ECLI:NL:GHAMS:2018:1568

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
23-000566-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een politieambtenaar in functie en openbare dronkenschap

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 13 december 1965, was aangeklaagd voor belediging van een politieambtenaar in functie en voor openbare dronkenschap. De tenlastelegging omvatte het beledigen van verbalisant [verbalisant 1] door hem grove en kwetsende woorden toe te voegen, terwijl hij zich in een kennelijke staat van dronkenschap bevond op de openbare weg. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 1 november 2017 en 23 april 2018. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de belediging van de politieambtenaar plaatsvond tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor de belediging en € 50,- voor de openbare dronkenschap, met daarbij een hechtenis van tien dagen en één dag respectievelijk. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de financiële draagkracht van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24, 24c, 62, 63, 266, 267 en 453 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000566-16
datum uitspraak: 7 mei 2018
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-249847-15 tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1965,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2017 en 23 april 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman ter zitting van 1 november 2017 naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij vuile kut moslim, ik neuk je moeder, moordenaar.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Amsterdam zich in kennelijke staat van dronkenschap heeft bevonden op de openbare weg de Eerste van Swindenstraat, althans op een openbare weg;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 december 2015 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij vuile kut moslim, ik neuk je moeder, moordenaar".
2:
hij op 13 december 2015 te Amsterdam zich in kennelijke staat van dronkenschap heeft bevonden op de openbare weg de Eerste van Swindenstraat.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL300-2015278184-4, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] .
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[verbalisant 1]:
Op 13 december 2015 was ik werkzaam in de rechtmatige uitoefening van mijn bediening als zijnde politieambtenaar, te Amsterdam. Ik was aanwezig in de Mac Donalds naar aanleiding van een twist tussen één man en één vrouw. Ik ben toen in gesprek gegaan met de man die later bleek te zijn genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1965 (
het hof begrijpt: de verdachte, hierna: [verdachte]). Terwijl [verdachte] zich recalcitrant gedroeg tegenover mij en mijn collega’s waren er ook meerdere omstanders aanwezig die naar ons keken. Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en hoorde dat hij het volgende tegen mij zei: “Jij vuile kut moslim, ik neuk je moeder, moordenaar”. Ik zag dat de omstanders deze beledigende woorden ook hoorden en ik zag dat deze omstanders naar mij en mijn collega’s keken. [verdachte] schreeuwde herhaaldelijk het volgende tegen mij: “Kut moslim, rot op naar je eigen land, ik neuk je moeder, mongool, moordenaar”. Ik voel mij door de woorden van de verdachte [verdachte] gediscrimineerd en in mijn goede naam en eer aangetast. Ik voel mij diep gekwetst en ben zeer ontdaan door dit alles.
2.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015278184-5 van 14 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 5] .Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten(of één of meer van hen):
Op 13 december 2015 bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform gekleed en belast met een preventieve surveillance 2121 en noodhulpdienst 2101 in Amsterdam. Wij, verbalisanten van de 2121, hoorden dat de eenheid 2101 werd gestuurd naar de Mac Donalds op de [adres 2] . Wij verbalisanten van de 2121 en de 2101 kwamen gezamenlijk ter plaatse. Aldaar troffen wij een man en een vrouw aan en wij hoorden en zagen dat de man tegen de vrouw schreeuwde. De man bleek later te zijn genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1965 (
het hof begrijpt: de verdachte, hierna: [verdachte]). Tijdens het overbrengen naar het dienstvoertuig zagen wij, verbalisanten, dat [verdachte] verbalisant [verbalisant 1] aankeek en hoorden wij dat hij tegen verbalisant [verbalisant 1] schreeuwde: “Jij vuile kut moslim, ik neuk je moeder, moordenaar”. Wij zagen dat de mensen om ons heen deze beledigende woorden ook hoorden. Wij zagen dat zij naar ons keken. Wij hoorden dat [verdachte] herhaaldelijk tegen verbalisant [verbalisant 1] schreeuwde: “Kut moslim, rot op naar je eigen land, ik neuk je moeder, mongool, moordenaars”.
Ten aanzien van feit 2:
3.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015278184-5 van 14 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 5] .Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten (of één of meer van hen):
Wij, verbalisanten, kwamen op 13 december 2015 gezamenlijk ter plaatse in de Mac Donalds op de [adres 2] . Aldaar sprak verbalisant [verbalisant 5] met een mevrouw, welke later bleek te zijn genaamd, [naam] geboren op [geboortedag 2] 1958, en hoorde dat zij mij verklaarde dat [verdachte] vandaag een hele fles alcohol had gedronken waardoor hij zich opstandig gedroeg. Tijdens het gesprek ter plaatse met [verdachte] gedroeg hij zich constant recalcitrant. Wij hoorden dat hij herhaaldelijk tegen ons schreeuwde. Tijdens het gesprek roken wij dat [verdachte] riekte naar het inwendig gebruik van alcohol, zagen wij dat hij onvast ter been was en hoorden wij dat hij met dubbele tong sprak.
4.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015278184-9 van 23 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 13 december 2015 begaf ik mij, na een melding van een twist tussen een man en een vrouw, naar de Mac Donalds op de [adres 2] . Ter plaatse zag en hoorde ik dat een man welke later de verdachte [verdachte] bleek te zijn aan het schreeuwen was tegen een vrouw. Ik zag, hoorde en rook direct dat [verdachte] kennelijk behoorlijk veel gedronken had en zag ik dat hij bloeddoorlopen ogen had, onvast ter been was, met dubbele tong sprak en sterk riekte naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Het was duidelijk dat [verdachte] teveel gedronken had om nog normaal met hem te communiceren. De aanhouding voor openbare dronkenschap was nodig omdat [verdachte] op dat moment op straat nogal wat overlast veroorzaakte door te schreeuwen, mensen te bedreigen en onbeschoft was.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 600,- voor feit 1 en een geldboete van € 90,- voor feit 2.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor feit 1 en een geldboete van € 50,- voor feit 2.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een politieambtenaar tijdens de uitoefening van zijn functie, waarmee hij het gezag van de politie heeft ondermijnd en zowel de integriteit als de eer en goede naam van deze ambtenaar heeft aangetast. Door het uitspreken van de woorden "Jij vuile kut moslim, ik neuk je moeder, moordenaar" heeft de verdachte de ambtenaar volstrekt onnodig, op grove wijze uitgescholden en gekwetst. Het hof acht het hierbij van belang op te merken dat van een politieagent geen groter incasseringsvermogen behoeft te worden verwacht dan dat van de burger (HR 22 september 2009,
NJ2009/466) en dat omstanders ten tijde van de uitlating aanwezig waren en er kennis van hebben kunnen nemen. De uitlating van de verdachte getuigt van onbeheerst gedrag (hetgeen in schril contrast staat tot het beeld dat hij van zichzelf tegenover de medewerker bij de reclassering schetst) en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Het hof rekent dit de verdachte aan. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden. Hij heeft zich daarbij in zijn dronkenschap hinderlijk gedragen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende en in matigende zin rekening houdend met de financiële draagkracht van de verdachte en het tijdsverloop, geldboetes van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 62, 63, 266, 267 en 453 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 50,00 (vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. C.N. Dalebout en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2018.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]