In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor openlijke geweldpleging. De tenlastelegging betrof een incident op 27 februari 2016 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een taxichauffeur. De verdachte werd beschuldigd van het vastgrijpen en slaan van de taxichauffeur, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie op de openbare weg.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 januari 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweldsincident. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangever en getuigen voldoende steun boden voor de bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante rol heeft gespeeld in het geweldsincident en dat hij op nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met medeverdachten.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 23, 24, 24c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.