ECLI:NL:GHAMS:2017:861
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag over minderjarige na uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin het gezag over [de minderjarige] was beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) was benoemd tot voogdes. De moeder had sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in 2013 niet voldaan aan de voorwaarden voor een mogelijke terugplaatsing, waaronder het hebben van een stabiele woonplek en het oplossen van haar persoonlijke problematiek. Het hof oordeelde dat de situatie van de moeder onvoldoende was verbeterd om [de minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De moeder had betoogd dat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [de minderjarige] was, maar het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] binnen een aanvaardbare termijn te dragen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af.