ECLI:NL:GHAMS:2017:4058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
23-001283-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling strafmotivering in zaak van mishandeling in woning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 april 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd als door de politierechter was opgelegd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, namelijk een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Zij voerde aan dat mishandeling in de huiselijke sfeer niet als strafverzwarende omstandigheid zou moeten worden meegewogen, en dat de gebruikte stereo-installatie niet als wapen kon worden beschouwd. Het hof oordeelde dat de politierechter ten onrechte rekening had gehouden met een lopende proeftijd, maar dat dit niet leidde tot een andere straf. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, die eerder voor geweldsmisdrijven was veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001283-17
datum uitspraak: 21 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-701945-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de hiernavolgende strafmaatoverweging.

Overweging ten aanzien van de strafmaat

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot dezelfde straf als door de officier van justitie in eerste aanleg is gevorderd, te weten een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsvrouw terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat mishandeling in huiselijke sfeer niet als strafverzwarende omstandigheid bij de straftoemeting zouden moeten meewegen, nu het slachtoffer de verdachte mee naar huis heeft genomen voor seks en daarmee zelf een risico heeft genomen. Ook het gebruik van een slag- of stootwapen kan volgens de raadsvrouw niet als strafverzwarende omstandigheid meewegen omdat een stereo-installatie niet als een zodanig wapen gezien kan worden en de verdachte dit ook niet als zodanig heeft gebruikt. Daarnaast heeft de politierechter bij de straftoemeting – gelet op de pleegdatum van het onderhavige feit – ten onrechte met een lopende proeftijd rekening gehouden. Voorts heeft de raadsvrouw gewezen op de omstandigheid dat de verdachte sinds het plegen van dit feit geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] . Daardoor heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn toegebracht. Een en ander heeft plaatsgevonden in haar eigen woning, zijnde een plaats waar men zich veilig behoort te kunnen voelen.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat de politierechter er bij de straftoemeting ten onrechte van is uitgegaan dat sprake was van een lopende proeftijd. Gezien de ernst van het feit ziet het hof echter hierin, noch in hetgeen de raadsvrouw overigens naar voren heeft gebracht, aanleiding een andere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd. Dit te minder nu de verdachte in het recente verleden meermalen voor geweldsmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.E.M. Röttgering en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2017.