ECLI:NL:GHAMS:2017:4870

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
200.222.335/01, 200.222.335/02 en 200.222.335/03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor kinderen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 31 augustus 2017 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 2 augustus 2017, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man was bepaald. De vrouw verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De man, verweerder in hoger beroep, verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de stabiliteit en continuïteit die de kinderen ervaren bij de man. De vrouw heeft betoogd dat de huidige situatie onrustig is voor de kinderen en dat zij hen meer continuïteit kan bieden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kinderen sinds de zomer van 2016 bij de man verblijven en dat deze situatie hen stabiliteit biedt. De vrouw heeft in het verleden regelmatig van woning en relatie gewisseld, wat heeft bijgedragen aan de onrust in het leven van de kinderen.

Het hof heeft ook de rol van de raad voor de kinderbescherming in de procedure betrokken en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen is. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen en de bestreden beschikking is bekrachtigd. De vrouw heeft geen belang meer bij een afzonderlijke beslissing op haar verzoeken tot schorsing en voorlopige voorzieningen, die ook zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.222.335/01, 200.222.335/02 en 200.222.335/03
Zaaknummer rechtbank: C/15/250443/ FA RK 16-6359
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 november 2017 in de zaak met zaaknummer 200.222.335/01:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats a] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. V.J.M. Janszen te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.P. Bolweg te Haarlem.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.
en in de zaken met zaaknummers 200.222.335/02 en 200.222.335/03:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats a] ,
verzoekster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. V.J.M. Janszen te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.P. Bolweg te Haarlem.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 2 augustus 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 31 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van bovengenoemde beschikking van 2 augustus 2017. Daarnaast heeft zij op diezelfde datum in de zaak met zaaknummer 200.222.335/02 een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van bovengenoemde beschikking van 2 augustus 2017 en in de zaak met zaaknummer 200.222.335/03 een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
2.2
De man heeft op 10 oktober 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een faxbericht van de zijde van de vrouw van 11 oktober 2017 met bijlagen, ingekomen op 11 oktober 2017;
- een faxbericht van de zijde van vrouw van 13 oktober 2017 met bijlagen, ingekomen op 13 oktober 2017;
- een faxbericht van de zijde van de man van 16 oktober 2017 met bijlagen, ingekomen op 16 oktober 2017.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Janszen;
- de man, bijgestaan door mr. Bolweg;
- de raad, vertegenwoordigd door de mevrouw H. Uyanik.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de vrouw en de man (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn geboren:
- [kind a] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2010, te [geboorteplaats] en
- [kind b] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2014, te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2016 is bepaald dat het ouderschapsplan dat door de ouders op 22 respectievelijk 24 februari 2016 is ondertekend, deel uitmaakt van die beschikking. Ingevolge het ouderschapsplan hebben de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw en verblijven zij bij de man om het weekend van vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur en gedurende de helft van de vakanties.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 28 december 2016 is, voor zover thans van belang, een tijdelijke zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de kinderen elke woensdag van 9.00 uur tot 17.15 uur, alsmede een keer in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 17.15 uur bij haar verblijven. De beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregeling is pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van mediation.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is voor zover thans van belang, met wijziging van het ouderschapsplan, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepaald en is tussen de vrouw en de kinderen een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vrouw verblijven:
- de ene week van vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur;
- de andere week van vrijdag uit school tot zaterdag 12.00 uur;
Voorts is aan de man vervangende toestemming verleend om [kind a] in te schrijven op de openbare school voor speciaal onderwijs “ [de school] ” te [plaats] .
4.2
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/01 verzoekt de vrouw, naar het hof begrijpt:
- de bestreden beschikking te vernietigen;
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd, waarbij de man wordt bevolen de kinderen aan haar af te geven indien zij niet reeds in haar macht mochten zijn;
- een nader te bepalen zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen, subsidiair een co-ouderschapsregeling, inhoudende dat de kinderen om de week een week bij de vrouw zijn en gedurende de helft van de vakanties, onder begeleiding van hulpverlening vanuit een vrijwillig kader van bijvoorbeeld Ouderschap Blijft;
- aan haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [kind a] op de SBO in [woonplaats a] en te bepalen dat [kind a] met ingang van een nader vast te stellen datum aldaar onderwijs zal volgen.
