In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij betrokken was bij de verkoop en het bezit van heroïne en cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee zaken, met parketnummers 15-027799-17 en 15-011784-17, waarbij de verdachte op 23 december 2016 en 18 januari 2017 in Haarlem handelingen verrichtte die in strijd zijn met de Opiumwet. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdediging voerde aan dat de belastende verklaring van een getuige niet gebruikt mocht worden, omdat deze getuige overleden was voordat hij gehoord kon worden. Het hof oordeelde echter dat de bewezenverklaring niet uitsluitend op deze verklaring was gebaseerd, maar ook op andere bewijsmiddelen, zoals de waarnemingen van verbalisanten en het aantreffen van een handelsvoorraad cocaïne. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van honderd uren op. Daarnaast werd een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn recidive, recht had op een straf die rekening hield met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het behoud van zijn woonruimte.