ECLI:NL:GHAMS:2018:1179

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
23-003186-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten van 50 euro. De tenlastelegging betrof een incident op 15 juli 2016 in Alkmaar, waar de verdachte een vals bankbiljet heeft uitgegeven. Dit volgde op een eerdere waarschuwing na een vergelijkbaar incident op 2 juli 2016, waarbij hij ook een vals bankbiljet probeerde te gebruiken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 maart 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte, na een eerdere waarschuwing, bewust de kans heeft aanvaard dat hij wederom vals geld zou uitgeven. De verdachte had verklaard dat hij de bankbiljetten had ontvangen voor werk dat hij had verricht, maar weigerde te zeggen van wie hij deze had gekregen, omdat deze persoon een slechte reputatie zou hebben.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde feit en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 350, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het monetaire verkeer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen, wat in zijn voordeel heeft gewerkt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003186-17
datum uitspraak: 9 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-154051-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Alkmaar, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde op de grond dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het uitgeven van een vals bankbiljet.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 2 juli 2016 heeft de verdachte in Helmond geprobeerd een taxichauffeur te betalen met een vals bankbiljet van 50 euro. De politie heeft toen besloten de verdachte daarvoor slechts een waarschuwing te geven. Op 15 juli 2016 heeft de verdachte wederom geprobeerd met een vals bankbiljet van 50 euro te betalen, bij restaurant [naam]. De verdachte is toen wel aangehouden. Tijdens zijn insluiting op het politiebureau zijn nog drie valse bankbiljetten van 50 euro onder de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voorafgaand aan 2 juli 2016 eenmalig een aantal bankbiljetten van 50 euro had gekregen voor het werk dat hij (zwart) had verricht in een restaurant. De verdachte heeft geweigerd te verklaren van wie hij deze bankbiljetten had gekregen, omdat deze persoon “geen goede reputatie” zou hebben.
Naar eigen zeggen heeft de verdachte na het incident op 2 juli 2016 de resterende briefjes van 50 euro, waarmee hij was betaald en die hij nog in zijn bezit had, niet op echtheid gecontroleerd. Daartoe was hij echter wel gehouden, gelet op het feit dat alle bankbiljetten van dezelfde persoon met een kennelijk bedenkelijke reputatie afkomstig waren. Door deze controle na te laten, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij wederom vals geld uitgaf, waarmee zijn opzet op het uitgeven daarvan op 15 juli 2016 is gegeven. Zijn stelling dat hij tussentijds met een ander biljet van 50 euro zonder problemen in een supermarkt had betaald, doet daaraan niet af.
Het verweer wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2016 te Alkmaar opzettelijk een vals bankbiljet van 50 euro heeft uitgegeven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 350, bij niet betalen te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, na een waarschuwing volgend op een eerdere uitgave van een vals bankbiljet, wederom een vals bankbiljet uitgegeven. Het in omloop brengen van vals geld brengt het vertrouwen in (contant) geld en het monetaire verkeer schade toe en dupeert bovendien de onwetende, bonafide ontvanger. Daarnaast ondervindt het handelsverkeer als geheel door het in omloop brengen van valse bankbiljetten hinder en schade. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 maart 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, de in eerste aanleg opgelegde geldboete passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 213 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.J.A. Duker en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van A.D Renshof en mr. F. van den Brink, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2018.