In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder een straatroof en diefstal met geweld. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, maar de verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld, wat ook betrekking had op deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de rechtbank.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 juli 2017 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een Iphone, portemonnee en een jas, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer [slachtoffer] aan de orde waren. De verdachte heeft erkend de jas van het slachtoffer te hebben opgepakt na de straatroof, maar het hof oordeelt dat deze handeling niet als zodanig in de tenlastelegging is omschreven.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet zonder grondslagverlating kan worden gelezen als dat de verdachte ook de kale diefstal van de jas wordt verweten. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de jas, die hij wist dat deze door diefstal was verkregen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen.