ECLI:NL:GHAMS:2017:5149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
23-004468-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging, bedreiging en wederspannigheid tegen een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belediging van een ambtenaar, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 14 juni 2014 te Amstelveen, waar de verdachte de wijkagent beledigde en bedreigde tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend en beweerde dat de aangiften door de verbalisanten verzonnen waren, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om aan de verklaringen van de verbalisanten te twijfelen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijk gedeelte, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problematiek. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004468-15
datum uitspraak: 12 december 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-139523-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 juni 2016, 28 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 14 juni 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer] (buurtregisseur/inspecteur van de politie Amsterdam/Amstelland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met toezicht in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "ik neuk je moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 14 juni 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (buurtregisseur/inspecteur van de politie Amsterdam/Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op of omstreeks 14 juni 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer] (buurtregisseur/inspecteur van de politie Amsterdam/Amstelland) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Amstelveen-Zuid, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig eenmaal of meermalen (met kracht) - zich in een andere richting te bewegen dan waar voornoemde [slachtoffer] hem wilde brengen en/of -slaande/schoppende en/of trappende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Overweging ten aanzien van het bewijs

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de ten laste gelegde feiten ontkend. Hij heeft – kort gezegd – verklaard dat hetgeen door de verbalisanten in hun respectieve processen-verbaal op schrift is gesteld niet op waarheid berust. De reden dat deze aantijgingen door de opsporingsambtenaren zijn verzonnen vindt zijn grondslag in een incident uit 2013, waarbij hij door wijkagent [slachtoffer] onbehoorlijk en gewelddadig is behandeld, aldus de verdachte.
Anders dan de verdachte ziet het hof geen reden om te twijfelen aan hetgeen door vijf verschillende verbalisanten in hun respectieve, op ambtseed opgemaakte, processen-verbaal is gerelateerd. De verklaringen van de op verzoek van de verdachte door de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen werpen hierop ook geen ander licht, met andere woorden: deze verklaringen geven geen aanleiding uit te gaan van een andere feitelijke toedracht dan door de politie gerelateerd.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL133K-2014146811-9 van 15 juni
2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 1 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer]:
Hiermede wens ik aangifte te doen van bedreiging en belediging, waar ik het slachtoffer van ben geworden tijdens de uitoefening van mijn dienstverrichting. Op 14 juni 2014 bevond ik mij, in uniform gekleed en met toezicht belast, op de openbare weg te Amstelveen, nabij het winkelcentrum Middenhoven. Mijn functie is wijkagent. Ik liep, in verband met mijn toezichthoudende taak, op en rondom het winkelcentrum. Ik zag een man staan die ik ambtshalve ken als [verdachte], geboren op [geboortedatum]. Ik keek om en zag dat [verdachte] mij achterna liep. Ik stopte en zag dat hij heel dicht op mij ging staan. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Jij moet hier de wijk uit, daar ga ik voor zorgen. Ik heb een heel dossier over jou, jij klootzak! Ik deelde [verdachte] mede, dat hij mij met rust moest laten en mij mijn werkzaamheden moest laten uitvoeren. [verdachte] voldeed niet aan mijn verzoek. Hij bleef heel dicht voor mij staan en zei: “Jij gaat hier weg. Jij hebt hier niets te zoeken. Jij hebt geen respect voor mij.” Hierop heb ik [verdachte] gevorderd weg te gaan, omdat hij anders zou
worden aangehouden. Ook aan mijn vordering voldeed [verdachte] niet. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Ik ga nergens heen. Jij moet weg!”
