ECLI:NL:GHAMS:2017:3956

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
23-001198-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voorhanden hebben van MDMA en traangasbusje met aanpassing bewijsconstructie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van MDMA en een traangasbusje. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, maar het hof heeft in plaats daarvan een taakstraf van vijftien uren opgelegd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA en een traangasbusje, wat een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van anderen met zich meebrengt. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf behandeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat de vordering zou worden toegewezen, maar het hof heeft besloten om in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, een taakstraf van 120 uren op te leggen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en de vordering tot tenuitvoerlegging is in het licht van de omstandigheden van de verdachte gemitigeerd. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001198-17
datum uitspraak: 2 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers
13-107638-15 en 15-706297-13 (TUL) tegen
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, zulks met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat de aan de bewijsbeslissing ten grondslag gelegde bewijsconstructie op na te melden wijze worden aangepast.

Aanpassing bewijsconstructie

Het hof voegt aan de reeds door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen toe:
6.
De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 18 september 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
“Het klopt dat ik op 8 mei 2015 0.81 gram MDMA en een traangasbusje voorhanden heb gehad.”
7.
Een (ander) geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer PL1300-2015105466-10, opgemaakt door brigadier van politie [verbalisant] .
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Inbeslagneming
Plaats: [adres 2] te Amsterdam
Datum: 8 mei 2015
Omstandigheden: Aangetroffen tijdens insluitingsfouillering
Goednummer: PL1300-2015105466-4974497
Object: Spuitbus
Merk/type: Ko Cs Gas
Eigenaar: [verdachte 2] ”
Dit (andere) geschrift wordt slechts tot bewijs gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Verder wordt de redengevende inhoud van het door de politierechter onder 2 opgenomen bewijsmiddel vervangen door het volgende:
“Op 5 mei 2015 hielden wij, verbalisanten, in Amsterdam als verdachte aan [verdachte 2] , geboren op 11 september 1981 te Amsterdam. De verdachte werd overgebracht naar het hoofdbureau aan de [adres 2] te Amsterdam. Tijdens de insluitingsfouillering werd bij [verdachte 2] een busje CS gas aangetroffen, alsmede een klein plastic zakje met brokjes.”
en wordt aan de redengevende inhoud van het door de politierechter onder 4 opgenomen bewijsmiddel toegevoegd:
“Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie.”

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 15 uren.
De raadsman heeft namens de verdachte te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA (‘XTC’) en een traangasbusje. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke harddrug een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Het bezit van traangas brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 september 2017 is hij eerder voor misdrijven onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor overtreding van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Dit weegt in zijn nadeel. Bovendien liep de verdachte ten tijde van de bewezen feiten in een proeftijd van een eerder in voorwaardelijke vorm opgelegde straf. In dit licht, en waar oplegging van een geldboete in verband met de beperkte financiële draagkracht van de verdachte zeker niet opportuun wordt geacht, is oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf gerechtvaardigd. Het hof acht, anders dan de politierechter, oplegging van een vrijheidsstraf in de omstandigheden van dit geval té fors.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij onder parketnummer 15-706297-13 gewezen vonnis van de rechtbank Haarlem van 18 november 2014 ter zake van gekwalificeerde diefstal opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, maar dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, een taakstraf van 120 uren wordt opgelegd, zulks gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft te kennen gegeven het hiermee eens te zijn, maar heeft het hof gevraagd het aantal te werken uren te mitigeren.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan maar liefst twee strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Hoewel die feiten anders van aard en kaliber zijn dan de gekwalificeerde diefstal waarvoor de verdachte in 2014 is veroordeeld, is het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, van essentieel belang dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te geschieden. In de actuele persoonlijke situatie van de verdachte, zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, wordt echter reden gezien om, in plaats van de tenuitvoerlegging van laatstgenoemde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten van een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, in geval van het niet naar behoren verrichten te vervangen door een hechtenis voor de duur van 60 (zestig) dagen. Voor tenuitvoerlegging van een taakstraf van een geringer aantal uren zoals door de raadsman bepleit ziet het hof geen aanleiding.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2014 (parketnummer 15-706297-12), te weten een gevangenisstraf van 2 maanden, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
zestig (60) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R. Kuiper en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.