ECLI:NL:GHAMS:2017:3560

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
23-000350-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met betrekking tot mobiele telefoons

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal van een Samsung telefoon. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat de brief van zijn raadsvrouw niet als een schriftuur kon worden opgevat. Het hof oordeelde echter dat de brief wel degelijk als appelschriftuur kon worden beschouwd, omdat deze niet alleen onderzoekswensen bevatte, maar ook inging op de inhoud van het bewijsmiddel. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de Samsung telefoon, omdat er geen hoger beroep openstond tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak verder onderzocht en oordeelde dat de verdachte zich op 24 oktober 2015 samen met anderen schuldig had gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon, merk Iphone, type 6. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte de ernst van de feiten, waarbij de verdachte een persoon beroofde die onder invloed was van alcohol of drugs, wat een inbreuk op diens privacy en eigendomsrecht betekende. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000350-16
datum uitspraak: 17 augustus 2017
VERSTEK (niet-gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706955-15 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres]

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft zich (naar het hof begrijpt: primair) op het standpunt gesteld dat de verdachte op grond van artikel 416, tweed lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de brief van de raadsvrouw van de verdachte van 15 februari 2016 zijns inziens slechts een opgave van onderzoekswensen bevat en niet als een schriftuur in de zin van artikel 416, eerste lid, Sv kan worden opgevat.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de advocaat-generaal merkt het hof de als appelschriftuur aangeduide brief van 15 februari ook bezien in het licht van artikel 416, eerste lid, Sv als zodanig aan nu daarin niet slechts onderzoekswensen zijn geformuleerd maar ook is ingegaan op de – betwiste – inhoud van een door de rechtbank gebezigd bewijsmiddel.
Reeds daarom ziet het hof geen grond voor toepassing van artikel 416, tweede lid, Sv.
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van het hem onder primair en subsidiair tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op de Samsung type S6 telefoon. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Deze vrijspraak vat het gerechtshof op als een vrijspraak van een cumulatief onderdeel van de tenlastelegging en gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, twee (2), althans een of meer, mobiele telefoons (merk Iphone, type 6 en/of Samsung, type S6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan twee (2), althans een of meer, tot nu toe onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee (2), althans een of meer, mobiele telefoons (merken Iphone, type 6 en/of Samsung, type S6) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 24 oktober 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een mobiele telefoon, merk Iphone, type 6, toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven persoon.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair (wat de Iphone betreft) bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft (naar het hof begrijpt: subsidiair) gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader op georganiseerde wijze schuldig gemaakt aan het beroven van een persoon die zichtbaar danig onder invloed was van alcoholische drank of andere verdovende middelen en zich amper bewust leek te zijn van zijn omgeving. Aldus heeft hij een inbreuk gemaakt op diens privacy en zijn eigendomsrecht geschonden. Daarnaast veroorzaakt diefstal van een telefoon veel overlast.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van dit ergerlijke feit de enige passende sanctie een vrijheidsbenemende straf is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van het hem onder primair en subsidiair tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op de Samsung telefoon type S6.
Vernietigt het vonnis voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2017.