In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal in vereniging van een kentekenplaat van een Mercedes, gepleegd op 24 september 2017 te Amsterdam. De verdachte en zijn medeverdachte werden op heterdaad betrapt terwijl zij de kentekenplaten van de auto verwijderden. De raadsman van de verdachte stelde dat er geen sprake was van medeplegen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de diefstal van de kentekenplaat. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met de mogelijkheid van uitvoering indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, waarbij het hof de identificerende functie van een kentekenplaat benadrukte.