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/02 verzoekt de vrouw:
- de werking van de bestreden beschikking te schorsen, totdat in het onderhavige hoger beroep is beslist.
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/03 verzoekt de vrouw, als voorlopige voorziening voor de duur van het geding:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn en de kinderen aan haar worden toevertrouwd, waarbij tevens de man wordt bevolen om de kinderen aan haar af te geven, indien de kinderen niet reeds in haar macht mochten zijn;
- een nader te bepalen zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen;
- aan haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [kind a] op de SBO in [woonplaats a] en te bepalen dat [kind a] met ingang van nader vast te stellen datum aldaar onderwijs zal volgen.
4.3
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de vrouw, het verzoek tot schorsing en het verzoek om voorlopige voorzieningen af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

in de zaak met zaaknummer 200.222.335/01:
5.1
Partijen zijn verdeeld over de vraag bij wie de hoofdverblijfplaats van de kinderen dient te worden bepaald, over de invulling van de zorgregeling en over de vraag op welke school [kind a] dient te worden ingeschreven.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen als het onderhavige omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind is daarbij een overweging van de eerste orde. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
De vrouw betoogt allereerst dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar dient te zijn. Zij meent dat de huidige situatie te rommelig en onrustig is voor de kinderen. Dit komt mede doordat partijen regelmatig afwijken van de zorgregeling, waardoor meer wisselmomenten voor de kinderen ontstaan. De rechtbank heeft er onvoldoende oog voor gehad dat het (gezins)leven van partijen en de kinderen zich altijd in [woonplaats a] heeft afgespeeld. Zo wonen de families van beide partijen in [woonplaats a] en heeft [kind a] daar zijn hobby’s en vriendjes. De vrouw heeft sinds november 2016 een grote woning in [woonplaats a] gehuurd. Zij studeert op dit moment, waardoor zij de zorg voor de kinderen altijd op zich kan nemen, zonder gebruik te moeten maken van kinderopvang. De vrouw kan de kinderen bovendien meer continuïteit bieden dan de man, omdat zij vanaf de geboorte van de kinderen het grootste gedeelte van de zorg op zich heeft genomen. De vrouw staat daarnaast open voor eventuele begeleiding bij de nader te bepalen zorgregeling tussen de man en de kinderen. Voorts is een wijziging van school niet in het belang van [kind a] . [kind a] gaat reeds geruime tijd naar zijn huidige school in [woonplaats a] en heeft het daar naar zijn zin. [kind a] volgt op dit moment speciaal onderwijs (SO), maar geadviseerd is om hem naar de afdeling speciaal basisonderwijs te laten gaan (SBO). [kind a] zou op zijn huidige school dan ook slechts van afdeling en niet van locatie hoeven te wisselen. Hierdoor behoudt hij zijn vertrouwde omgeving en begeleiders, waardoor de overgang van SO naar SBO minder ingrijpend voor hem zal zijn. Daarnaast is er op dit moment onvoldoende informatie over de invloed van een wijziging van school op [kind a] en is geen onderzoek gedaan of de school in [plaats] aansluit op het onderwijs dat hij tot nu toe heeft gevolgd. Ook is geen rekening gehouden met de vraag of de man in staat is om de wijziging van school in goede banen te leiden, zeker nu het netwerk van partijen zich in [woonplaats a] bevindt. Gelet op deze omstandigheden dient de bestreden beschikking te worden vernietigd en dienen haar verzoeken te worden toegewezen, aldus de vrouw.
