In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een willekeurige voorbijganger op 7 maart 2016 te Schiphol. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 500,00 opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 november 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever niet alleen heeft geduwd, maar ook op het achterhoofd heeft geslagen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De ernst van de mishandeling, de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de beslissing. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 20 uren opgelegd, te vervangen door 10 dagen hechtenis, in plaats van een geldboete, gezien de financiële situatie van de verdachte.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling en de strafbaarheid van de verdachte bevestigd, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging heeft genomen.