ECLI:NL:GHAMS:2018:2528

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
23-004830-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering, oplichting, valsheid in geschrift en gebruik maken van vals geschrift door bestuurder van stichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was als bestuurder van een stichting betrokken bij een reeks van strafbare feiten, waaronder verduistering, oplichting en valsheid in geschrift. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk gebruik maken van valse facturen en inkomensdocumenten, alsook het verduisteren van aanzienlijke geldbedragen van de stichting. De verdachte had in totaal € 647.468,36 verduisterd, wat hij had gebruikt voor privédoeleinden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waarop hij werd vrijgesproken. De verdachte had valse documenten opgesteld en ingediend bij zijn werkgever, American Express, en had ook valse geldleningsovereenkomsten opgesteld. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn positie als bestuurder ernstig had misbruikt, wat leidde tot een aanzienlijke schade voor de stichting en de betrokken investeerders. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en het verlies van vertrouwen in de stichting, die zich richtte op onderzoek naar kinderkanker.

Uitspraak

afdeling [naam 3]
parketnummer: 23-004830-16
datum uitspraak: 18 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-710110-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 oktober 2017, 23 en 24 mei, 7 en 27 juni alsmede 11 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde
bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek
ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
(zaaksdossiers [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] )
hij in of omstreeks de periode vanaf 19 juni 2008 tot en met 30 september 2008 en/of de periode vanaf 10 augustus 2010 tot en met 16 juni 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) factu(u)r(en), te weten (onder meer):
A. (zaaksdossier [bedrijf 1] )
- een factuur d.d. 10 augustus 2010 ad 1.075 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan
[bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.1.6/3, p. 25) en/of
B. (zaaksdossier [bedrijf 2] )
- een factuur d.d. 14 februari 2011 ad 1.520 euro afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.2.1, p.24)
C. (zaaksdossier [bedrijf 3] )
- een factuur d.d. 19 juni 2008 ad 3.750 euro afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.13.3, p. 14)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
Ad A (zaaksdossier [bedrijf 1] )
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd.
het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 1] in verband met 'Tech fund voor Amex acceptatie', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een Apple Iphone
4G 32GB en/of
Ad B (zaaksdossier [bedrijf 2] )
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd.
het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 2] in verband met 'Joint promotie Noordwijk Spring - Summer 2011', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een kerstdiner dat verdachte tezamen met zijn toenmalige vrouw en kinderen en/of de heer [naam 3] en diens vrouw en kinderen heeft genuttigd en/of
Ad C (zaaksdossier [bedrijf 3] )
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd.
het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 3] in verband met 'signing fund', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op twee tickets voor de voetbalwedstrijd Nederland - Rusland en een verblijf van twee nachten in het viersterren [hotel] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat/die vals(e) en/of vervalst(e) factu(u)r(en) bij (het administratiekantoor van) [bedrijf 7] Lt. heeft ingediend ter betaling, zodat het/de geldbedrag(en) vermeld op die factu(u)r(en) betaalbaar zou(den) worden gesteld aan/ ten behoeve van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van [naam 3]
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 19 juni 2008 tot en met 30 september 2008 en/of de periode vanaf 10 augustus 2010 tot en met 16 juni 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) factu(u)r(en), te weten (onder meer)
A. (zaaksdossier [bedrijf 1] )
- een factuur d.d. 10 augustus 2010 ad 1.075 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan
[bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.1.5, p. 25) en/of
B. (zaaksdossier [bedrijf 2] )
- een factuur d.d. 14 februari 2011 ad 1.520 euro afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.2.1, p. 24)
C. (zaaksdossier [bedrijf 3] )
- een factuur d.d. 19 juni 2008 ad 3.750 euro afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.13.3, p. 14)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) (onder meer) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
Ad A (zaaksdossier [bedrijf 1] )
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 1] in verband met 'Tech fund voor Amex acceptatie', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een Apple Iphone 4G 32GB en/of
Ad B (zaaksdossier [bedrijf 2] )
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 2] in verband met 'Joint promotie Noordwijk Spring - Summer 2011', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een kerstdiner dat verdachte tezamen met zijn toenmalige vrouw en kinderen en/of de heer [naam 3] en diens vrouw en kinderen heeft genuttigd en/of
