ECLI:NL:GHAMS:2018:1141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
23-001590-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende vernieling van honden en voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk doden van een hond en het vernielen van meerdere voertuigen op 3 december 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het doden van een hond genaamd [naam hond 1], het vernielen van een andere hond en het beschadigen van drie auto’s. Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte ontkend de feiten te hebben gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de daden. De verklaringen van de aangevers werden als onbetrouwbaar beoordeeld, vooral omdat de camerabeelden onduidelijk waren en geen direct bewijs van de verdachte konden leveren. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd, en heeft hem vrijgesproken van alle beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001590-16
Datum uitspraak: 27 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-039934-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 3 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dier (te weten een hond, genaamd [naam hond 1], ras Mechelse Herder), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft gedood, althans vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2:
hij op of omstreeks 3 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dier (te weten een hond), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3:
hij op of omstreeks 3 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk drie, althans een of meer auto('s) (kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of [kenteken 3]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] en/of een of meer (tot nu toe) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de verdachte zal vrijspreken.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750 zal worden toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd voor datzelfde bedrag een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof het navolgende.
Bij de beoordeling van de feiten 1 en 2 staat centraal de vraag of sprake is van “vernieling” van de honden [naam hond 1] en [naam hond 2] als bedoeld in de tenlastelegging en zo ja, of de verdachte dit heeft gedaan.
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij in de nacht van 2 op 3 december 2015 op de honden heeft geschoten.
Aangever [naam 1] heeft op 3 december 2015 zijn hond [naam hond 1] dood aangetroffen op zijn bedrijventerrein aan [adres 2]. Er was bloed uit zijn bek gekomen. De avond daarvoor leefde de hond nog. [naam 1] heeft de hond op advies van de politie nog diezelfde dag begraven. Naar de doodsoorzaak van [naam hond 1] is geen onderzoek gedaan.
In de ochtend van 3 december 2015 ontdekte aangever [naam 2] dat zijn hond [naam hond 2] op het nabijgelegen aan [adres 3] letsel had. Bij een röntgenonderzoek werd een luchtbukskogeltje in de buik van de hond gezien.
De politie heeft camerabeelden van [naam 2] van een deel van het bedrijventerrein in de nacht van 3 december 2015 bekeken en beschreven. Het hof heeft deze beelden eveneens bekeken. De camerabeelden zijn onduidelijk, deze zijn ‘s nachts gemaakt en van enige afstand van de gefilmde persoon, van wie geen gelaatstrekken zichtbaar zijn.
Op de beelden is niet meer te zien dan dat een persoon meermalen tussen de hekken van [naam 2] en [naam 1] heen en weer loopt, diverse malen bij de beide tegenover elkaar liggende hekken stilstaat en zich over de hond van [naam 2] buigt. Deze persoon heeft een langwerpig voorwerp bij zich. Een rechtstreeks verband met het de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde kan niet uit de beschrijving van de beelden worden afgeleid. Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op de camerabeelden zag dat een persoon, door hem herkend als de verdachte, een geweer heeft gericht op zijn hond, waarna de hond plat neerviel. Aangever [naam 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard te hebben gezien dat een man met een geweer op zijn hond schoot. Beide waarnemingen zijn echter noch door de politie, noch door het hof gedaan.
In de bedrijfsruimte van de verdachte zijn drie luchtdrukwapens en diabolokogeltjes aangetroffen. Hieruit kan evenmin betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 en 2 tenlastegelegde worden afgeleid, omdat geen onderzoek is verricht naar een eventuele link tussen het in de hond van [naam 2] aangetroffen kogeltje en de bij de verdachte aangetroffen wapens en munitie.
De omstandigheid dat de verdachte bij de politie heeft gezegd dat hij op beelden te zien is, dient sterk te worden gerelativeerd omdat niet blijkt dat hij genoemde camerabeelden toen al had gezien. De politie heeft hem bovendien bevraagd over een andere nacht dan die waarin de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof weersproken dat hij op de beelden te zien is.
De verklaringen van de aangevers dat zij de verdachte op de beelden hebben herkend en hem op de honden hebben zien schieten acht het hof niet betrouwbaar, aangezien de beelden niet duidelijk zijn, zij niet eensluidend hebben verklaard en de door hen beschreven waarnemingen niet stroken met hetgeen de politie en het hof op de beelden hebben waargenomen.
Overig de verdachte rechtstreeks belastend bewijs ontbreekt eveneens. Hij dient dan ook van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De verdachte zal op deels gelijkluidende gronden eveneens worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
[naam 1] heeft aangifte gedaan van vernieling van een rode Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1]. De politie heeft op 7 december 2015 schade aan deze auto, die ter reparatie was aangeboden bij [naam 1], geconstateerd. Bij de beschadigde bedrijfsauto van [naam 2], een Renault Kangoo met kenteken [kenteken 2], is een geplet diabolo kogeltje aangetroffen. Beschadigingen van die twee auto’s deden de verbalisanten denken aan de inslag van projectielen.
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij heeft geschoten op de in de tenlastelegging genoemde auto’s, en dat hij de Opel Astra met kenteken [kenteken 3], die bij [naam 1] in reparatie was, heeft bekrast.
Uit het dossier valt geen rechtstreeks verband af te leiden tussen zijn handelen op de tenlastegelegde datum, het gebruik van een van zijn wapens of hem toebehorende munitie.
Gelet op het voorgaande behoeven de door de raadsman gevoerde verweren met betrekking tot vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek geen bespreking meer.

Vordering van de benadeelde partij [naam 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750, bestaande uit € 500 aan materiële schade en € 250 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 750. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, C.N. Dalebout en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 maart 2018.