In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal. De tenlastelegging betrof diefstal op 1 februari 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geld heeft weggenomen dat toebehoorde aan een benadeelde. De verdediging voerde aan dat de observatie door de politie onrechtmatig was en dat de verklaring van de verdachte tijdens het transport naar het politiebureau niet als bewijs mocht worden gebruikt. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde diefstal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van tien weken op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.