ECLI:NL:GHAMS:2017:4197
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal in vereniging na gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 24 februari 2014 te Haarlem. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen goederen had weggenomen uit een schuur/garage, toebehorende aan een ander. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijsstukken zijn gepresenteerd.
De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De bewijsvoering was voornamelijk gebaseerd op herkenning door politieambtenaren van camerabeelden en telecomgegevens die de aanwezigheid van de verdachte in de buurt van de plaats delict aangaven. Echter, tijdens de zitting in hoger beroep bleek dat de getuigen, die eerder de verdachte hadden herkend, hun verklaringen niet konden bevestigen. Een van de verbalisanten kon zich de zaak niet herinneren en de ander twijfelde aan zijn eerdere herkenning.
Het hof concludeerde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, vooral gezien het gebrek aan ondersteunend bewijs en de inconsistenties in de getuigenverklaringen. Daarom werd het vonnis van de politierechter vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van degelijk bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van getuigenverklaringen.