ECLI:NL:GHAMS:2017:808
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en uitbuiting van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in een onbekende plaats en zonder vaste woon- of verblijfplaats, verbleef op dat moment in het huis van bewaring te Zwaag. Het hof behandelde het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2017, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Hendrickx, werden gehoord tijdens de zitting.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de gronden van deze beslissing overgenomen. Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, die betrokken was bij een ernstig feit van uitbuiting van minderjarige kinderen. Dit feit werd gekarakteriseerd als een ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit, wat leidde tot grote maatschappelijke verontwaardiging. Het hof concludeerde dat de vrijlating van de verdachte een geschokte rechtsorde zou veroorzaken, wat zou kunnen leiden tot maatschappelijke onrust. Daarom werd de voorlopige hechtenis gehandhaafd op basis van de 12-jaarsgrond.
De advocaat-generaal had voldoende bewijs geleverd voor het vluchtgevaar van de verdachte, mede door het gebruik van meerdere aliassen. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden. Het verzoek van de verdachte tot schorsing werd dan ook afgewezen, evenals het beroep tegen de bestreden beschikking. De beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.