In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht tussen [appellant], een advocaat, en [geïntimeerde], zijn opdrachtgever. De overeenkomst was gebaseerd op een 'no cure, no pay' regeling, wat betekent dat [appellant] alleen recht had op betaling als hij een gunstig resultaat voor [geïntimeerde] zou behalen. De kantonrechter had in zijn vonnis geoordeeld dat [appellant] geen gunstig resultaat had behaald, omdat de klacht die hij namens [geïntimeerde] had ingediend bij het Meldpunt Seksueel Misbruik Rooms-Katholieke Kerk was afgewezen. Hierdoor had [appellant] volgens de overeenkomst geen recht op honorarium.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen opnieuw geformuleerd en verzocht om te verklaren dat hij wel een gunstig resultaat had behaald en recht had op betaling van zijn honorarium. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] geen recht had op betaling, omdat de door hem ingediende klacht niet had geleid tot een schadevergoeding voor [geïntimeerde]. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen duidelijk was en dat het risico van het niet behalen van resultaat bij [appellant] lag. De grieven van [appellant] zijn afgewezen en het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.