5.4
Volgens de man is wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet in hun belang. De vrouw heeft de kinderen de afgelopen jaren geen stabiele thuissituatie kunnen bieden. Zo heeft zij regelmatig gewisseld van woning, baan en relatie. Ook is zij niet in staat om gemaakte afspraken na te komen, wat niet alleen invloed heeft op het contact tussen de man en de vrouw onderling, maar ook op het contact tussen de vrouw en instanties, zoals de school. De kinderen hebben een fijne, stabiele thuissituatie bij de man en zijn vriendin en dit gaat al geruime tijd goed. De kinderen ontwikkelen zich positief en [kind a] mag zelfs van een SO- naar een SBO-afdeling op school. Het is dus in het belang van de kinderen om hun hoofdverblijfplaats bij de man te behouden. Daarnaast zal [kind a] hoe dan ook op school moeten wisselen van afdeling. Het is in het belang van [kind a] dat zijn school zo dicht mogelijk in de buurt is van zijn woonplaats. Gelet op deze omstandigheden dienen de verzoeken van de vrouw te worden afgewezen en dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd, aldus de man.
5.5
De raad heeft ter terechtzitting benadrukt dat de man de kinderen sinds de echtscheiding van partijen stabiliteit en continuïteit heeft geboden. De raad kan zich daarom vinden in het oordeel van de rechtbank. Indien het hof dit nodig acht, kan de raad onderzoek doen naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen en naar de zorgregeling. Het is in ieder geval belangrijk dat de ouders begeleiding krijgen bij het verbeteren van hun onderlinge communicatie, aldus de raad.
5.6
Het hof acht zich aan de hand van de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen voldoende voorgelicht om de zaak te beoordelen en ziet derhalve geen aanleiding om de raad te verzoeken om onderzoek te doen.
Sinds hun uiteengaan in maart 2015 hebben partijen moeite om goed met elkaar te communiceren. Nadat partijen uit elkaar waren gegaan heeft de man de zorg voor de kinderen op zich genomen. De vrouw maakte op dat moment een moeilijke periode door. Zij had geen baan en geen vaste woonruimte. Tussen de vrouw en de kinderen was in deze periode sprake van een (beperkte) zorgregeling. In november 2015 zijn partijen, nadat de vrouw in een kortgedingprocedure uitbreiding van de zorgregeling had gevorderd, een voorlopige zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen overeengekomen en zijn zij door de voorzieningenrechter verwezen naar mediation. In het kader van de mediation hebben partijen een ouderschapsplan opgesteld waarin zij zijn overeengekomen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zou zijn en dat tussen de man en de kinderen een zorgregeling zou gelden. De kinderen zijn daarop begin 2016 bij de vrouw gaan wonen. In juli 2016 heeft de vrouw de kinderen bij de man gebracht, nadat zij haar toenmalige woning was kwijtgeraakt, waardoor zij de kinderen op dat moment niet meer kon opvangen. De man woonde inmiddels met zijn huidige partner in [woonplaats b] . De kinderen verblijven sindsdien bij de man.
Het hof overweegt dat beide partijen in het verleden in staat zijn gebleken om de kinderen te verzorgen en op te voeden, maar zij zijn door omstandigheden vaak van verblijfplaats gewisseld. Inmiddels verblijven de kinderen sinds de zomer van 2016 bij de man en zijn huidige partner in hun woning in [woonplaats b] . Het gaat daar goed met hen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de huidige situatie waarin zij thans al geruime tijd rust en stabiliteit ervaren, gecontinueerd wordt. De wisselingen van verblijfplaats zijn voor hen onrustig geweest. Daarbij komt dat de kinderen kwetsbaar zijn, [kind a] door zijn ontwikkelingsachterstand en [kind b] vanwege haar nog jonge leeftijd. Het hof is gelet op deze omstandigheden dan ook van oordeel dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man dienen te behouden, zodat de bestreden beschikking op dit punt zal worden bekrachtigd. Daaraan doet niet af dat de kinderen voorheen steeds in [woonplaats a] hebben gewoond en dat de vrouw naar eigen zeggen totdat partijen uiteen gingen het grootste deel van de tijd voor de kinderen zorgde. Wat daar van zij, die situatie is in maart 2015 veranderd en inmiddels zorgt de man al meer dan een jaar het grootste deel van de tijd voor de kinderen. Niet gebleken is dat de man, samen met zijn huidige partner, dit niet naar behoren doet. Dat, volgens de vrouw, partijen in juli 2016 hebben afgesproken dat de kinderen slechts tijdelijk bij de man zouden verblijven, totdat zij weer over huisvesting zou beschikken, maakt dit ook niet anders. De man betwist dat zo’n afspraak is gemaakt, maar ook al zou dat zo zijn geweest, dan is het hof nog steeds van oordeel dat een wisseling van hoofdverblijfplaats nu niet (meer) in het belang van de kinderen is. Dat geeft hier de doorslag.