Ad C (zaaksdossier [bedrijf 3] )
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 3] in verband met 'signing fund', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op twee tickets voor de voetbalwedstrijd Nederland - Rusland en een verblijf van twee nachten in het viersterren [hotel] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
artikel 225 lid 1 van het Wetboek van [naam 3]
2:
(zaaksdossier [bedrijf 4] )
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Amsterdam en/of Scherpenzeel en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) factu(u)r(en), te weten (onder meer):
- een factuur d.d. 19 april 2010 ad 3.262,50 euro afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.3.13, p.56) en/of
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op die factu(u)r(en) vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 4] in verband met '25% installment fee G7 supply chain financing',
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en) bij (het administratiekantoor van) [bedrijf 7] Lt. heeft/hebben ingediend ter betaling, zodat het/de geldbedrag(en) vermeld op die factu(u)r(en) betaalbaar zou(den) worden gesteld aan/ ten behoeve van [bedrijf 4] en/of zijn mededader,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 2 jo. 47 Wetboek van [naam 3]
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en), te weten (onder meer)
- een factuur d.d. 19 april 2010 ad 3.262,50 euro afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. (rubriek 8.3.13, p. 56),
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (onder meer) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die factuur vermeld dat
[bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 4] in verband met '25% installment fee G7 supply chain financing',
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 van het Wetboek van [naam 3]
3:
(zaaksdossier Hypotheekfraude)
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 te Scherpenzeel en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) inkomensdocument(en), te weten (onder meer):
een werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 (rubriek 8.18.1, p. 38) en/of
. een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d. 10 november 2010 (rubriek 8.18.3, p. 43-45),
zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
ad A
- die werkgeversverklaring voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] , terwijl die [naam 1] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en/of terwijl die [naam 1] ook niet de bevoegdheid had om dat geschrift te ondertekenen en/of
- in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld staat dat [naam 1]
Manager [bedrijf 6] is en/of
ad B
- die arbeidsovereenkomst voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] , terwijl die [naam 2] zijn handtekening niet onder dat geschrift
heeft geplaatst en/of terwijl die [naam 2] op het moment van ondertekening ook niet bevoegd
was om dat geschrift te ondertekenen aangezien hij per 31 augustus 2010 niet langer in dienst was
bij [bedrijf 5] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat/die vals(e) en/of vervalst(e) inkomensdocument(en) heeft verstrekt aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. ter verkrijging van een hypothecaire geldlening, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 2 van het Wetboek van [naam 3]
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 te Scherpenzeel en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) inkomensdocument(en), te weten (onder meer)
een werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 (rubriek 8.18.1, p. 38) en/of
een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d. 10 november 2010 (rubriek 8.18.3, p. 43-45),
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (onder meer):
ad A
- op die werkgeversverklaring een handtekening geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] en/of
- in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld dat [naam 1]
Manager [bedrijf 6] is en/of
ad B
- op die arbeidsovereenkomst een handtekening geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
artikel 225 lid 1 van het Wetboek van [naam 3]
4:
(zaaksdossier Hypotheekfraude)
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 te Scherpenzeel en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening
van 1.300.000 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, ten behoeve van voornoemde hypothecaire geldlening,
- een valse of vervalste werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 (rubriek 8.18.1, p. 38) aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. doen toekomen, (bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die werkgeversverklaring voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] , terwijl die [naam 1] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en/of terwijl die [naam 1] ook niet de bevoegdheid had om dat geschrift
te ondertekenen en/of bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld staat dat [naam 1] Manager [bedrijf 6] is) en/of
- een valse of vervalste arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d.
