ECLI:NL:GHAMS:2017:4032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
23-001244-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 13 december 2016 te Alkmaar. De verdachte had samen met een ander vijftien flessen whiskey weggenomen uit een woning, waarbij zij zich toegang tot het pand verschaften door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 september 2017 heeft de verdachte ontkend aanwezig te zijn geweest op de plaats delict en verwezen naar een alibi bij vrienden in Boxtel. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland en deelname aan een Cova-training. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft recent positieve stappen gezet in zijn leven, wat het hof heeft doen besluiten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001244-17
datum uitspraak: 25 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-800004-17 en 15-870043-15 (TUL) tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2016 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen vijftien, althans een hoeveelheid, flessen whiskey, althans drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fles(sen) whiskey/drank onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 13 december 2016 niet in Alkmaar was, maar bij vrienden in Boxtel (onder wie ene ‘ [vriendin verdachte] ’), zodat hij het ten laste gelegde feit niet gepleegd kan hebben. De raadsvrouw heeft – in het verlengde hiervan – geconcludeerd tot vrijspraak.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat voor het hof echter buiten redelijke twijfel vast dat het de verdachte is geweest die, samen met zijn mededader, de hem verweten woninginbraak heeft gepleegd. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden, omdat het op geen enkele wijze is onderbouwd en geen solide aanknopingspunten in het dossier vindt, terwijl de verdachte om hem moverende redenen er niet voor heeft gekozen te verzoeken de door hem opgevoerde ‘ [vriendin verdachte] ’ (van wie hij geen nadere gegevens heeft verstrekt) als getuige te doen horen.
Het ten laste gelegde kan worden bewezen op de wijze als na te melden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2016 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 2] , heeft weggenomen vijftien flessen whiskey, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Het vonnis van de politierechter en standpunten van de partijen
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte (a) zich moet houden aan een plicht zich te melden bij Reclassering Nederland, (b) een Cova-training volgt en (c) deelneemt aan een traject voor begeleid wonen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de strafmaat vooral benadrukt dat het van belang is dat de verdachte hulp en begeleiding blijft krijgen.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Als gevolg hiervan is schade berokkend aan de bewoner doordat het keukenraam is vernield en 15 flessen (kostbare) alcoholhoudende drank zijn weggenomen. Bovendien is daarbij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zal haar gevoel van veiligheid in het eigen huis zijn aangetast. Dergelijke feiten plegen voorts voor gevoelens van onveiligheid in de gehele buurt te zorgen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 september 2017 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsstraf en liep hij nog in een proeftijd van een eerder in voorwaardelijke vorm opgelegd strafdeel. Dit weegt nadrukkelijk in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij woninginbraak aan recidivisten pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden genoemd. Het hof neemt dit in deze zaak tot uitgangspunt.
Gebleken is dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en makkelijk beïnvloedbaar is. Hij woonde bij zijn ouders en leek niet open te staan voor het zoeken naar een zinvolle dagbesteding en gebruikte geregeld of zelfs overmatig softdrugs. Eerdere hulpverlening leek weinig effect te hebben gesorteerd.
Op de terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de verdachte nieuwe woonruimte heeft gevonden bij zijn broer en dat er wordt gewerkt aan plaatsing van de verdachte in een vorm van begeleid wonen. Daarbij gaat de voorkeur van de verdachte en zijn toezichthouder van Reclassering Nederland uit naar de instelling Huiswaard Zorg in Alkmaar. Via Argos wordt hij toegeleid naar werk. Zijn vriendin en de relatie met zijn familie vormen beschermende factoren. Verder zal hij eerdaags starten met een Cova-training, is hij gestopt met blowen, komt hij de afspraken met zijn toezichthouder beter na en stelt hij zich (meer) begeleidbaar op. Samengevat kan worden gezegd dat de verdachte zijn leven sinds enige tijd een wending ten goede heeft gegeven. Het hof acht het in het belang van de verdachte én de samenleving dat deze positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een nieuw verblijf in detentie. Daarom zal de hiervoor genoemde gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm worden gegoten. Hiervoor is te meer aanleiding nu uit genoemd uittreksel blijkt dat de verdachte sinds 13 december 2016 geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, waarmee een eerder patroon (voorlopig) lijkt te zijn doorbroken. Ter verdere reductie van het recidivegevaar dat de verdachte in zich bergt acht het hof het echter wel aangewezen om bijzondere voorwaarden te stellen die aansluiten bij de voorwaarden die de politierechter geïndiceerd heeft geacht.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 juli 2015 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 16 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de actuele persoonlijke situatie van de veroordeelde, die hierboven is beschreven, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
56 (zesenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland zo frequent en zolang die instelling dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde deelneemt aan een training cognitieve vaardigheden;
- dat de veroordeelde meewerkt aan toeleiding naar opname in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en daar vervolgens verblijft en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering zal opstellen, een en ander zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 juli 2015 (parketnummer 15-870043-15), te weten van een jeugddetentie van 16 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
16 (zestien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R. Kuiper en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.