Ik heb hierop [verdachte] aangehouden ter zake het opzettelijk belemmeren
van mijn dienstverrichting. Ik had inmiddels assistentie ingeroepen van overige
dienstdoende politie-eenheden, welke snel ter plaatse waren. Tijdens de aanhouding begon [verdachte] zich te verzetten. Na aanhouding hoorde ik dat [verdachte] in bijzijn van publiek en van dienstdoende politiecollega’s luidkeels naar mij riep, terwijl hij mij indringend aankeek: “Ik maak je af!”, “Ik neuk je moeder”. Vervolgens werd [verdachte] afgevoerd in een politievoertuig en overgebracht naar het politiebureau wijkteam Amstelveen-Zuid. Vanwege het feit dat ik mij bedreigd voel, verzoek ik de officier van justitie om tot vervolging over te gaan. Ook voel ik mij zeer beledigd door de tekst die [verdachte] mij luidkeels toeriep: “Ik neuk je moeder!”.
2. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL133K-2014146811-2 van 14 juni
2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [slachtoffer] (doorgenummerde blz. 4 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
de verbalisant:
Op 14 juni 2014 bevond ik mij in uniform gekleed en met solosurveillance belast op de openbare weg, de Grote Beer te Amstelveen.
Ik, verbalisant vorderde [verdachte] dat hij onmiddellijk weg moest gaan, omdat hij anders zou worden aangehouden. Ik zag dat [verdachte] niet voldeed aan mijn vordering weg te gaan. Hierop heb ik [verdachte] aangehouden ter zake het opzettelijk belemmeren van mijn dienstverrichting.
Omschrijving Wederspannigheid:
Na aanhouding wilde ik [verdachte] de transportboeien aanleggen, dit in verband met het overbrengen van [verdachte] naar een politiebureau. Dit was in bijzijn van de inmiddels ter plaatse aangekomen politieambtenaren. Nadat ik de transportboei om zijn rechterpols had aangelegd, begon hij zich tegen de aanhouding te verzetten. Ik voelde namelijk dat [verdachte] krachtig met zijn armen begon te zwaaien en tegengesteld begon te bewegen aan de richting waarin ik zijn armen probeerde te bewegen. Ook begon [verdachte] trappende bewegingen te maken met zijn benen. Bij deze trappende beweging werd ik eenmaal geraakt tegen mijn rechterknie.
3. Een proces-verbaal met nummer PL133K-2014146811-5 van 14 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde blz. 10 e.v).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
de verbalisantenvoornoemd, dan
wel één van hen:
Op 14 juni 2014 hoorden wij via de portofoon dat de collega buurtregisseur/inspecteur van politie [slachtoffer] om assistentie verzocht. Derhalve zijn wij gegaan naar de Grote Beer, ter hoogte van winkelcentrum Middenhoven/ de Meent te Amstelveen, alwaar genoemde collega [slachtoffer] had opgegeven te zijn. Wij kwamen met meerdere andere politie-eenheden ter plaatse. Wij zagen dat collega [slachtoffer] achter een man aanliep. Ik, verbalisant [verbalisant 2], herkende deze man als [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Ik hoorde dat collega [slachtoffer] meerdere keren tegen [verdachte] zei dat hij was aangehouden. Wij verbalisanten zagen dat collega [slachtoffer] de transportboeien aanlegde bij [verdachte]. Op het moment dat dit gebeurde zagen wij dat [verdachte] zich verzette door duidelijk in een andere beweging te gaan als dan die waarin collega [slachtoffer] hem wilde doen gaan. Om de aanhouding te effecturen heb ik [verbalisant 2] een armklem aangelegd bij de linkerarm van [verdachte]. Daarbij voelde en zag ik dat [verdachte] zich met kracht in een andere richting trachtte te bewegen dan in de richting waarin ik hem wilde doen gaan. Bij het transport richting dienstvoertuig zagen en voelden wij dat [verdachte] zich verzette door om zich heen te trappen en dat hij zich trachtte los te worstelen en wederom probeerde te gaan in een andere richting als de richting van het dienstvoertuig waarin wij hem wilden vervoeren ten einde te worden voorgeleid voor een hulpofficier van justitie. Wij hoorden dat [verdachte] de volgende verwensingen schreeuwde tegen collega [slachtoffer]: “Ik maak je af. Ik neuk je moeder.” Deze verwensingen werden luidkeels door [verdachte] geschreeuwd in het publieke domein, waar zich vele burgers bevonden.
