In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden met een ongeldig rijbewijs en het aanrijden van een fietser. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag, een werkstraf van 160 uur en een geldboete van € 250,00. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een geldboete van € 250,00 geëist. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het recente verlies van twee naaste familieleden en zijn motivatie om zijn leven te verbeteren. Het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke straf de positieve ontwikkeling van de verdachte zou doorkruisen. Daarom heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een voorwaardelijke hechtenis van één week op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de op te leggen straffen gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, die buiten staat was om te ondertekenen.