ECLI:NL:GHAMS:2017:3080

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
200.201.562/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gezamenlijk gezag na echtscheiding en de rol van ouders in het leven van hun kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of het gezamenlijk gezag van de ouders over hun kinderen in stand moet blijven. De vader, verzoeker in hoger beroep, was in beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de moeder alleen met het gezag was belast. De vader stelde dat hij een actieve rol in het leven van de kinderen wilde spelen en dat de rechtbank ten onrechte had geconcludeerd dat hij geen rol van betekenis vervulde. De moeder daarentegen betoogde dat de kinderen behoefte hadden aan duidelijkheid en structuur, en dat de communicatie tussen de ouders te wensen overliet.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun conflicten, stappen in de goede richting hebben gezet door deel te nemen aan het traject 'Ouderschap Blijft'. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, en dat de ouders in staat waren om belangrijke beslissingen over de kinderen gezamenlijk te nemen. De vader had, ondanks zijn financiële problemen en verblijf in het buitenland, regelmatig contact met de kinderen en was betrokken bij hun opvoeding. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het gezamenlijk gezag over de kinderen in stand gelaten.

De beslissing benadrukt het belang van goede communicatie tussen ouders en het belang van gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid, vooral in het belang van de kinderen. Het hof heeft de ouders aangespoord om hun communicatie te verbeteren en het traject 'Ouderschap Blijft' voort te zetten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.201.562/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/602929 / FA RK 16-1089 (KK NS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 25 juli 2017 inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Kilinç te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Türkkol te Amsterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Amsterdam
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2016 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vader is op 18 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 juli 2016.
2.2.
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 2 mei 2017, ingekomen op diezelfde datum.
2.3.
Het hof heeft de nader te noemen minderjarige [kind a] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 11 mei 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Kilinç;
- de moeder, bijgestaan door mr. Türkkol;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Willems;
- de gezinsmanager, namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de GI).

