ECLI:NL:GHAMS:2017:3254

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2017
Publicatiedatum
14 augustus 2017
Zaaknummer
23-000064-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar politierechter wegens niet tijdig informeren raadsman over zitting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg op 3 januari 2017 niet verschenen omdat zijn raadsman niet tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting. De raadsman had zich wel tijdig als verdediger gesteld, maar ontving pas op de dag van de zitting het digitale dossier, waardoor hij niet in staat was om de verdachte te verdedigen. Het hof oordeelt dat de politierechter de zaak niet had mogen behandelen zonder de raadsman, die een essentiële rol speelt in het strafproces. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft ingestemd met de behandeling van zijn zaak in afwezigheid van zijn raadsman. Gezien deze omstandigheden heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000064-17
Datum uitspraak: 19 juni 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-209913-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De raadsvrouw heeft verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Zij heeft daartoe aangevoerd dat de raadsman van de verdachte in eerste aanleg niet op tijd op de hoogte was gesteld van de dag en het uur van de terechtzitting, ondanks het feit dat hij zich tijdig als raadsman had gesteld door middel van een stelbrief. Hij was dientengevolge niet bekend met de terechtzitting, is aldaar niet verschenen en heeft hij derhalve niet de gelegenheid gekregen als raadsman de verdachte te verdedigen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de stukken in het dossier bevindt zich een brief van 18 oktober 2016 van mr. [advocaat] , advocaat te Amsterdam, waaruit blijkt dat hij zich in eerste aanleg voor de verdachte als raadsman in deze zaak heeft gesteld. Vast staat dat pas op de dag van de terechtzitting in eerste aanleg het digitale dossier, waaronder een afschrift van de inleidende dagvaarding, aan de raadsman is verstrekt. Onbekend is op welk tijdstip dit heeft plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 3 januari 2017 houdt onder meer in dat de raadsman aldaar niet is verschenen. De politierechter heeft de behandeling van de zaak - (kennelijk) zonder de afwezigheid van de raadsman met de verdachte te bespreken - voortgezet, het onderzoek ter terechtzitting vervolgens gesloten en daarna meteen mondeling eindvonnis gewezen.
In een geval waarin – zoals hier – uit het dossier blijkt dat de verdachte zich heeft voorzien van rechtsbijstand van een raadsman, dient aan die raadsman gelet op het bepaalde in artikel 51 Sv (onverwijld) een afschrift van de inleidende dagvaarding te worden verstrekt. Nu in deze zaak de raadsman, die in het strafproces een kernrol vervult, ten onrechte niet tijdig op de hoogte is gesteld van de terechtzitting van 3 januari 2017, terwijl niet is gebleken dat hij anderszins (tijdig) op de hoogte was geraakt van de dag en het uur van die zitting, is het hof van oordeel dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen (vgl. Hoge Raad 7 mei 1996, NJ 1996/557). Het hof heeft daarbij nog in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de verdachte heeft ingestemd met de behandeling van zijn strafzaak in afwezigheid van zijn raadsman. Nu namens de verdachte terugwijzing naar de eerste rechter is verlangd, zal het hof, na vernietiging van het aangevallen vonnis, de strafzaak terugwijzen naar de politierechter.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2017.
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren is buiten staat dit arrest te ondertekenen.