ECLI:NL:GHAMS:2017:299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-004292-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis wegens niet-nakoming van werkstraf

Op 7 februari 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een bezwaarschrift tegen de vervangende hechtenis van 15 dagen. De veroordeelde, geboren in 1995 en bijgestaan door advocaat mr. S. Pijl, had een werkstraf van 75 uren opgelegd gekregen, die bij niet-nakoming kon worden omgezet in 37 dagen hechtenis. De veroordeelde had echter slechts een deel van de werkstraf uitgevoerd en had zich meerdere keren ziek gemeld, wat leidde tot de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen.

Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een brief van de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau en de beslissing van de advocaat-generaal. Tijdens de zitting is de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsvrouw. De veroordeelde voerde aan dat hij zijn werkstraf niet kon vervullen vanwege de eisen van zijn stage en dat hechtenis zijn huidige positieve ontwikkeling zou ondermijnen. Hij is momenteel in behandeling bij Arkin en probeert zijn middelengebruik onder controle te krijgen.

Het hof concludeerde echter dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht en dat de argumenten in het bezwaarschrift onvoldoende waren om hem nogmaals de kans te geven de werkstraf te voltooien. De beslissing om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren werd genomen door de rechters C.N. Dalebout, A.E. Kleene-Krom en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, en is op 7 februari 2017 openbaar uitgesproken. De rechters Kleene-Krom en Baauw-de Bruijn waren niet in staat de beslissing te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 002186-16
Parketnummer: 23-004292-14
Beslissing op het bezwaarschrift op de voet van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]1995,
domicilie kiezend te [adres],
bijgestaan door mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het bevel van het openbaar ministerie de vervangende hechtenis van 15 dagen ten uitvoer te leggen, op de grond dat de werkstraf van 30 uren ter vervanging waarvan de hechtenis is opgelegd, niet naar behoren is verricht.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer, waaronder een brief van 21 oktober 2016 van de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau en de beslissing van de advocaat-generaal van 1 november 2016, en heeft op 24 januari 2017 de advocaat-generaal, de veroordeelde en de raadsvrouw van de veroordeelde ter terechtzitting gehoord.

Beoordeling van het bezwaar

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
De veroordeelde is bij arrest van 22 april 2015, gewezen door het gerechtshof Amsterdam, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 75 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 37 dagen hechtenis.
Blijkens een rapport van de reclassering heeft de veroordeelde de door het hof opgelegde werkstraf gedeeltelijk niet uitgevoerd. Er moet nog 30 uren werkstraf worden voldaan. De veroordeelde heeft zich tijdens de uitvoering van de werkstraf acht keer ziek gemeld en is één keer ongeoorloofd afwezig geweest. Het geven van een officiële waarschuwing en het uitnodigen voor een voortgangsgesprek hebben niet geleid tot een positieve gedragsverandering. De reclassering heeft geconcludeerd dat de uitvoering van de werkstraf op deze wijze niet mogelijk is.
Uit het bezwaarschrift komt onder meer naar voren dat de veroordeelde zijn werkstraf niet kon vervullen, aangezien de stage die hij liep hem te veel tijd en inspanning kostten. Het omzetten van de werkstraf in vervangende hechtenis zal de veroordeelde niet veel goeds doen. Hij is al enige tijd niet in aanraking gekomen met politie en justitie. Hechtenis zal zijn stage en het goede pad dat de veroordeelde nu bewandelt doorkruisen. Ter terechtzitting is door de raadsvrouw een brief van de reclassering overhandigd (van 6 december 2016) waarin de voortgang van het toezicht van veroordeelde nader wordt toegelicht.
Uit deze brief blijkt dat de veroordeelde momenteel stage loopt bij een Islamitische Slagerij en in behandeling is bij Arkin, waar hij een training Equip volgt. Daarnaast probeert de veroordeelde zijn middelengebruik onder controle te krijgen. Tevens is de veroordeelde op zoek naar een (betaalde) bijbaan en heeft hij deze via zijn vader mogelijk gevonden. De veroordeelde zegt zelf graag een tweede kans te krijgen en is gemotiveerd om zijn werkstraf tot een goed einde te brengen.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard zijn taakstraf te willen afmaken en het traject van de reclassering te willen blijven volgen, zodat hij uiteindelijk zijn diploma kan halen.
Uit het onderzoek ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de uitvoering van de opgelegde taakstraf door toedoen van de veroordeelde is mislukt. Die taakstraf is dan ook niet naar behoren verricht.
Hetgeen is aangevoerd is onvoldoende om de veroordeelde nogmaals in de gelegenheid te stellen de werkstraf te voltooien; hoewel het op zichzelf te prijzen is dat veroordeelde thans op de goede weg lijkt te zijn is geenszins gebleken dat de vervangende hechtenis het traject bij Arkin en de stage zal doorkruisen, mede gelet op de duur daarvan. Daarnaast heeft de veroordeelde de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis over zichzelf afgeroepen door zich veelvuldig ziek te melden, eenmaal zonder bericht niet te verschijnen en niet te verschijnen op het voortzettingsgesprek, terwijl de werkstraf op verzoek van veroordeelde was gepland in een maand waarin hij geen stage zou lopen.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mrs. C.N. Dalebout, A.E. Kleene-Krom en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 07 februari 2017.
Mr. A.E. Kleene- Krom en mr. Y.M.J.I. Baauw – de Bruijn zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.