In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 januari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte het dreigen met een mes en het maken van zwaaiende bewegingen in de richting van de slachtoffers op 23 december 2015 te Amsterdam. Tijdens de zitting op 2 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij het hof de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging heeft genomen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot 1 maand gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.