ECLI:NL:GHAMS:2017:4148

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
23-002504-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de strafoplegging in hoger beroep tegen verkeersdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden met een ongeldig rijbewijs en het aanrijden van een fietser. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag, een werkstraf van 160 uur en een geldboete van € 250,00. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een geldboete van € 250,00 geëist. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het recente verlies van twee naaste familieleden en zijn motivatie om zijn leven te verbeteren. Het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke straf de positieve ontwikkeling van de verdachte zou doorkruisen. Daarom heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een voorwaardelijke hechtenis van één week op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de op te leggen straffen gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002504-16
datum uitspraak: 27 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-271026-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van een dag, een werkstraf van 160 uur en een geldboete van € 250,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van € 250,00 te betalen in termijnen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het openbaar gezag ondermijnd door als bestuurder met een motorrijtuig op de openbare weg te rijden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit is een ernstig feit, waarmee
de verdachte de verkeersveiligheid, ter bescherming waarvan de regels inzake rijbewijzen zijn gegeven,
in gevaar heeft gebracht. Dat gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu de verdachte tegen een fietser
aan is gereden. Gelukkig heeft dit niet tot ernstig letsel geleid of tot hoge schade, temeer nu onder deze omstandigheden de autoverzekering die kosten niet dekt en niet aannemelijk is dat de verdachte die kosten dan zelf uit eigen middelen had kunnen voldoen. Daarnaast weegt zwaar dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 februari 2017, eerder ter zake van verkeersdelicten, waaronder ter zake van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, onherroepelijk is veroordeeld. Op grond van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte zou een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf of werkstraf respectievelijk een onvoorwaardelijke hechtenis of geldboete in beginsel een passende reactie zijn.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten begaan in een periode dat hij ernstig gebukt ging onder het in zeer korte periode overlijden van twee naaste familieleden. De verdachte lijkt het kwalijke van zijn handelen in te zien en lijkt inmiddels doordrongen te zijn van de noodzaak zich te onthouden van het besturen van motorrijtuigen. Ook toont de verdachte zich erg gemotiveerd zijn leven een positieve wending te geven. De verdachte heeft inmiddels een voltijd baan, waarvan hij moeilijk vakantiedagen op kan nemen buiten de daarvoor aangewezen periodes. Het vermogen van de verdachte staat onder bewind. Hij leeft zelf van een zeer beperkte hoeveelheid leefgeld, zodat hij met de opbrengsten van zijn baan zijn hoge schulden af kan betalen. Het hof is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of hechtenis de positieve ontwikkeling van de verdachte op onwenselijke wijze zou doorkruisen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 9, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Ten aanzien van het onder in de zaak met parketnummer 13-271026-14 onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 maart 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]