ECLI:NL:GHAMS:2017:5028

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
23-001947-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van een willekeurige voorbijganger

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een willekeurige voorbijganger op 7 maart 2016 te Schiphol. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 500,00 opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 november 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever niet alleen heeft geduwd, maar ook op het achterhoofd heeft geslagen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De ernst van de mishandeling, de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de beslissing. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 20 uren opgelegd, te vervangen door 10 dagen hechtenis, in plaats van een geldboete, gezien de financiële situatie van de verdachte.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling en de strafbaarheid van de verdachte bevestigd, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001947-16
datum uitspraak: 4 december 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-048985-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door hem (met kracht) te duwen en/of op het achterhoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [getuige] als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte de aangever niet alleen heeft geduwd, maar ook op het achterhoofd heeft geslagen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 maart 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te duwen en met kracht op het achterhoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling; hij heeft een willekeurige voorbijganger, die een opmerking maakte over de wijze waarop de verdachte zijn taxidiensten op Schiphol aanbood, een duw en vervolgens een klap op het achterhoofd gegeven waardoor deze pijn heeft ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich door zijn emoties – die verband hielden met de destijds op Schiphol gevoerde ‘taxioorlog’ – heeft laten meeslepen, waar het slachtoffer de dupe van is geworden.
Daarnaast is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2017 eerder meermalen, onherroepelijk voor misdrijven veroordeeld. Dat weegt in zijn nadeel.
Het hof heeft verder acht geslagen op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de financiële situatie van de verdachte naar voren hebben gebracht; de verdachte moet zijn gezin met drie kinderen met behulp van een vrij gering inkomen onderhouden en hij heeft forse schulden. Oplegging van een geldboete ligt daarom niet in de rede. Het hof is van oordeel dat de ernst van het feit een geheel voorwaardelijke straf niet toelaat, anders dan door de verdediging bepleit, in aanmerking genomen dat de verdachte al vaker voor misdrijven is veroordeeld. Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr komt het hof wel tot een iets lagere straf dan anders het geval zou zijn geweest.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2017.
[...]