4. Een proces-verbaal met nummer PL133J-2014146811-7 van 14 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 8-9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten, dan wel één van hen:
Op 14 juni 2014 omstreeks 15:52 uur hoorde wij, verbalisanten, over de portofoon een collega die met spoed vroeg om een koppel politieagenten die kon assisteren bij de aanhouding die hij zojuist had gedaan. De verdachte werkte niet mee met zijn aanhouding. De collega zou de buurtregisseur [slachtoffer] zijn van wijkteam Amstelveen Zuid. Het ging om de locatie, de Meent te Amstelveen. Het zou zijn ter hoogte van de achterzijde van de Grote Beer, op een braderie aldaar.
Wij, verbalisanten zijn onmiddellijk naar de genoemde locatie gespoed. Aldaar aangekomen zagen wij [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) met een man staan. Wij zagen dat [slachtoffer] één handboei had aangelegd bij de verdachte. Wij zagen dat de verdachte met zijn bovenlijf gebukt stond en dat hij trekkende bewegingen maakte met zijn bovenlijf.
Ik, verbalisant van Braak, zag kans om de rechterarm van de verdachte vast te houden. De andere collega’s konden toen de linkerpols ook in de handboei krijgen. Wij, verbalisanten, zagen dat [slachtoffer] toen voor de verdachte stond en dat anderen de verdachte in bedwang probeerden te houden. Wij hoorde dat [slachtoffer] zei, “blijf nou rustig”, of woorden van gelijke strekking. Wij zagen dat de verdachte toen met meer dan geringe kracht met zijn rechtervoet en been een voorwaartse trap maakte in de richting van [slachtoffer].
[verdachte] is vervolgens door ons overgebracht naar het bureau van politie
Amstelveen Zuid, alwaar hij is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 14 juni 2014 te Amstelveen, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer] (buurtregisseur, inspecteur van de politie), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, belast met toezicht, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ik neuk je moeder".
2:
hij op 14 juni 2014 te Amstelveen, [slachtoffer] (buurtregisseur, inspecteur van de politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte hem opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af".
3:
hij op 14 juni 2014 te Amstelveen, toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer] (buurtregisseur/ inspecteur van de politie Amsterdam/Amstelland) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Amstelveen-Zuid, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich in een andere richting te bewegen dan waar voornoemde [slachtoffer] hem wilde brengen en trappende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer].
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 14 juni 2014 nabij het winkelcentrum Middenhoven te Amsterdam met geweld verzet tegen een wijkagent die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam was. Hierdoor heeft hij het gezag van de betreffende ambtenaar aangetast, hem belemmerd in de uitoefening van een hem toekomende bevoegdheid en hem pijn toegebracht.
Voorts heeft de verdachte zich toen en daar schuldig gemaakt aan bedreiging van voornoemde wijkagent. Door zijn handelen heeft de verdachte op agressieve wijze, schreeuwend, een voor de betreffende gezagsdrager, die enkel zijn werk deed, intimiderende situatie geschapen. Daarnaast heeft hij deze wijkagent beledigd. Door het jegens hem in de openbaarheid uiten van de bewezenverklaarde grievende bewoordingen heeft de verdachte het gezag van deze ambtenaar aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 november 2017 is hij eerder voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijke omvang. Het hof komt echter – anders dan de politierechter en de advocaat-generaal – tot een lagere straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door hem ter terechtzitting naar voren gebracht, waaronder begrepen dat er aanwijzingen zijn voor het bestaan van psychische problematiek, en gelet op de omstandigheid dat er in de afgelopen drie jaren geen nieuwe feiten ter kennis van justitie zijn gekomen. Het hof zal daarom een lagere taakstraf opleggen dan anders het geval zou zijn geweest en tevens een gedeelte van de taakstraf opleggen in voorwaardelijke vorm, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 december 2017.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. C.N. Dalebout zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.