ECLI:NL:GHAMS:2017:2631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
23-002126-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een strafzaak betreffende mishandeling

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2016. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de straf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met een vervangende hechtenis van 15 dagen. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 750,00, met een vervangende hechtenis van 15 dagen bij niet-betaling, waarvan € 250,00 voorwaardelijk was met een proeftijd van twee jaren. De raadsman vroeg om enkel de geldboete op te leggen.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had het slachtoffer geslagen na een conflict over een vriendin. Het slachtoffer heeft pijn en letsel ondervonden. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die een geldboete van € 750,00 aanbevelen. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat het hof in zijn voordeel meeweegt.

Het hof heeft de op te leggen straf vastgesteld op een geldboete van € 750,00, met een gedeeltelijk voorwaardelijk aspect. Het vonnis van de politierechter is vernietigd ten aanzien van de strafoplegging, maar voor het overige bevestigd. De beslissing is genomen op de openbare terechtzitting van 20 juni 2017.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002126-16
datum uitspraak: 20 juni 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-002522-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de op te leggen straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de motivering van de politierechter ten aanzien van de straf terzijde wordt gesteld en wordt vervangen door de navolgende motivering.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 30 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, indien deze niet wordt voldaan en verhaal niet mogelijk is te vervangen door 15 dagen hechtenis, waarvan € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht te volstaan met het opleggen van een geldboete zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Nadat de verdachte had gehoord dat het slachtoffer had gezoend met de toenmalige vriendin van de verdachte is hij naar het café gegaan waar het slachtoffer werkte. Nadat het slachtoffer iets over zijn vriendin had gezegd wat de verdachte als denigrerend en kwetsend ervoer, heeft hij het slachtoffer vastgepakt en meerdere keren op zijn hoofd geslagen, waar hij mee doorging zelfs nadat het slachtoffer was gevallen. Het slachtoffer heeft hiervan pijn en letsel ondervonden. Dat rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 750,00 genoemd. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2017 blijkt hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld, ziet het hof aanleiding een gedeelte van de geldboete in voorwaardelijke zin op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een (gedeeltelijk voorwaardelijke) geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. C.N. Dalebout en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juni 2017.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...........]