en/of voornaam en/of geboorteplaats en/of adres van [slachtoffer] , als (zijnde geweest) bestuurder van een voertuig (kenteken [kenteken 1] ) (dat betrokken is geweest bij een snelheidsovertreding met pleegdatum 2 maart 2010), op voornoemd formulier ingevuld/gezet en/of heeft zij, verdachte, voornoemd formulier ondertekend met [slachtoffer] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2 primair:
een bij de ontdekking van het hierna omschreven strafbaar feit onbekend gebleven bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), gekentekend [kenteken 1] , op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A10, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 166 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden, terwijl verdachte toen eigenaar of houder, als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, van dat motorvoertuig was;
2 subsidiair:
dat zij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A10, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 166 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
3:
zij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Rijksweg A10, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
(zaak met parketnummer [parketnummer 3] ) (gevoegd):
zij in of omstreeks de periode 20 maart 2010 t/m 17 augustus 2010 te Diemen, in elk geval in Nederland, een antwoordformulier van het Centraal Justitieel Incasso Bureau - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk de naam en/of voornaam en/of geboorteplaats en/of adres van [slachtoffer] , als (zijnde geweest) bestuurder van een voertuig (kenteken [kenteken 2] ) (dat betrokken is geweest bij een snelheidsovertreding), op voornoemd formulier ingevuld/gezet en/of heeft zij, verdachte, voornoemd formulier ondertekend met [slachtoffer] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing en een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 2 primair, 2 subsidiair en 3
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan niet worden vastgesteld wie op 2 maart 2010 de bestuurder was van de personenauto met kenteken [kenteken 3] en of dit de verdachte is geweest. Evenmin is gebleken dat de verdachte kan worden aangemerkt als de eigenaar of houder van het motorvoertuig met genoemd kenteken.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 2 maart 2010 de bestuurder was van voornoemde personenauto, kan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte op voornoemde datum heeft gereden in een personenauto zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteiten een rijbewijs was afgegeven.

Bespreking van het verweer

De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] (waarin speelt de snelheidsovertreding op 2 maart 2010) onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] (waarin de snelheidsovertre-ding speelt van 20 maart 2010) in hoger beroep vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de formulieren niet opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. De verdachte dacht op het moment dat zij de formulieren invulde dat haar moeder in de auto had gereden. In die periode kwamen er veel overtredingen binnen en de verdachte heeft zich vergist in wanneer haar moeder in de auto heeft gereden. De verdachte heeft geprobeerd de formulieren naar waarheid in te vullen, aldus de verdediging.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat haar moeder, [slachtoffer] een keer
in de auto van haar man had gereden en dat zij dacht dat het die keer was waarvoor het CJIB één
van de onderhavige formulieren had toegezonden. Bij het andere formulier was de verdachte in de veronderstelling dat het om hetzelfde incident ging. Zij heeft dan ook nimmer bewust de formulieren onjuist ingevuld, aldus de verdachte. Volgens de verdachte heeft haar moeder één keer gereden, is zij bij Nieuwegein de snelweg op gereden richting Amsterdam en heeft haar moeder toen te hard gereden, maar was dit achteraf gezien niet op de dag waarvoor het CJIB de onderhavige antwoordformulieren had toegezonden.
Het hof acht deze verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De moeder van de verdachte
is op leeftijd en had nog nooit in een auto gereden, zodat het niet aannemelijk is dat zij rond middernacht na eerst nog een rondje door Nieuwegein te hebben gereden meteen de snelweg op is gereden, op de snelweg met de auto een aanzienlijk stuk heeft afgelegd, en vervolgens de snelheidslimiet ver heeft overschreden. Dat deze verklaring ongeloofwaardig is wordt bevestigd door de verklaring van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, waar zij heeft verklaard dat zij geen auto kan rijden en dat ook nooit heeft gedaan.
Het hof stelt verdachtes verklaring derhalve als ongeloofwaardig terzijde. Het hof gaat er van uit
dat de verdachte heeft verzonnen dat haar moeder in de auto heeft gereden teneinde daarmee de identiteit van degene die daadwerkelijk te hard heeft gereden te versluieren. Het hof gaat er verder van uit dat
in dat licht niet [slachtoffer] haar handtekening op de formulieren heeft gezet, maar dat dit de verdachte is geweest. [slachtoffer] heeft in een verhoor, d.d. 22 maart 2011 over de snelheidsovertreding op 2 maart 2010 ook verklaard dat op het vel dat de verbalisant haar liet zien, haar handtekening niet stond. Van het ontbreken van opzet is dan ook geen sprake. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] ten laste gelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
[parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer [parketnummer 1] :
1:
zij in de periode van 2 maart 2010 tot en met 17 augustus 2010 te Diemen, een antwoordformulier van het Centraal Justitieel Incasso Bureau - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk voornoemd formulier ondertekend met [slachtoffer] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Zaak met parketnummer [parketnummer 3] (gevoegd):
zij in de periode 20 maart 2010 t/m 17 augustus 2010 te Diemen, een antwoordformulier van het Centraal Justitieel Incasso Bureau - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk voornoemd formulier ondertekend met
[slachtoffer] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer
[parketnummer 3] meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep
in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak
met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede voor het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 2 primair bewezen verklaarde tot een geldboete van €1000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden en voor het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 3 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft antwoordformulieren voorzien van een valse handtekening en deze formulieren vervolgens aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau gezonden. Het CJIB moet bij deze formulieren
uit kunnen gaan van de juistheid van de inhoud van deze formulieren. Door het handelen van de verdachte heeft zij het vertrouwen dat de basis vormt van het door het CJIB gehanteerde systeem ondergraven.
Alles afwegende zou het hof voor het bewezenverklaarde in beginsel zijn gekomen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, alsmede tot een gevangenisstraf van 4 (vier) weken, waarvan 2 (twee) weken voorwaardelijk, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst op dergelijke wijze te handelen.
Nu de dagvaarding op 16 maart 2012 is uitgegaan en het hof heden pas arrest wijst, houdt het hof rekening met het opgetreden tijdsverloop sinds de aanvang van de procedure en de schending van de redelijke termijn. Het hof acht om die reden een strafvermindering op zijn plaats en zal een taakstraf voor de duur van 200 uren, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 (vier) weken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
[parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer [parketnummer 3] ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer [parketnummer 1] onder 1 en in de zaak met parketnummer
[parketnummer 3] bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2017.
mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
[…]