10 november 2010 (rubriek 8.18.3, p. 43-45) aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. doen toekomen, (bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die arbeidsovereenkomst voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] , terwijl die [naam 2] zijn handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en/of terwijl die [naam 2] op het moment van ondertekening ook niet bevoegd was om dat geschrift te ondertekenen aangezien hij per
31 augustus 2010 niet langer in dienst was bij [bedrijf 5] ),
waardoor de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
artikel 326 van het Wetboek van [naam 3]
5:
(zaakdossier [stichting 1] )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2010 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 797.468,36 euro, te weten (onder meer):
(overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] )
- op of omstreeks 30 mei 2010 een geldbedrag van (ongeveer) 250.000 euro,
- op of omstreeks 30 september 2010 een geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro,
- op of omstreeks 28 april 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 60.000 euro,
- op of omstreeks 4 mei 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 50.000 euro,
- op of omstreeks 8 juni 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 40.000 euro,
(overgemaakt naar [bedrijf 9] )
- op of omstreeks 31 augustus 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 35.000 euro,
- op of omstreeks 18 november 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 60.050 euro,
(overgemaakt naar rekening [naam 9] Group met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ,)
- op of omstreeks 29 september 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 12.500 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 10.000 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 4.500 euro,
- op of omstreeks 25 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 14.012 euro,
- op of omstreeks 1 november 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 9.500 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 11] )
- op of omstreeks 2 september 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 5.553,67 euro,
(overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] )
- op of omstreeks 11 augustus 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 4.500 euro,
(overgemaakt naar spaarrekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] )
- op of omstreeks 30 mei 2010 een geldbedrag van (ongeveer) 150.000 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 12] )
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 634,61 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 13] )
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 1.218,08 euro,
in elk geval (telkens) enig geldbedrag, die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan (onder meer) Stichting The [stichting 1] Gala, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) in zijn/hun hoedanigheid als bestuurder en/of penningmeester van de [stichting 1] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
artikel 323/321 jo. 47 van het Wetboek van [naam 3]
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2010 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 797.468,36 euro, te weten
(onder meer):
(overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] )
- op of omstreeks 30 mei 2010 een geldbedrag van (ongeveer) 250.000 euro,
- op of omstreeks 30 september 2010 een geldbedrag van (ongeveer) 90.000 euro,
- op of omstreeks 28 april 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 60.000 euro,
- op of omstreeks 4 mei 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 50.000 euro,
- op of omstreeks 8 juni 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 40.000 euro,
(overgemaakt naar [bedrijf 9] )
- op of omstreeks 31 augustus 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 35.000 euro,
- op of omstreeks 18 november 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 60.050 euro,
(overgemaakt naar rekening [naam 9] Group met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ,)
- op of omstreeks 29 september 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 12.500 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 10.000 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 4.500 euro,
- op of omstreeks 25 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 14.012 euro,
- op of omstreeks 1 november 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 9.500 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 11] )
- op of omstreeks 2 september 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 5.553,67 euro,
(overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] )
- op of omstreeks 11 augustus 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 4.500 euro,
(overgemaakt naar spaarrekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] )
- op of omstreeks 30 mei 2010een geldbedrag van (ongeveer) 150.000 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 12] )
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 634,61 euro,
(overgemaakt naar rekening [bedrijf 13] )
