Uitspraak
1.primair:[bedrijf 1] (thans [naam bedrijf 1] geheten) en/of [bedrijf 2] (later geheten [naam bedrijf 2] en thans ontbonden) en/of [bedrijf 3] op of omstreeks
1.subsidiair:[bedrijf 1] (thans [naam bedrijf 1] geheten) en/of [bedrijf 2] (later geheten [naam bedrijf 2] en thans ontbonden) in de periode van 1 juli 2008 tot en met
1.meer subsidiair:
eersteonverdeelde helft van [adres 3] geen BTW verschuldigd is, aangezien het een vrijgestelde levering betrof. De pleitbaarheid daarvan blijkt reeds uit de omstandigheid dat de belastinginspecteur ten aanzien van de BTW-plichtigheid van de levering van de
tweedeonverdeelde helft van [adres 3] het standpunt heeft ingenomen dat deze levering zonder BTW kan omdat “over
Hoi, Kunnen jullie een overzicht maken svp van het geld;
De controllers maakten wel altijd cash-flow overzichten om te kijken of er geld was zodat [bedrijf 2] aan zijn verplichtingen kon voldoen.” en “
Ik kan wel zeggen dat de cash-flow overzichten vele malen belangrijker waren dan de boekhouding. Elke week werd er gekeken of we nog genoeg geld hadden en wanneer welk geld binnenkwam en uitging en of dat dan genoeg was. Dit werd wekelijks besproken tussen de controller en [verdachte]. Er heerste
“Het klopt dat het meer om de cashflow ging en niet om de boekhoudkundige kant. Ik zat meer op het commerciële aspect […]”.
“Beste [naam 2], Teleurstellend dat ik nog steeds niet volledig kan worden afgelost. Hoeveel staat er dan nog over? […]”. [25]
‘Het geld uit de [bedrijf 4] -deal heb
Alleen, toen het geld van de [bedrijf 4] transactie binnenkwam, hadden we, [bedrijf 2] vastgoed, geld genoeg, dusdanig dat ik wat geld kon terughalen wat ik aan [bedrijf 2] had voorgeschoten” [27] alsmede dat hij € 2,3 miljoen aan de belastingdienst had betaald in verband met vaststellingsovereenkomsten ten aanzien van zijn fiscale verplichtingen. [28]
‘Ik stopte het ene gat met het andere’. [29]
[naam 2],
Ik hield me bezig met de administratie en de administratie die ik aantrof bij mijn komst was een rommeltje. Ik was eerst nog bezig met de jaarrekening van 2007, dat was al een drama. […] Er was veel achterstand in de administratie.” [32] en “
De bedoeling was om de financiële administratie te doen. Toen ik daar kwam, vond ik het een chaos. Er moesten nog jaarstukken uit 2007 worden opgeleverd en volledig worden gedaan. Ik moest alles nog boeken over 2007.” [33]
Direct na mijn binnenkomst bleek dat de vorige controllers (vier verschillende in de laatste 2 jaar) er een totale chaos van hadden gemaakt.” [34]
nadeelvan [bedrijf 2]) maken niet dat de onderhavige aangifte minder onjuist zou zijn - nog daargelaten dat de gestelde vergissing slechts in algemene termen zijn omschreven en daarmee onvoldoende onderbouwd. Daar komt nog bij dat niet goed valt in te zien dat het (gelet op de verklaring van de verdachte dat [bedrijf 2] grotendeels vrijgestelde prestaties verrichtte zodat in de regel belastingaangifte werd gedaan van slechts geringe bedragen) om substantiële bedragen zou gaan. Een mogelijke geringe vergissing in het nadeel van [bedrijf 2] (voor andere tijdvakken) kan het onderhavige verzuim tot afdracht van een substantieel bedrag niet compenseren en zeker niet disculperen.
subjectiefgezien) derhalve geen sprake.
objectiefgezien pleitbaar standpunt onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2017 [50] , waarin is overwogen dat ook sprake kan zijn van een pleitbaar standpunt indien de verdachte zich dat weliswaar niet bewust was, maar hij ten tijde van het doen van die aangifte - naar objectieve maatstaven gemeten - redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze aangifte juist en volledig was.
meerderepartijen van de
gedeeltelijkeeigendom van
drie afzonderlijkeregistergoederen. De belastingkamer heeft weinig woorden nodig om deze stelling te verwerpen. In de door de verdediging overgelegde stukken is ook geen steun voor deze stelling te vinden. In zoverre is er dus, naar het oordeel van het hof, geen sprake van een (objectief) pleitbaar standpunt.
ten tijde vanhet doen van aangifte geen sprake van een pleitbaar standpunt om af te zien van aangifte van de omzetbelasting op de [bedrijf 4] -deal.
apartenota van afrekening opgemaakt door de notaris. Daarin is de levering nauwkeurig omschreven, alsmede de verkoopprijzen van de onderdelen plus het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting. Het hof acht voorts van belang dat bij dergelijke verkooptransacties door [bedrijf 2], zoals de verdachte [56] heeft verklaard, nooit een (aparte) verkoopfactuur werd opgemaakt en uitgereikt. Volstaan werd met het ondertekenen van de nota van afrekening. Betaling (en daarmee ook de invordering) door [bedrijf 4] (en andere kopers) werd gedaan op basis van de nota van afrekening. De nota van afrekening heeft bij [bedrijf 2] de plaats (ingenomen) van een ‘eigen’ verkoopfactuur, wordt ook door de bestuurder van [bedrijf 2] voor akkoord ondertekend, en is daarmee aan te merken als ‘een factuur’ als bedoeld in art. 37 Wet OB.
[bedrijf 2] op 3 november 2008 te Amsterdam als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een op naam van de fiscale eenheid gestelde digitale aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak derde kwartaal 2008, onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf 2] opzettelijk op het bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljet omzetbelasting over het aangiftetijdvak juli 2008 tot en met september 2008 (derde kwartaal 2008) ten name van de fiscale eenheid een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
(naar het hof begrijpt:)onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest.
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
8(
acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.