Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
Op 20 september 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 maart 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot 60 dagen gevangenisstraf, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 6 september 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof de op te leggen straf opnieuw beoordeeld. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.
Het hof heeft de straf bepaald op drie maanden gevangenisstraf, in lijn met de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die een gevangenisstraf van drie maanden voor soortgelijke feiten aanbevelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.