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 1.218,08 euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [stichting 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
artikel 310 jo. 47 van het Wetboek van [naam 3]
6:
(zaaksdossier [stichting 1] )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 01 januari 2010 tot en met
5 december 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en),
te weten (onder meer)
A. een geldleningovereenkomst d.d. 25 januari 2010 (rubriek 8.19.13, p. 391-393)
B. een geldleningovereenkomst d.d. 21 oktober 2011 (rubriek 8.19.14, p. 396-398)
C. een bevestiging bij de jaarrekening 2010 van de [stichting 1] (rubriek 8.19.20,
p. 412-413)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (onder meer) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
Ad A
- in die overeenkomst vermeld dat de [stichting 1] een geldbedrag van 225.000 euro aan hem, verdachte, heeft geleend en/of
- in die overeenkomst vermeld dat deze is opgemaakt en getekend te Rijswijk op 25 januari 2010, terwijl die overeenkomst in werkelijkheid op een latere datum is opgemaakt en getekend en/of die overeenkomst in werkelijkheid niet in Rijswijk is opgemaakt en getekend,
Ad B
- in die overeenkomst vermeld dat de [stichting 1] een geldbedrag van
225.000 euro aan [naam 9] Group B.V. heeft geleend en/of
Ad C
in die bevestiging bij de jaarrekening vermeld dat
- [bedrijf 22] Accountants LLP toegang is verschaft tot de gehele financiële administratie en/of
- [bedrijf 22] Accountants LLP alle gegevens zijn verschaft met betrekking tot transacties met
niet-onafhankelijke derden en de daaruit vloeiende vorderingen of schulden, terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid een of meerdere overboekingen van de rekening van [stichting 1] aan de privérekening van hem, verdachte, verborgen heeft gehouden voor [bedrijf 22] Accountants LLP ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 jo. 47 van het Wetboek van [naam 3]
7:
(zaaksdossier [stichting 1] )
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 oktober 2011 te Amsterdam en/of Scherpenzeel en/of Barneveld, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) te weten (onder meer):
A. een procuratieschema d.d. 10 mei 2010 (rubriek 8.8.7, p. 300)
B. een procuratieschema d.d. 10 mei 2010 (rubriek 8.8.8, p. 301)
C. een volmacht d.d. 10 mei 2010 (rubriek 8.8.11, p. 307)
D. een transactieoverzicht van de [bank] (rubriek 8.19.15, p. 401)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
ad A, B en C
dat/die geschrift(en) voorzien is/zijn van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 4] , terwijl die [naam 4] zijn handtekening niet onder dat/die geschrift(en) heeft geplaatst en/of
ad D
op dat transactieoverzicht in strijd met de waarheid vermeld staat dat er in de periode van 1 mei 2010
tot en met 30 juni 2010 van de rekening van [stichting 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] een geldbedrag van 115.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6]
onder vermelding van ' [.. 2] ' en een geldbedrag van 225.000 euro is overgemaakt
naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] onder vermelding van ' [.. 3] ', terwijl er in werkelijkheid in genoemde periode van genoemde rekening een geldbedrag van 150.000 euro en een geldbedrag van 250.000 euro overgemaakt is naar privérekeningen van verdachte,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat/die vals(e) of vervalst(e) geschrift(en)
ad A, B en C
aan de [bank] heeft verstrekt teneinde een bankrekening voor de [stichting 1] te openen,
ad D
aan [naam 5] en/of [bedrijf 22] Accountants LLP heeft verstrekt ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening 2010,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van [naam 3]
en/of: (ten aanzien van D)
hij op of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 oktober 2011 te Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, een transactieoverzicht van de [bank] (rubriek 8.19.15, p. 401), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte op dat transactieoverzicht in strijd met de waarheid vermeld dat er in de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 juni 2010 van de rekening van [stichting 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] een geldbedrag van 115.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] onder vermelding van ' [.. 2] ' en een geldbedrag van 225.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] onder vermelding van ' [.. 3] ', terwijl er in werkelijkheid in genoemde periode van genoemde rekening een geldbedrag van 150.000 euro en een geldbedrag van 250.000 euro overgemaakt is naar privérekeningen van verdachte,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 van het Wetboek van [naam 3]
8:
(zaaksdossier [bedrijf 9] )
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 30 april 2012 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] en/of [naam 7] en/of [bedrijf 15] B.V. en/of [bedrijf 16] B.V. en/of [bedrijf 17] B.V. en/of [bedrijf 19] en/of een of meerdere (andere) (rechts)perso(o)n(en) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van:
- tweemaal een geldbedrag van (ongeveer) 75.000 euro (in totaal (ongeveer) 150.000 euro, althans in totaal (ongeveer) 137.505 euro) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 240.000 euro en/of
