ECLI:NL:GHAMS:2017:5634

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
23-003564-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van uitgeven en in voorraad hebben van valse bankbiljetten, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hoger beroep richtte zich enkel op het eerste feit, namelijk het medeplegen van het uitgeven en in voorraad hebben van valse bankbiljetten. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 augustus 2017 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging betrof het uitgeven van valse bankbiljetten in de periode van 9 juni 2012 tot en met 17 mei 2016 in verschillende steden in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk valse bankbiljetten heeft uitgegeven en in voorraad heeft gehad, en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 12 maanden, met 5 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandelverplichting. Het hof heeft ook beslist dat de in beslag genomen Rolex-horloges, die vals bleken te zijn, aan het verkeer zullen worden onttrokken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003564-16
datum uitspraak: 5 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-665049-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1].

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 primair en 3 subsidiair is ten laste gelegd. Voorts is door de rechtbank het ten laste gelegde onder 2 nietig verklaard. Namens de verdachte is het hoger beroep bij akte van 7 oktober 2016 ingetrokken voor zover het betrekking had op de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het hoger beroep heeft dus alleen betrekking op de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld, met de beperking als hiervoor vermeld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 9 juni 2012 tot en met 17 mei 2016 te Amsterdam en/of Leiden en/of Houten en/of Rotterdam en/of Arnhem en/of Leidschendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) als echt en onvervalst bankbiljet(ten) van 500 en/of 100 en/of 50 en/of 20 en/of 10 euro heeft uitgegeven waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving(en), bekend was en/of (een) bankbiljet(ten) van 500 en/of 100 en/of 50 en/of 20 en/of 10 euro, dat/die verdachte en/of zijn mededader(s) zelf had nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer ten aanzien van zaaksdossier 4
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op zaaksdossier 4. De verdediging heeft daartoe naar voren gebracht dat de veroordeling uitsluitend is gebaseerd op de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant], terwijl de bewijswaarde van deze herkenning volgens de verdediging gering is.
Het hof overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen “herkenning [verdachte]” van 28 april 2016 blijkt dat verbalisant [verbalisant] in onderzoek 13ANGEL de verdachte meerdere malen en op verschillende dagen heeft geobserveerd. Als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen is aangehecht een foto van een persoon bij binnenkomst in de Jumbo in Arnhem op 23 maart 2016 om 16:00 uur. Het hof – dat alleen beschikt over een zwart-wit kopie van die foto – heeft waargenomen dat de persoon op de desbetreffende foto goed te zien is. Verbalisant [verbalisant], die verdachte vaker heeft gezien, acht het met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de persoon op de foto en de verdachte één en dezelfde persoon is. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning door de verbalisant. Dat de persoon op de foto de verdachte is, wordt ondersteund door de omstandigheid dat de verdachte onbetwist andere, hierna bewezenverklaarde, feiten heeft begaan met een identieke werkwijze, hierin bestaande dat de dader aan de caissière van de supermarkt eerst een geldig bankbiljet overhandigt dat, nadat het op echtheid is gecontroleerd door de dader wordt teruggenomen en heimelijk vervangen door een vals biljet. Het verweer wordt verworpen.

Vrijspraak ten aanzien van zaaksdossier 5

Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten, beschreven in zaaksdossier 5. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte als medepleger betrokken was bij het uitgeven van vals geld op 5 april 2016 bij de Jumbo in Houten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:hij op tijdstippen in de periode vanaf 1 maart 2016 tot en met 26 maart 2016 te Rotterdam en Arnhem en Leidschendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk telkens als echt en onvervalst bankbiljetten van 100 euro heeft uitgegeven waarvan de valsheid verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij en/of zijn medeverdachte(n) die bankbiljetten ontving(en), bekend was en bankbiljetten van 100 euro, waarvan de valsheid verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij en/of zijn medeverdachte(n) die bankbiljetten ontving, bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid, hem, toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd
en
medeplegen van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank was bij de strafoplegging ervan uitgegaan dat de verdachte betrokken was bij het uitgeven van vals geld in vier gevallen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die de duur van de periode die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht overstijgt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat voor de verdachte, wegens aanhoudende pijnklachten van een auto-ongeluk in 2012, de detentieperiode vele malen zwaarder is dan voor andere gedetineerden. Tevens heeft de verdachte door dit ongeluk een posttraumatische stressstoornis opgelopen en lijdt hij aan depressiviteit. Voorts zal met het opleggen van een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de verdachte zijn woning kwijtraken, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen uitgeven en in voorraad hebben van valse bankbiljetten. Het in omloop brengen van vals geld dupeert de onwetende ontvanger en brengt schade toe aan het vertrouwen in papiergeld en in het monetaire verkeer. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 augustus 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze is korter dan de straf die door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist, gelet op de partiële vrijspraak in hoger beroep en op straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.

Beslag

Van de onder de verdachte in beslag genomen Rolex-horloges is gebleken dat zij vals zijn. Het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet of het algemeen belang. Nu zij voorts kennelijk bestemd zijn tot het begaan van een aan het bewezenverklaarde soortgelijk feit, zullen zij worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 209 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht:
De veroordeelde moet zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak melden bij Reclassering Nederland, locatie [adres 2] en zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
-
Behandelverplichting:
De veroordeelde is verplicht het actueel behandelcontact bij GGZ inGeest voort te zetten dan wel zijn medewerking te verlenen aan een intakeprocedure bij een GGZ instelling voor (forensische) psychiatrie en, indien geïndiceerd, een ambulante behandeling te ondergaan; zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee Rolex-horloges (nummers 5188730 en 5188412).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. P.C. Römer en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 september 2017.