ECLI:NL:GHAMS:2018:1771
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Schorsingsverzoek voorlopige hechtenis van verdachte in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2018 een beschikking gegeven op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd. De verdachte was eerder door de rechtbank Amsterdam op 19 december 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. Het hof heeft de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis en het veroordelend vonnis bekeken, evenals het verzoekschrift van de verdachte van 9 mei 2018 en de aanvullende stukken die tijdens de behandeling in raadkamer zijn overgelegd.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.G. Dudink, gehoord. De verdachte heeft verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis, met als doel medisch onderzoek buiten de muren van het huis van bewaring te ondergaan. Hij stelde dat hij in het huis van bewaring onvoldoende medische zorg ontvangt en dat het gewenste onderzoek niet wordt uitgevoerd. Het hof heeft overwogen dat een verzoek tot schorsing primair gericht moet zijn aan de directeur van het huis van bewaring en/of de medische dienst. Indien hieraan niet of onvoldoende gehoor wordt gegeven, kan de verdachte een klachtprocedure starten.
Na beoordeling van de argumenten heeft het hof geen aanleiding gezien om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen. De beschikking is afgewezen, en het hof heeft de advocaat-generaal opgedragen de beschikking ter kennis van de verdachte te brengen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 16 mei 2018, met de betrokken rechters en de griffier aanwezig.