- tweemaal een geldbedrag van (ongeveer) 150.000 euro (in totaal (ongeveer) 300.000 euro) en/of
- tweemaal een geldbedrag van (ongeveer) 81.000 euro (in totaal (ongeveer) 162.000 euro),
in elk geval een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat hij, verdachte, zelf ontslag had genomen bij
American Express, terwijl hij in werkelijkheid door American Express was ontslagen en/of,
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o. akkoord was met de door [naam 6] en [naam 7] gestelde investeringsvoorwaarde van een verlenging van de contractsduur van tien naar twintig jaar en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o akkoord was met de door hen gestelde investeringsvoorwaarde dat de [bedrijf 9] -rechten van [stichting 2] overgedragen zouden worden aan [bedrijf 21] BV en/of
- die [naam 6] en [naam 7] een valse side-letter verstrekt waar in strijd met de waarheid in vermeld staat dat [bedrijf 21] B.V. de exclusieve rechten van [bedrijf 9] heeft verkregen in de Beneluxlanden en/of die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat die side letter ondertekend was door [naam 8], Vice President van [bedrijf 9] Sp. zo.o., terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, zelf die handtekening heeft geplaatst en/of
- die [naam 6] en/of [naam 7] en/of de accountant van die [naam 6] en [naam 7] een of meerdere
e-mailbericht(en) doorgestuurd, waarbij in strijd met de waarheid de indruk werd gewekt alsof hij, verdachte, dat/die e-mailbericht(en) had verzonden aan [bedrijf 18] en/of [naam 10] en/of
een of meerdere ander(e) perso(o)n(en) werkzaam bij [bedrijf 9] Sp. Z o.o en/of
- die [naam 6] en/of [naam 7] en/of de accountant van die [naam 6] en [naam 7] een of meerdere
valse en/of vervalste e-mailbericht(en) doorgestuurd, waarbij de indruk werd gewekt alsof
dat/die e-mailberichten afkomstig was/waren van Wojciech [bedrijf 9] van [bedrijf 9] Sp. Z o.o en/of
[naam 8] van [bedrijf 9] Sp. Z o.o, terwijl dat/die e-mailbericht(en) in werkelijkheid door hem, verdachte, zelf waren opgesteld en/of aangepast en/of terwijl het/de e-mailadres(sen) van die [bedrijf 18] en die [naam 8] vermeld in het/de e-mailbericht(en), niet bij die [bedrijf 18] en die [naam 8] in gebruik was/waren en/of
- die [naam 6] en/of [naam 7] en/of de accountant van die [naam 6] en [naam 7] vervalste bankafschriften van de rekeningen met rekeningnummer [rekeningnummer 8] en [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 20] BV verstrekt, in welke bankafschriften de overboekingen die hadden plaats gevonden naar de rekeningen ten name van [naam 9] en/of Stichting [stichting 1] ten bedrage van 18.090 euro en/of 55.503 euro en/of 25.000 euro en/of 10.000 euro door hem, verdachte, zijn aangepast waardoor de indruk werd gewekt alsof die overboekingen hadden plaatsgevonden ten gunste van [bedrijf 9] Sp. Zo.o en/of
- die [naam 6] en [naam 7] en de accountant van die [naam 6] en [naam 7] onvolledige en onjuiste administratie van [bedrijf 20] verstrekt, waarbij hij, verdachte, (onder andere) een of meerdere factu(u)r(en) heeft aangepast en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat zij beiden een geldbedrag van 75.000 euro dienden over te maken ten behoeve van investeringen in [bedrijf 20] B.V./ [bedrijf 21] B.V., terwijl een gedeelte van dit geld in werkelijkheid gebruikt werd om betalingen te doen aan Stichting [stichting 1] en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat zij in totaal een geldbedrag van 240.000 euro dienden over
te maken ten behoeve van investeringen in [bedrijf 20] B.V./ [bedrijf 21] B.V. en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat hij, verdachte, (ongeveer) 450.000 euro geleend had
van [naam 3] en dat dit geld afkomstig was uit een bouwdepot van een nieuw hotel van
[naam 3] en dat dit geld met spoed terug betaald diende te worden en/of
- die [naam 6] en [naam 7] en de accountant van die [naam 6] en [naam 7] een of meerdere valse
e-mailbericht(en) verzonden, waarbij valselijk de indruk werd gewekt dat hij, verdachte,
die e-mailberichten naar [naam 3] verstuurd had dan wel van [naam 3] ontvangen had en/of die [naam 6] en [naam 7] een valse/vervalste vaststellingsovereenkomst verstrekt waarop hij, verdachte, de handtekening van [naam 3] heeft geplaatst en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat zij beiden een geldbedrag van 150.000 euro en/of een geldbedrag van 81.000 euro dienden te betalen en dat hij, verdachte, dit geld zou gebruiken ter aflossing van de schuld bij [naam 3] , terwijl dit geld in werkelijkheid gebruikt werd om betalingen te doen aan Stichting [stichting 1] ,
waardoor die [naam 6] en/of [naam 7] en/of [bedrijf 15] B.V. en/of [bedrijf 16] B.V. en/of
[bedrijf 17] B.V. en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot het doen van investeringen in [bedrijf 20] B.V./ [bedrijf 21] B.V. en (zodoende) werd(en) bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedrag(en);
Artikel 326 van het Wetboek van [naam 3]
9:
(zaaksdossier [bedrijf 9] )
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 5 april 2012 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, een of meerdere geschrift(en), te weten (onder meer):
