ECLI:NL:GHAMS:2017:2827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-001128-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afpersing met vuurwapen en de rechtsgeldigheid van fotobewijsconfrontatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De zaak betreft een incident op 14 september 2015, waarbij de verdachte met een machinepistool twee slachtoffers heeft bedreigd en geld heeft afgenomen. De verdediging voerde aan dat de herkenning van de verdachte door de slachtoffers tijdens een enkelvoudige fotoconfrontatie onrechtmatig was, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim. Het hof concludeerde dat de verdachte, op basis van andere bewijsstukken, de dader was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet opnieuw was ingediend in hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001128-16
datum uitspraak: 3 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-669189-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 14 september 2015 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, te weten de [locatie] en/of een of meer andere openbare wegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een geldbedrag van 1500 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van voornoemde goederen, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een machinepistool, in elk geval een (vuur)wapen, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/ hebben gezegd en/of geschreeuwd: "blijf zitten" en/ of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "geef me alles wat je hebt" en/of "al je geld" en/of
- het voornoemde geldbedrag uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft/ hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) (nogmaals) meerdere malen, althans eenmaal, een machinegeweer, in elk geval een (vuur)wapen, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben getoond en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht;
2:
hij op of omstreeks 14 september 2015 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen, geschikt om automatisch af te vuren, en/of munitie van categorie III, te weten patronen, geschikt om verschoten te worden te worden met een automatisch machinepistool, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Bewijsverweren