3.De feiten

3.1.
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2003, te Amsterdam;
- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2006, te Amsterdam;
- [C] (hierna te noemen: [kind c] ), [in] 2009, te Amsterdam;
- [D] (hierna te noemen: [kind d] ), [in] 2012, te Amsterdam, (hierna ook: de kinderen).
De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is het gezamenlijk gezag over de kinderen beëindigd en is de moeder alleen met het gezag belast.
4.2.
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt, het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen in stand te laten, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3.
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Aan de orde is de vraag of de rechtbank het verzoek van de moeder, om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, terecht en op goede gronden heeft toegewezen.
5.2.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3.
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag over de kinderen heeft beëindigd. De rechtbank heeft ten onrechte geconcludeerd dat de vader geen rol van betekenis vervult in het leven van de kinderen, dat hij langdurig afwezig is, niet bereikbaar is voor overleg met de moeder over de kinderen en geen medewerking verleent bij onder andere het aanvragen van paspoorten voor de kinderen.
5.4.
De moeder betoogt dat de kinderen, met name [kind c] en [kind b] , duidelijkheid en structuur nodig hebben. Daarom is het belangrijk dat er een duidelijke omgangsregeling tussen de vader en de kinderen tot stand komt, dat is helaas nog niet gelukt. De betrokkenheid van de man bij alle vier de kinderen laat volgens de vrouw te wensen over. Ook zijn er nog steeds zorgen over de onderlinge communicatie tussen partijen; zolang daar geen verbetering in komt, is er geen basis voor gezamenlijk gezag.
5.5.
De raad heeft er ter zitting in hoger beroep op gewezen dat het van belang is dat de ouders het traject “Ouderschap Blijft”, waar zij onlangs mee van gestart zijn gegaan, doorlopen. Het is belangrijk dat er structuur komt in de omgang. Partijen moeten leren elkaar te vertrouwen en elkaar praktisch te ondersteunen. Beide partijen moeten zich hiervoor inzetten en ook voor verbetering van hun onderlinge communicatie. Partijen communiceren nu wel, maar via de kinderen en dat is schadelijk voor hen. De raad adviseert de situatie te laten zoals die nu is in afwachting van de uitkomst van het traject “Ouderschap Blijft” en eventueel behandeling van de zaak aan te houden ten einde meer zicht te krijgen op de intenties van partijen.
5.6.
Het hof overweegt als volgt.
Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kind uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat het in het belang van het kind noodzakelijk is het gezag aan één van de ouders toe te kennen. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen of tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep komt het volgende naar voren. De vader is vanwege problemen met zijn onderneming (restaurant) in financiële problemen geraakt. Voorts verbleef hij wegens juridische kwesties regelmatig in Turkije. De GI is sinds 4 juli 2014 betrokken bij het gezin na een zorgmelding door Vangnet Jeugd en zorgsignalen van school. Uit de overgelegde rapportage van JBRA blijkt dat de ouders slecht contact met elkaar hebben; als ze ruzie hebben wordt er gecommuniceerd via de kinderen. Dit veroorzaakt onrust bij de kinderen. De moeder heeft een traumatisch verleden en is mede daardoor bij tijden minder beschikbaar voor de kinderen. Zij kan ook niet altijd aansluiten bij de leeftijd van de kinderen in haar rol als opvoeder. De vader wil graag zijn verantwoordelijkheid nemen, maar heeft moeite met de acceptatie van het einde van de relatie met de moeder, hetgeen de communicatie bemoeilijkt. Daarnaast slaagt hij er niet altijd in om zijn afspraken na te komen wegens zijn zakelijke beslommeringen. Beide ouders hebben moeite elkaars situatie te accepteren en verwachten van de ander dat hij/zij meer zorg draagt voor de kinderen. Deze verwachtingen komen niet uit waardoor zij steeds opnieuw teleurgesteld raken in elkaar.
Het is thuis bij de moeder voorts onrustig, omdat de moeder moeite mee heeft om de jongste twee kinderen te begrenzen. [kind a] heeft een kleine afwijking in de spier van een van zijn benen en loopt hierdoor lastig. Hij staat onder controle bij het Academisch Medisch Centrum (AMC). Uit onderzoek bij Punt P is gebleken dat [kind c] kenmerken van autisme heeft. Hij is thuis soms lastig te handhaven en heeft veel rust en structuur nodig. Omdat de spanning tussen partijen in september 2016 hoog opliep heeft de GI de moeder geadviseerd het eenhoofdig gezag te verzoeken. De gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat JBRA twee ouders ziet die beide bereid zijn voor de kinderen te gaan, maar dat destijds is geadviseerd om één ouder met het gezag te belasten om het nemen van beslissingen eenvoudiger te maken.
Ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de vader min of meer frequent contact heeft met de kinderen. Sinds september 2016 ziet hij de kinderen om de week, de ene week ziet hij de oudste twee en de andere week de jongste twee kinderen. Vanwege het feit dat hij één kamer huurt in een eengezinswoning in [woonplaats] kan hij de kinderen niet alle vier tegelijk ontvangen. Voorts brengt hij [kind a] naar school en gaat hij met hem naar afspraken in het AMC. De moeder heeft bevestigd dat er altijd een omgangsregeling is geweest, maar deze is niet regelmatig, stabiel en structureel volgehouden, terwijl de kinderen dat nodig hebben.
5.7.
Het hof komt tot de conclusie dat, hoewel de communicatie tussen partijen te wensen overlaat en het de ouders tot op heden nog niet is gelukt een regelmatige en gestructureerde omgangsregeling tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen, partijen voorzichtig stappen in de goede richting hebben gezet. Partijen zijn gestart met het traject “Ouderschap Blijft”. Zij zijn beiden betrokken bij de kinderen en richten zich op het belang van de kinderen. De conflicten tussen partijen lijken hun oorzaak te hebben in onbegrip jegens elkaar, (gebrek aan) wederzijdse acceptatie en vertrouwen, maar hebben niet zozeer betrekking op de invulling van het gezag. Zo is gebleken dat de moeder open staat voor contact tussen de vader en de kinderen, daarvan het belang inziet, dit stimuleert en graag zou zien dat vader de jongste kinderen meer ziet dan hij thans doet. De moeder heeft getoond het belangrijk te vinden dat partijen gezamenlijk hun ouderlijke verantwoordelijkheid uitoefenen, waarbij zij - naar zij ter zitting heeft verklaard - wenst dat de vader meer deze verantwoordelijkheid neemt. Bij deze situatie past gezamenlijke gezagsuitoefening, zeker omdat de kinderen graag naar hun vader gaan en niet gesteld of gebleken is dat zij loyaliteitsproblemen hebben. Hierbij komt dat niet is komen vast te staan dat gezamenlijk gezag het nemen van beslissingen ten aanzien van de kinderen heeft belemmerd. Gebleken is immers dat partijen belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen, zoals de medische behandeling van [kind a] bij het AMC en de begeleiding daarvan door de vader en de aanvraag van de paspoorten voor de kinderen, in gezamenlijk overleg hebben genomen en tenminste in staat zijn hierover afspraken te maken. Dat het contact tussen de vader en de kinderen in de periode vóór september 2016 moeizaam verliep en dat de GI toen het eenhoofdig gezag heeft geadviseerd, had met name te maken met de onstabiele situatie waarin de vader zich vanwege zijn (financiële) problemen bevond en waardoor hij vaak in het buitenland verbleef. Niet is aannemelijk geworden dat bij het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over de kinderen een onaanvaardbaar risico bestaat dat zij klem of verloren zou raken tussen de ouders, dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Ten aanzien van [kind a] is van belang dat de vader ook met het gezag is belast nu hij de afspraken met [kind a] in het AMC begeleid. Dit alles leidt ertoe dat naar het oordeel van het hof niet aan de voorwaarden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag is voldaan. Het inleidend verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
5.8.
Ten overvloede merkt het hof op dat het van groot belang is dat partijen aan hun onderlinge communicatie blijven werken, het traject “Ouderschap Blijft” doorlopen en dat zij een goede omgangsregeling treffen.
5.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de moeder af;
verstaat dat de ouders gezamenlijk belast zijn gebleven met het ouderlijk gezag over [kind a] , [kind b] , [kind c] en [kind d] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. C.M.J. Peters en mr. R.G. Kemmers, bijgestaan door mr. C.L. de Lussanet de la Sablonière-Buikema als griffier, en is op 25 juli 2017 in het openbaar uitgesproken.