A. een Side-letter Appendum tussen [bedrijf 9] Sp. Zo. o en [stichting 2] en [bedrijf 21] B.V.
d.d. 4 april (rubriek 8.16.2, p. 100-101 en 109-110) en/of
B. een vaststellingsovereenkomst tot aflossing lening met finale kwijting d.d. 5 april 2012 (rubriek 8.16.3, p. 111)
zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid:
ad A
- in dat geschrift vermeld dat [bedrijf 9] Sp. Zo. o toestaat dat [bedrijf 21] B.V. (sub) franchise overeenkomsten aangaat met derden voor het gebied Benelux, waarbij het deze derden is toegestaan [naam 11] te exploiteren en/of
- in dat geschrift vermeld dat de overeenkomst aangaande masterfranchise voor Nederland veranderd
zal worden van eerste recht op weigering voor België en Luxemburg in exclusieve rechten voor de regio Benelux en/of
- dat geschrift voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 8],
ad B
- in die overeenkomst vermeld dat [naam 3] een schuldvordering heeft op hem, verdachte,
ter waarde van 461.562,50 euro en/of
- dat geschrift voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van
[naam 3] ,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen
te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 van het Wetboek van [naam 3]
en/of:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 30 april 2012 te Amsterdam en/of Scherpenzeel, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) te weten:
A. een Side-letter Appendum tussen [bedrijf 9] Sp. Zo. o en [stichting 2] en [bedrijf 21] B.V.
d.d. 4 april (rubriek 8.16.2, p. 100-101 en 109-110)
B. een vaststellingsovereenkomst tot aflossing lening met finale kwijting d.d. 5 april 2012 (rubriek 8.16.3, p. 111)
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
ad A
- in dat geschrift vermeld staat dat [bedrijf 9] Sp. Zo. o toestaat dat [bedrijf 21] B.V. (sub) franchise overeenkomsten aangaat met derden voor het gebied Benelux, waarbij het deze derden is toegestaan [naam 11] te exploiteren en/of
- in dat geschrift vermeld staat de overeenkomst aangaande masterfranchise voor Nederland veranderd zal worden van eerste recht op weigering voor België en Luxemburg in exclusieve rechten voor de regio Benelux en/of
- dat geschrift voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 8], terwijl die [naam 8] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst,
ad B
- in die overeenkomst vermeld staat dat [naam 3] een schuldvordering heeft op hem, verdachte, ter waarde van 461.562,50 euro en/of
- dat geschrift voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van
[naam 3] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die/dat valse of vervalste geschrift(en) aan [naam 6] en/of [naam 7] en/of de accountant van die [naam 6] en [naam 7] heeft verstrekt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van [naam 3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem is ten laste gelegd, kort gezegd, onder 5 primair vijftiende gedachtestreepje (verduistering van € 150.000,-). Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Het hof is van oordeel dat de tenlastelegging onder 5 primair dient te worden opgevat als een impliciet cumulatieve tenlastelegging. Gelet hierop en op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, strafoplegging en beoordeling van de vorderingen van benadeelde partijen komt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij de factuur met daarop de omschrijving:
“25% installment fee G7 supply chain financing”(samen met [naam 3] ) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en vervolgens heeft gebruikt.
De betreffende factuur is afkomstig van [bedrijf 4] BV, een bedrijf van [naam 3] , en is door tussenkomt van de verdachte ter betaling ingediend bij zijn toenmalige werkgever American Express (hierna: ‘AmEx’). Het hof gaat er daarbij - bij gebreke van enige aanwijzing van het tegendeel - vanuit dat de factuur door [naam 3] is opgemaakt.