De raadsman heeft betoogd dat de herkenningen van de verdachte als de dader met het wapen door de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat bij de totstandkoming daarvan is gehandeld op een wijze die in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Daartoe is aangevoerd dat (i) niet gekozen had mogen worden voor een enkelvoudige fotoconfrontatie, omdat de aangevers de man met het wapen niet kenden, (ii) het door de aangevers voorafgaand aan de fotoconfrontatie gegeven signalement van de man met het vuurwapen onvoldoende gedetailleerd was om tot een enkelvoudige fotoconfrontatie over te gaan, (iii) de vóór de fotoconfrontatie gegeven instructie, luidend “Naar aanleiding van het onderzoek willen wij u een aantal foto’s tonen. Wat kunt u ons vertellen over deze personen?”aan de getuigen suggereert dat foto’s van de vermoedelijke daders getoond zullen worden, en (iv) de fotoconfrontaties zijn uitgevoerd door agenten die bij het onderzoek betrokken waren.
Door deze handelwijze zijn volgens de raadsman zorgvuldigheidseisen geschonden, welke eisen voortvloeien uit het referentiekader dat kan worden ontleend aan het - zij het niet direct op fotoconfrontatie’s toepasselijke - Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (Stb. 2002, 46) en aan de - zij het niet als recht in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie geldende - richtlijnen opgenomen in de bijlagen bij de Handleiding confrontatie van A.G. van Amelsvoort. Volgens de raadsman is hiermee sprake van onherstelbare vormfouten in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat deze gang van zaken moet leiden tot de conclusie dat de herkenningen wegens onbetrouwbaarheid niet kunnen meewerken aan het bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht aannemelijk dat bij de keuze de aangevers te confronteren met vier foto’s van verdachten, in plaats van met hen een meervoudige fotoconfrontatie te houden, een rol heeft gespeeld dat [slachtoffer 1] heeft verklaard een van de betrokkenen bij de afpersing te kennen. Nadien is gebleken dat hij noch [slachtoffer 2] de verdachte kenden, terwijl zij hem op de hen getoonde foto’s hebben herkend als degene die het wapen op hen had gericht.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel de gekozen handelwijze bij de uitvoering van de met de aangevers gehouden fotoconfrontaties geen vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat die handelwijze strekte tot beïnvloeding van de aangevers met het oog op de door hen af te leggen verklaring. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat bij de uitvoering van de fotoconfrontaties is gehandeld in strijd met het recht of met beginselen van een behoorlijke procesorde.
Wel kan - tegen de achtergrond van de, als referentiekader bruikbare, richtlijnen enkelvoudige fotobewijsconfrontatie behorende bij de voormelde Handleiding confrontatie - van die handelwijze worden gezegd dat zij heeft geleid tot een suboptimaal resultaat wat betreft het gewicht dat kan worden toegekend aan het resultaat van de fotoconfrontaties. Het gaat hier naar het oordeel van het hof niet om herkenningen met een zodanige mate van betrouwbaarheid dat daarnaast - met betrekking tot het daderschap - slechts weinig ander bewijsmateriaal nodig is. De uitkomsten van de fotoconfrontaties bieden echter wel zekere redengevende aanwijzingen dat de verdachte in de ogen van de aangevers in elk geval lijkt op de dader die de aangevers hebben gezien. Het is op die - terughoudende - manier dat het hof de herkenningen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het bewijs doet bijdragen. Dat betekent dat het hof, anders dan de raadsman heeft bepleit, het zwaartepunt van het bewijs ziet in de overige uit het dossier blijkende aanwijzingen voor verdachtes daderschap.
In dat verband stelt het hof het volgende vast. Na de afpersing is degene die [slachtoffer 1] met een machinepistool had bedreigd in een vluchtauto gestapt en is die auto weggereden. Op de vluchtroute is een AH-tas aangetroffen, die daar was weggegooid door iemand uit de vluchtauto, met daarin het bij de afpersing gebruikte machinepistool, met patronen, en een OBD-keyprogrammer (een apparaat voor het programmeren van een valse elektronische sleutel voor een Audi). In de vluchtauto is een bankpasje en het rijbewijs op naam van de verdachte aangetroffen, samen met een gebruiksaanwijzing voor een OBD-keyprogrammer. De verdachte, die aan het vlak na de afpersing door de aangevers opgegeven signalement voldeed, is kort daarna aangetroffen in de nabijheid van de vluchtauto in afhaalcentrum [naam], waar een getuige hem had zien binnengaan op het moment waarop de eerste politieauto het plein op kwam rijden waaraan dit afhaalcentrum is gelegen. De getuige zei de verdachte niet te vertrouwen en heeft hem in het afhaalcentrum aangewezen aan de politie. De verdachte bevond zich daar zonder jas, hoewel het regende, en met een nat vest. De verdachte maakte een zenuwachtige indruk op de politieagent en zijn handen trilden.
Daar komt bij dat de verdachte voor de voormelde redengevende omstandigheden geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte een verklaring afgelegd van de strekking dat hij met vrienden in een nabijgelegen Shisha-lounge was en van daar uit even was weggegaan om wat te eten. Hij heeft evenwel geweigerd te verklaren wie die vrienden waren, daarmee de verificatie van zijn verhaal onmogelijk makend. Het hof schuift deze verklaring van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Datzelfde geldt voor de door hem gegeven verklaring voor de aanwezigheid van zijn bankpas en rijbewijs in de vluchtauto. Die zou hij, naar zijn zeggen, kort tevoren bij iemand hebben achtergelaten, maar de verdachte heeft geen naam willen noemen, zodat zijn lezing ook in dit opzicht bij gebrek aan verankering door het hof ongeloofwaardig wordt geacht.
Op grond van het voorgaande gaat het hof ervan uit dat de verdachte, kort voordat hij in [naam] is aangetroffen, inzittende is geweest van de vluchtauto. Nu niet is aangevoerd dat in de vluchtauto iemand anders aanwezig was die uiterlijke gelijkenis met de verdachte vertoonde, waardoor de herkenningen van de aangevers op een andere persoon zouden kunnen zien, neemt het hof – de voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwend – als vaststaand aan dat het de verdachte is geweest die de aangevers met het machinepistool heeft afgeperst.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat geld is weggenomen of afgegeven. Hij heeft daarbij in het bijzonder gewezen op de wisselende verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd over de herkomst en bestemming van het van hem afgenomen geld.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over de herkomst en bestemming van het geld dat van hem zou zijn afgenomen vragen oproepen. Dat neemt echter niet weg dat op basis van het handelen van de verdachte met een voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] aan de verdachte enig geldbedrag of enig goed heeft afgegeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 14 september 2015 te Amsterdam op de openbare weg, te weten de [locatie], met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte geld of goederen, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een machinepistool aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond en op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht en
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd: "blijf zitten" en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "geef me alles wat je hebt" en "al je geld" en
- geld of goederen uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gepakt.
2:
hij op 14 september 2015 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen, geschikt om automatisch af te vuren, en munitie van categorie III, te weten patronen, geschikt om verschoten te worden te worden met een automatisch machinepistool, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, door het slachtoffer te bedreigen met een machinepistool. Het ondergaan van dergelijke geweldsmisdrijven is een traumatische ervaring en slachtoffers kunnen, naar de ervaring leert, hiervan nog lange tijd psychische gevolgen ondervinden. Daarnaast brengt dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van gebruiksklaar machinepistool, met bijbehorende munitie, hetgeen levensgevaarlijke gevolgen kan hebben, doordat gemakkelijk letaal letsel kan worden toegebracht aan anderen. Het hof tilt daar zeer zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 april 2017 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van feiten als de onderhavige, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ruime duur.

Beslag

De volgende inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu feit 2 met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet:
- een mitrailleur Uzi met patroon magazijn;
- een wapen met veer en onderkant patroonmagazijn.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen op de beslaglijst onder 3 en 4. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggeven goederen zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 3.115,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.085,30. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof is, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over de vragen die de door de benadeelde partij afgelegde verklaringen oproepen, van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mitrailleur Uzi met patroon magazijn (1: 5047018);
- een wapen met veer en onderkant patroonmagazijn (2: 5047042).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een rijbewijs (3: 5047592);
- een ING betaalkaart (4:5047593).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een simkaart van zaktelefoon (5: 5047680);
- een rijbewijs (6: 5047700);
- een blauwe zaktelefoon van Samsung (7: 5047701);
- een witte zaktelefoon van Samsung (8: 5047705);
- een witte zaktelefoon van Samsung (9: 5047711);
- een USB-stick (10: 5048054);
- een map voor pasjes (11: 5075076);
- een zwarte jas (12: 5047739);
- een zwarte pet (13: 5047728);
- een handschoen (14: 5047730);
- een Gucci tas (15: 5047752);
- een stuk papier (16: 5047753);
- een Tom Tom Navigator (17: 5047719).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. J.H. Janssen, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 mei 2017.
Mrs. Kuiper, Janssen en Venderbosch zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]