ECLI:NL:GHAMS:2017:3541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
23-000304-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal op luchthaven Schiphol en Centraal Station Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2017. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen: de eerste op 15 oktober 2016 op Schiphol, waar de verdachte een rugtas met waardevolle spullen, waaronder een mobiele telefoon en geld, had weggenomen van een medereiziger. De tweede diefstal vond plaats op 10 september 2016 op het Centraal Station in Amsterdam, waar de verdachte een handtas met persoonlijke bezittingen van een andere medereiziger had gestolen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 21 augustus 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en camerabeelden, in overweging genomen. De verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat de bewijsvoering voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor beide feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de teruggave van in beslag genomen goederen aan de benadeelden gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000304-17
datum uitspraak: 4 september 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-820638-16 tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 [geboorteplaats] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. In hoger beroep is het onder 3 ten laste gelegde feit afgesplitst, zodat nog slechts de feiten 1 en 2 aan de orde zijn.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in deze zaak nog aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 15 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas (met daarin onder meer een mobiele telefoon merk Huawei en/of een geldbedrag van 250 euro en/of een e-reader), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 10 september 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met daarin onder meer een of meer telefoon(s) (merk Samsung) en/of een digitale camera e/of een zwarte tas en/of een Duits identiteitsbewijs en/of een Duits rijbewijs e/of een bankpas) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover in deze zaak aan de orde – zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.

Bewijsmiddelen

ten aanzien van feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte van 15 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als verklaring van
[benadeelde 1]:
Ik doe aangifte van diefstal.
Ik was met een groep medereizigers op Schiphol. Ik had mijn bagagekarretje achter me gezet, zodat ik kon inchecken. Op het bagagekarretje stond o.a. een rugtas. Toen ik aan het inchecken was en mij omdraaide, zag ik dat de rugtas niet meer op het bagagekarretje stond.
Ik werd door mijn medereiziger gevraagd mee naar buiten te komen omdat hij buiten een beveiliger wilde vragen of deze iets gezien had. Buiten zag ik dat een man werd staande gehouden door een beveiliger. Ik zag dat mijn rugtas op de grond lag. Tevens zag ik dat de man met zijn voet op mijn e-reader stond.
Ik ben de volgende goederen kwijt:
- Huawei 8 lite (hof: telefoon), zwart
- 3 biljetten van 50 euro
- 4 biljetten van 20 euro
- 2 biljetten van 10 euro.
2. Een proces-verbaal van verhoor van 15 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[naam]:
Op 15 oktober 2016 was ik samen met collega’s op Schiphol. Mijn collega [benadeelde 1] was bezig met inchecken. Ik stond achter haar. Een man kwam tussen ons in staan. Ik ben gaan inchecken bij een naastgelegen zuil. Toen ik omkeek, zag ik dat de man weg was. Enkele momenten later hoorde ik [benadeelde 1] zeggen: “mijn tas is weg”.
Een andere collega was naar buiten gerend naar de beveiliging. Even later had de beveiliging iemand staande gehouden. Ik zag dat de man die bij de beveiliging stond dezelfde man was als die ik had gezien bij het inchecken.
3. Een proces-verbaal van verhoor van 15 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als verklaring van
P.E. Poleon:
Op 15 oktober 2016 was ik in vertrekhal 2 omstreeks 08.30 uur als beveiliger werkzaam op Schiphol. Een medewerkster zei dat een man spullen uit een rugtas aan het halen was. Ter plaatse zag ik dat de man de indruk probeerde te wekken dat het zijn rugtas was. Ik heb de man bij zijn arm gepakt, zodat hij niet kon weggaan. De medewerkster zei dat hij spullen uit de tas had weggenomen. Ik zag dat de man een laptop die hij onder zijn kleding verborg op de grond gooide. Medewerkers van de Koninklijke Marchaussee fouilleerden de man. In zijn achterzakken werd geld aangetroffen.
4. Een proces-verbaal van aanhouding van 15 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als relaas van
de verbalisant:
Op 15 oktober 2016 bevond ik mij omstreeks 08.30 uur op de Vertrekpassage op de luchthaven Schiphol. Ik zag dat daar ter hoogte van draaideur F een mij onbekende man (het hof begrijpt: de verdachte) werd vastgehouden door twee beveiligingsmedewerkers. Ter plaatse hoorde ik een vrouw zeggen dat zij zojuist was bestolen van een mobiele telefoon en een geldbedrag van 250 euro. Ik zag dat zij de mij onbekende man aanwees. Hierop heb ik de man ( [verdachte] , geboren 18 maart 1972) aangehouden. Tijdens de fouillering trof ik in de rechterbroekzak 3 biljetten van € 50 aan. In de linker achterbroekzak trof ik nog enkele biljetten aan.
5. Een proces-verbaal van 15 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als relaas van
de verbalisant:
Ik heb te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer beelden bekeken van binnen en buiten vertrekhal 2 (op Schiphol) van 15 oktober 2016 tussen 08:20 en 08:34 uur, waarop een bagagediefstal te zien zou zijn.
Ik herkende de manspersoon op de beelden als de later aangehouden [verdachte] .
08:25:21 uur: De verdachte gaat achter passagiers bij de incheckbalies staan.
08:25:30: De aangever heeft haar bagagekar achter zich gezet.
08:25:58: De verdachte pakt een tas van de bagagekar van de aangever, draait zich direct om en loopt weg.
08:26:04: De verdachte stopt de weggenomen tas onder zijn jas, waardoor de tas aan het zicht wordt onttrokken.
08:32:33: De verdachte wordt buiten vastgepakt door een medewerker van de beveiliging van Schiphol.
6. De verklaring van
de verdachteter terechtzitting in eerste aanleg van 9 januari 2017, voor zover inhoudende:
Ik was die dag en op dat tijdstip op Schiphol, in de vertrekhal. Ik herken mijzelf op een afbeelding die is gemaakt van de camerabeelden.
ten aanzien van feit 2
7. Een proces-verbaal van aangifte van 10 september 2016 met nummer PL1300-2016196245-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als verklaring van
[benadeelde 2]:
Ik doe aangifte van diefstal.
Op 10 september 2016 tussen 08.10 en 08.20 uur bevond ik mij met mijn collega’s bij de bagageruimte van het Centraal Station te Amsterdam. Wij probeerden onze tassen in een van de kluisjes te doen. Ik heb toen mijn handtas even op de grond achter mij gezet. Ik was toen even het zicht op de tas kwijt. Toen ik even later achter mij keek, zag ik dat de handtas was weggenomen. Het betrof een zwarte handtas met daarin de volgende goederen:
- telefoon, Samsung S5
- een zwarte tas
- een Duitse identiteitskaart
- een Duits rijbewijs
- een bankpas
- een digitale camera.
Ik heb een man in de buurt zien rondhangen. Verder stond er niemand in het gangetje, behalve mijn collega’s. Ik kan de man als volgt omschrijven: gestreept shirt, zwart haar, blank.
8. Een proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als relaas van
de verbalisant:
Ik ontving beelden (stills), gemaakt met een beveiligingscamera in de bagageruimte van het Centraal Station in Amsterdam. De beelden waren veiliggesteld naar aanleiding van een diefstal van een tas. Door het slachtoffer van de voornoemde diefstal tas is aangifte gedaan onder proces-verbaalnummer 2016196245.
Bij het zien van de stills herkende ik direct de mij bekende [verdachte] .
9. Een proces-verbaal van 14 oktober 2016 met nummer PL1300-2016196245, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als relaas van
de verbalisant:
Ik kreeg screenshots van camerabeelden toegezonden waarop een op 10 september 2016 in de bagageruimte van het Centraal Station te Amsterdam gepleegde diefstal van een tas te zien zou zijn. Ik zal de handelingen van de verdachte beschrijven:
ASD-375 10-9-2016 08:25:47: Tas slachtoffer ligt achter haar op de grond. Verdachte keek naar haar tas.
ASD-375 10-9-2016 08:26:03: De verdachte strekte zijn hand uit naar de tas van het slachtoffer
ASD-375 10-9-2016 08:26:04: De verdachte hield de tas in zijn hand vast.
ASD-372 10-9-2016 08:26:24: De verdachte verstopte de tas onder zijn jas en liep uit de bagageruimte weg.
10. De verklaring van
de verdachteter terechtzitting in eerste aanleg van 9 januari 2017, voor zover inhoudende:
U toont mij de foto “Asd372 8:26:24 uur” en vraagt of ik mijzelf herken. Ik kan u vertellen dat ik dat inderdaad ben.

