(xi) Op 20 mei 2011 heeft [appellant] een deskundigenoordeel gevraagd hij het UWV om de re-integratie-inspanningen van GVB te laten toetsen. Daarop is een uitgebreide correspondentie gevolgd tussen GVB enerzijds en het UWV anderzijds. Deze correspondentie bestaande uit brieven en e-mails van het UWV van 27 juli 2011, GVB van 21 september 2011, het UWV van 9 januari 2012, GVB van 6 maart
2012 en het UWV van 13 april 2012 moet als hier ingelast worden beschouwd. Dat
deskundigenoordeel is uiteindelijk nooit gekomen.
(xii) Op 14 november 2011 heeft het UWV [appellant] laten weten dat er nog een paar mogelijkheden voor door hem te verrichten arbeid waren. Dit zou worden beoordeeld door de arbeidsdeskundige. Een en ander is vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst. Op 1 december 2011 heeft de arbeidskundige, [A] , gerapporteerd. Hij is tot de conclusie gekomen dat [appellant] onverminderd
80-100% arbeidsongeschikt is. Een en ander is vastgelegd in een beschikking van het UWV van 13 december 2011.
(xiii) Na ontvangst van de beschikking van 13 december 2011 heeft GVB in de persoon van [B] verzocht om de arbeidskundige rapportage, welke aan deze beschikking ten grondslag ligt. Daarover is uitgebreid gecorrespondeerd, maar [appellant] heeft deze niet ter beschikking gesteld. Een en ander was voor [B] aanleiding om, per e-mail van 22 december 2011, geen tijdelijke werkzaamheden meer aan te bieden.
(xiv) [appellant] heeft zijn werkzaamheden die hij tot 22 december 2011 verrichtte, voortgezet buiten medeweten van [B] . Deze is er eerst van op de hoogte gesteld in mei 2012. Daarop heeft [appellant] zijn werkzaamheden moeten staken. Hij heeft deze sindsdien niet meer hervat.
(xv) Blijkens een e-mail van [B] van 4 april 2013 hebben partijen weer afspraken gemaakt over ) hervatting van werkzaamheden.
Op 5 april 2013 heeft de bedrijfsarts laten weten dat een opbouw naar volledige hervatting van de werkzaamheden mogelijk was.
(xvi) Op 8 april 2013 heeft [appellant] GVB laten weten dat GVB, gelet op de jurisprudentie, gehouden is een passende functie voor [appellant] te creëren.
Op 10 april 2013 heeft [B] per e-mail meegedeeld dat een afgesproken detachering niet doorgaat, en dat zij zal laten weten wanneer andere tijdelijke werkzaamheden beschikbaar zijn.
(xvii) Op 12 april 2013 heeft de bedrijfsarts laten weten dat hij in verband met wijziging van medicatie ervan uitgaat dat de belastbaarheid van [appellant] weer zal verminderen. Op 23 april 2013 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat de medische situatie van [appellant] niet was verbeterd, omdat de daarop gerichte behandeling niet is aangeslagen. De beperkingen in het functioneren van [appellant] , zoals al op 6 september 2010 vastgesteld, bleven gelden; op deze beperkingen is de laatste WAO-beschikking gebaseerd.
(xviii) Gelet op dit advies van de bedrijfsarts, heeft GVB vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn om [appellant] te herplaatsen; GVB heeft dit [appellant]
medegedeeld in een brief van 30 mei 2013.
(xix) Op 11 juni 2013 heeft GVB [appellant] laten weten dat een ontslagprocedure zou worden gestart. Op 9 juli 2013 is een aanvraag hij het UWV ingediend strekkende tot het verlenen van ontslagvergunning.
(xx) Het verzoek is gebaseerd op de omstandigheid dat [appellant] reeds twee jaar niet in staat is zijn functie van assistent lijnmanager metro uit te oefenen en niet te verwachten is dat daar verandering in komt binnen 26 weken. [appellant] heeft zich verweerd tegen dit verzoek.
(xxi) De voornoemde arbeidsdeskundige [A] heeft het UWV op 12 september 2013 bericht dat niet te verwachten valt dat [appellant] binnen 26 weken zijn functie kan hervatten. Volgens de arbeidsdeskundige kon het GVB wel aan [appellant] werk aanbieden uit de pool tijdelijk werk. Partijen zijn vervolgens door het UWV in staat gesteld te reageren. Beide partijen hebben dat gedaan.
(xxii) Op 19 november 2013 heeft het UWV besloten de ontslagvergunning te verlenen. [appellant] is vervolgens ontslagen bij brief van 27 november 2013 tegen 27 januari 2014.