5.7
Het voorgaande leidt er voorts toe dat het hof het in het belang van [kind a] vindt dat hij wordt ingeschreven op de openbare school voor speciaal onderwijs “ [de school] ” in [plaats] , zoals de man heeft verzocht. Het is in het belang van [kind a] dat hij zo dicht mogelijk bij zijn huidige woonomgeving naar school gaat. [kind a] zal hierdoor dagelijks aanzienlijk minder reistijd hebben dan wanneer hij naar zijn huidige school in [woonplaats a] zal blijven gaan. Ter zitting heeft de man bovendien onweersproken aangevoerd dat de school in [plaats] heeft verklaard in staat te zijn om voor een goede overgang van [kind a] van zijn oude naar deze school te zorgen. Een schoolgang in [plaats] zal [kind a] de kans geven om vriendjes en vriendinnetjes in de buurt van zijn woonomgeving te maken. Daarbij komt nog dat partijen het erover eens zijn dat [kind a] van een SO- naar een SBO- afdeling zal moeten gaan, zodat ook op zijn huidige school in [woonplaats a] sprake zou zijn geweest van een wisseling, zij het van minder verstrekkende aard. De stelling dat de man, samen met zijn huidige partner, niet in staat zou zijn de overgang naar de nieuwe school in goede banen te leiden heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd.
Het hof zal het verzoek in hoger beroep van de vrouw dan ook afwijzen en de bestreden beschikking ook op dit punt bekrachtigen.
5.8
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt het hof als volgt. Het hof acht, mede in het licht van wat hiervoor over de hoofdverblijfplaats is overwogen, continuering van de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen. Dit komt erop neer dat de kinderen - kort gezegd - de ene week een lang weekend en de andere week een kort weekend bij de vrouw verblijven. Een co-ouderschapsregeling, zoals door de vrouw is verzocht, vereist doorgaans dat ouders daadwerkelijk in staat zijn om over de invulling van het ouderschap behoorlijk met elkaar te communiceren. Zoals het hof ook zelf ter zitting heeft kunnen constateren is de communicatie tussen partijen aangaande de kinderen thans nog zeer moeizaam. Het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen en de bestreden beschikking zal ook ten aanzien van de zorgregeling worden bekrachtigd.
Partijen hebben ter terechtzitting desgevraagd verklaard open te staan voor hulpverlening vanuit een vrijwillige kader ter verbetering van hun onderlinge communicatie. Het is van groot belang dat partijen daarmee daadwerkelijk aan de slag gaan.
in de zaken met zaaknummers 200.222.335/02 en 200.222.335/03
5.9
Gelet op de eindbeslissing van het hof in de hoofdzaak, heeft de vrouw geen belang meer bij een afzonderlijke beslissing op haar schorsingsverzoek en haar verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Deze verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
5.1
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/01:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/02:
wijst het verzoek af.
In de zaak met zaaknummer 200.222.335/03:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A.V.T. de Bie en mr. W.K. van Duren, bijgestaan door mr. H. Sapir als griffier en is op 21 november 2017 in het openbaar uitgesproken.