ECLI:NL:GHAMS:2017:4898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
23-002449-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met gedeeltelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraf en afwijzing van vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 3 juli 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken had opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter van 8 april 2016, gedeeltelijk toegewezen. De verdachte had zich vóór het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, wat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf rechtvaardigde. Echter, het hof heeft besloten om de tenuitvoerlegging te gelasten voor de duur van twee weken, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 28 dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter van 10 juni 2015, afgewezen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van zijn voorwaardelijke veroordeling, waardoor de vordering niet kon worden toegewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002449-17
datum uitspraak: 23 november 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2017 in de strafzaak onder de parketnummers
15-800243-17, 15-020315-16 en 15-800106-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen,
behalveten aanzien van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 15-020315-16
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. Deze vordering is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2017 toegewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou doorkruisen. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. In hetgeen de raadsman en de verdachte naar voren hebben gebracht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Het hof ziet in die persoonlijke omstandigheden wel aanleiding om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf slechts gedeeltelijk te gelasten, te weten voor de duur van twee weken.
Parketnummer 15-800106-14
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 28 dagen. Deze vordering is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2017 toegewezen met omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf van 120 uren. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen op dezelfde wijze als de politierechter heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het dossier geen mededeling aan de verdachte bevat van zijn veroordeling bij verstek door de rechtbank Noord-Holland op 10 juni 2015, als bedoeld in artikel 366a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering. Bij gebrek aan stukken daaromtrent kan evenmin in het dossier worden nagegaan, of één van de in art 366a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering bedoelde uitzonderingen zich voordoet.
Aldus is niet vast komen te staan of de verdachte op de hoogte was of geacht mag worden te zijn geweest van zijn voorwaardelijke veroordeling en van de aanvang van de proeftijd. Dat het uittreksel uit de Justitiële Documentatie vermeldt dat de betreffende voorwaardelijke veroordeling ten tijde van het in onderhavige zaak tenlastegelegde strafbare feit onherroepelijk was, maakt dat niet anders.
Derhalve zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 8 april 2016 met parketnummer 15-020315-16, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2015 met parketnummer 15-800106-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 28 dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 november 2017.
Mr. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]