ECLI:NL:GHAMS:2017:3860
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- M. Iedema
- P.M. Groenenberg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding uit 's Rijks kas in strafzaak na niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek werd ingediend door verzoekster, die een vergoeding van € 550,00 vroeg voor kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand. De zaak betreft een strafzaak waarin het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vervolging. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, maar het hof oordeelde anders.
Het hof heeft eerder, op 1 juni 2016, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verzoekster. Het beroep in cassatie dat hiertegen was ingesteld, is door de advocaat-generaal ingetrokken. De advocaat van verzoekster stelde dat de strafzaak hiermee was geëindigd, terwijl de advocaat-generaal van mening was dat de zaak nog niet was geëindigd omdat er plannen waren voor een hernieuwde vervolging.
Het hof oordeelde dat de zaak tegen verzoekster inderdaad was geëindigd, en dat verzoekster ontvankelijk was in haar verzoek om vergoeding. Het hof achtte gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van de gevraagde vergoeding. De voorzitter van het hof heeft het verzoek toegewezen en de vergoeding van € 550,00 toegekend, te betalen uit 's Rijks kas. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.