Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding en geschil in hoger beroep
2.Nadere gegevens
- de samenstelling en de waarde van zijn vermogen (bezittingen en schulden) per [dag] [maand] 2013 en per de datum van indiening van de gegevens, voorzien van bewijsstukken. Onder de bezittingen worden tevens verstaan de aanspraken die de man jegens de vrouw heeft uit hoofde van de bestreden eindbeschikking van de rechtbank en uit hoofde van deze beschikking;
- zijn huidige inkomsten, uit welke bron dan ook, voorzien van bewijsstukken;
- zijn aangiften en aanslagen Inkomstenbelasting 2013, 2014 en 2015;
- de geconsolideerde jaarstukken 2015 van [de B.V.] ;
- de jaarstukken 2013, 2014 en 2015 van [B.V.2] en [de B.V.] vóór de consolidatie;
- informatie over het verloop van de verkoop van de beide woningen, afkomstig van de makelaars, ook van de makelaar die de zogenaamde stille verkoop van de woning aan de [adres b] verzorgt;
- informatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van afstorting met onderliggende stukken, afkomstig van de verzekeraars die de man heeft benaderd;
- het antwoord van de speciale inspecteur voor de loonbelasting op de brief van de man in verband met het doorwerkvereiste;
- de samenstelling en de waarde van haar vermogen (bezittingen en schulden) per [dag] [maand] 2013 en per de datum van indiening van de gegevens, voorzien van bewijsstukken. Onder de bezittingen worden tevens verstaan de aanspraken die de vrouw jegens de man heeft uit hoofde van de bestreden eindbeschikking van de rechtbank en uit hoofde van deze beschikking;
- haar huidige inkomsten, uit welke bron dan ook, voorzien van bewijsstukken;
- haar aangiften en aanslagen Inkomstenbelasting 2013, 2014 en 2015;
- informatie over het verloop van de verkoop van de woning aan de [adres a] , afkomstig van de makelaar;
- informatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van afstorting, met de onderliggende stukken, afkomstig van de verzekeraars die de vrouw heeft benaderd.
26.753,-
14.193,-
3.Beoordeling
- in het kader van pensioenverevening: veroordeling van de man in zijn hoedanigheid van directeur van [de B.V.] (de B.V.) zorg te dragen voor afstorting van de koopsom die nodig is voor haar pensioenaanspraken, met dwangsom;
- in het kader van pensioenverevening: veroordeling van de man tot het betalen van een bedrag van € 2.101,75 per maand met ingang van 1 november 2013 totdat volledige afstorting heeft plaatsgevonden;
- veroordeling van de man tot het betalen van partneralimentatie van € 2.730,- per maand met ingang van 1 januari 2014.
.
4.Conclusie
- is bepaald dat de vrouw in verband met de inboedel en de auto’s een bedrag van € 1.250,- verschuldigd is aan de man;
- de man is veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 53.225,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 86.625,- uit periodieke verrekening met ingang van 1 januari 2012;
- de man is veroordeeld mede in zijn hoedanigheid van directeur van [de B.V.] om in het kader van de pensioenverevening onder een door de man aan te wijzen verzekeringsmaatschappij zorg te dragen voor afstorting die nodig is gelet op de pensioenaanspraken van de vrouw, met inachtneming van hetgeen onder 3.41 en 3.42 van de beschikking is overwogen, binnen dertig dagen na de overdracht van de woning aan de [adres a] te [woonplaats] dan wel de woning aan de [adres b] te [woonplaats] aan een derde, waarbij als uiterste datum geldt dertig dagen na overdracht van de woning die als eerste wordt verkocht en overgedragen, en
- het verzoek van de vrouw de man te veroordelen tot een uitkering tot haar levensonderhoud is afgewezen.
- bepalen dat de man in verband met de inboedel en de auto’s een bedrag van € 2.925,- is verschuldigd aan de vrouw;
- de man veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 57.400,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 86.625,- uit periodieke verrekening met ingang van 1 januari 2012;
- bepalen dat de man in het kader van pensioenverevening in zijn hoedanigheid van directeur van [de B.V.] met ingang van 1 januari 2014 zorg dient te dragen voor betaling door [de B.V.] aan de vrouw van een pensioenuitkering van € 2.119,- bruto per maand;
- bepalen dat de vordering van de vrouw tot betaling van de pensioenuitkering van € 2.119,- bruto per maand eerst opeisbaar is op het moment dat de woning aan de [adres a] te [woonplaats] dan wel de woning aan de [adres b] te [woonplaats] is verkocht en met (het deel van) de opbrengst van de man de schulden van de man aan [de B.V.] (deels) zijn afgelost;
- bepalen dat de verplichting van de man zorg te dragen voor de betaling van de maandelijkse pensioenuitkering aan de vrouw blijft bestaan totdat – na uitkering aan ieder van partijen van de helft van € 50.844,- bruto per jaar – de middelen van [de B.V.] zijn uitgeput:
- bepalen dat de man ervoor zorg dient te dragen dat [de B.V.] in staat is om het volledige bedrag van haar activa, te weten de liquide middelen en de vorderingen op de man, aan te wenden voor betaling van het jaarlijkse pensioenbedrag van € 50.844,-;
- bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2017 € 1.000,- per maand als uitkering tot haar levensonderhoud zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen, tot het moment dat de vordering van de vrouw tot betaling van de pensioenuitkering van € 2.119,- bruto per maand opeisbaar is.
5.Beslissing
- is bepaald dat de vrouw in verband met de inboedel en de auto’s een bedrag van € 1.250,- verschuldigd is aan de man;
- de man is veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 53.225,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 86.625,- uit periodieke verrekening met ingang van 1 januari 2012;
- de man is veroordeeld mede in zijn hoedanigheid van directeur van [de B.V.] om in het kader van de pensioenverevening onder een door de man aan te wijzen verzekeringsmaatschappij zorg te dragen voor afstorting die nodig is gelet op de pensioenaanspraken van de vrouw, met inachtneming van hetgeen onder 3.41 en 3.42 van de beschikking is overwogen, binnen dertig dagen na de overdracht van de woning aan de [adres a] te [woonplaats] dan wel de woning aan de [adres b] te [woonplaats] aan een derde, waarbij als uiterste datum geldt dertig dagen na overdracht van de woning die als eerste wordt verkocht en overgedragen, en
- het verzoek van de vrouw de man te veroordelen tot een uitkering tot haar levensonderhoud is afgewezen