In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging van een 112-medewerker, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof bedreiging met de dood of zware mishandeling, waarbij de verdachte dreigende woorden had geuit tegen de telefoniste van de meldkamer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 maart 2018 heeft het hof de zaak onderzocht en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een geldboete van € 750 had geëist, bij niet betalen te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de bedreigende uitlatingen van de verdachte niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof stelde vast dat de verdachte de telefoniste van het alarmnummer 112 had gebeld en daarbij de dreigende woorden had geuit. Hoewel deze uitlatingen onmiskenbaar een dreigend karakter hadden, was er geen bewijs dat de aangeefster redelijke vrees had kunnen hebben dat het misdrijf daadwerkelijk gepleegd zou worden. Dit kwam doordat het slachtoffer een anonieme persoon was en er geen aanknopingspunten waren dat de verdachte de identiteit of verblijfplaats van het slachtoffer had kunnen achterhalen.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters J. Piena, A.M. van Woensel en M.J.A. Duker aanwezig waren. De uitspraak is gedaan op een openbare zitting.