ECLI:NL:GHAMS:2017:4741

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
23-004724-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 december 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Spanje in 1978, was beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vriendin, hier aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte onder andere het (vast)pakken van de nek van het slachtoffer, het duwen en het op de grond gooien van haar, wat zou hebben geleid tot pijn en letsel. Het hof heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2017 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent en onduidelijk waren, zowel in eerdere verklaringen als tijdens het verhoor door de rechter-commissaris. De verdachte heeft herhaaldelijk ontkend de mishandeling te hebben gepleegd. Gezien het gebrek aan bewijs en de onvoldoende ondersteuning van de verklaringen door andere bewijsstukken, heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De vordering van het openbaar ministerie, die een geldboete van € 1.000,- voorstelde, werd niet toegewezen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004724-16
datum uitspraak: 30 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-079059-15 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 29 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn echtgenoot, althans zijn ex-vriendin, [slachtoffer], heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht)
- ( vast)pakken en/of (vast)grijpen en/of (vast)gepakt houden en/of (vast)gegrepen houden van de nek/hals, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] (tengevolge waarbij voornoemde [slachtoffer] pijn en/of letsel oploopt aan haar been, althans haar lichaam) en/of
- op/tegen de grond gooien/werpen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- duwen tegen voornoemde [slachtoffer],
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan een gedeelte van € 500,- voorwaardelijk niet ten uitvoer wordt gelegd, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Aangeefster heeft in eerste instantie, op 30 maart 2015, uiterst summier verklaard over het feitencomplex dat heeft geleid tot de formulering van de tenlastelegging. Op 12 mei 2016 is aangeefster gehoord door de rechter-commissaris. Ook bij dit verhoor verklaarde zij wisselend en onduidelijk over de toedracht van het ten laste gelegde, het mishandelende karakter van de gedragingen van de verdachte die tot enig letsel zouden hebben geleid en de opzet van de verdachte daarop, en over de plaats waar de getuige zich op dat moment bevond. De verdachte heeft telkens ontkend aangeefster te hebben mishandeld. Omdat de verklaringen van aangeefster voorts onvoldoende worden ondersteund door de overige stukken in het dossier, moet de verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De door de raadsman voorwaardelijk geformuleerde nadere onderzoekswensen behoeven – nu de daaraan verbonden voorwaarde niet wordt vervuld – geen bespreking meer.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. W. F. Groos en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2017.