Op 7 februari 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een bezwaarschrift tegen de vervangende hechtenis van 15 dagen. De veroordeelde, geboren in 1995 en bijgestaan door advocaat mr. S. Pijl, had een werkstraf van 75 uren opgelegd gekregen, die bij niet-nakoming kon worden omgezet in 37 dagen hechtenis. De veroordeelde had echter slechts een deel van de werkstraf uitgevoerd en had zich meerdere keren ziek gemeld, wat leidde tot de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een brief van de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau en de beslissing van de advocaat-generaal. Tijdens de zitting is de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsvrouw. De veroordeelde voerde aan dat hij zijn werkstraf niet kon vervullen vanwege de eisen van zijn stage en dat hechtenis zijn huidige positieve ontwikkeling zou ondermijnen. Hij is momenteel in behandeling bij Arkin en probeert zijn middelengebruik onder controle te krijgen.
Het hof concludeerde echter dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht en dat de argumenten in het bezwaarschrift onvoldoende waren om hem nogmaals de kans te geven de werkstraf te voltooien. De beslissing om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren werd genomen door de rechters C.N. Dalebout, A.E. Kleene-Krom en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, en is op 7 februari 2017 openbaar uitgesproken. De rechters Kleene-Krom en Baauw-de Bruijn waren niet in staat de beslissing te ondertekenen.