Bewijsverweren

De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 en 2 vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
feit 1:
De verdachte heeft (buiten) op Schiphol een onbewaakte tas aangetroffen. Hij heeft die tas niet gestolen. Niet blijkt dat de persoon die binnen, in de vertrekhal, de tas mogelijk heeft weggenomen de verdachte is. De foto’s zijn onduidelijk en het signalement komt onvoldoende overeen.
feit 2
De weggenomen goederen zijn niet bij de verdachte aangetroffen. De foto’s die in het dossier zijn gevoegd, zijn onduidelijk. Niet te zien is dat de persoon op de foto’s de handelingen verricht die door de politie zijn omschreven. Evenmin blijkt uit de foto’s dat de daarop afgebeelde persoon de verdachte is.
Het hof overweegt dat de gevoerde verweren afdoende worden weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zodat zij geen verdere bespreking behoeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 15 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas, met daarin een mobiele telefoon merk Huawei en een geldbedrag en een e-reader, toebehorende aan [benadeelde 1] ;
2:
hij op 10 september 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, met daarin een telefoon (merk Samsung) en een digitale camera en een zwarte tas en een Duits identiteitsbewijs en een Duits rijbewijs en een bankpas, toebehorende aan [benadeelde 2] .
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde – alsmede voor feit 3 dat in hoger beroep is afgesplitst – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De raadsvrouw heeft te kennen gegeven een gevangenisstraf voor duur van 6 maanden te zwaar te vinden voor twee diefstallen en heeft verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij naast eventuele schade ook veel hinder en overlast kan worden veroorzaakt. Dit geldt temeer voor een diefstal op een luchthaven terwijl het slachtoffer voor een vlucht aan het inchecken is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 augustus 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw diefstallen te plegen.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van het hof mee dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De rechtbank heeft de teruggave aan de rechthebbende [benadeelde 1] van € 210 (2 x € 10, 3 x € 50 en 2 x
€ 20) en de teruggave aan de verdachte van € 10 (2 x € 5) gelast.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde beslissing zal nemen als in eerste aanleg.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover in deze zaak aan de orde – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- € 10 (2 x € 5).
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- € 210 (2 x € 10; 3 x € 50; 2 x € 20).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.J.A. Duker en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2017.