Naar het oordeel van het hof is de factuur echter niet valselijk opgemaakt of vervalst, aangezien het
op de ten laste gelegde factuur vermelde project “
G7 supply chain financing” een reëel project betreft
en [naam 3] daarvoor - zo blijkt uit het dossier - daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht
(zoals het opstellen van een lijst van alle belangrijke leveranciers binnen zijn netwerk teneinde
deze leveranciers te benaderen en het voeren van diverse besprekingen). AmEx was ook op de hoogte van het project en de daarin door [naam 3] verrichte werkzaamheden, dit gelet op de verklaringen van AmEx-medewerkers Gerritsen en Verhoeven afgelegd bij de rechter-commissaris. Het dossier bevat - gezien het vorenstaande - onvoldoende bewijs om te kunnen oordelen dat het op de factuur gedeclareerde bedrag (deels) fictief was. Dat de verdachte mogelijk onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van het aangaan van de overeenkomst (door overtreding van interne richtlijnen), leidt niet tot strafrechtelijk verwijtbaar handelen in de zin van het opmaken of gebruikmaken van een vals of vervalst stuk.
Op grond van het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de factuur met daarop de omschrijving: “
“25% installment fee G7 supply chain financing”niet is vervalst danwel vals is.

Bespreking van gevoerde verweren

Ten aanzien van feit 1 - valse facturen.
De verdachte heeft (ook ter zitting in hoger beroep, desgevraagd) erkend dat hij de facturen heeft aangepast en dat hij dat niet had moeten doen. Hij heeft als reden voor het aanpassen aangevoerd dat dit (uitsluitend) is gedaan ten behoeve van een snellere afhandeling/uitbetaling van deze facturen door de financiële administratie in India. De kern van het verwijt zit echter niet in deze ‘technische’ aanpassingen (zo de verdachte daar al in gevolgd wordt), maar in het aanpassen van de omschrijvingen, waardoor
privé uitgaven ten laste van zijn werkgever konden worden gebracht. Het hof acht de ten laste gelegde valsheid in geschrift dan ook bewezen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4.
Het hof zal geen nadere overweging met betrekking tot de feiten 3 en 4 opnemen, aangezien de
verdachte deze feiten van meet af aan heeft bekend en hier geen nader verweer op is gevoerd.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6 - geldigheid leningsovereenkomsten en verduistering.
De verdachte wordt er onder de feiten 5 en 6, kort gezegd, van verdacht dat hij documenten valselijk heeft opgemaakt en gebruikt en diverse geldbedragen van [stichting 1] (hierna: ‘QoL’) heeft verduisterd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van de leenovereenkomsten (ten laste gelegd onder 6 A en B) en verduistering, al dan niet tot een bedrag van
€ 600.000,- (ten laste gelegd onder 5). De verdachte erkent wel dat hij de leningen bij de controle van
de jaarrekening door [bedrijf 22] (hierna: ‘E&Y’) heeft geprobeerd te verhullen. In dat kader is een valse bevestiging bij de jaarrekening opgemaakt (ten laste gelegd onder 6 C), op dit punt wordt dan ook geen verweer gevoerd door de verdediging.
De verdediging stelt primair dat de overboekingen door de verdachte van de rekening van QoL van
twee keer € 225.000,- op basis van rechtsgeldige leenovereenkomsten (d.d. 25 januari 2010 en
21 oktober 2011) zijn verricht en dus niet wederrechtelijk zijn. Bij het aangaan van deze leenovereenkomsten is QoL - aldus de verdediging - immers rechtsgeldig vertegenwoordigd (door daartoe bevoegde natuurlijke personen), omdat [naam 3] en de verdachte samen bevoegd waren namens QoL deze overeenkomsten aan te gaan. Zelfs indien sprake was van een tegenstrijdig belang
doet dit niet af aan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid, ongeacht wat de statuten daarover bepalen. Artikel 2:292 Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) voorziet bij stichtingen immers niet in een uitzondering op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders in geval van tegenstrijdig belang. Voorts wordt betoogd dat indien en voor zover al onduidelijkheid bestaat over de rechtsgeldige vertegenwoordiging van QoL bij het aangaan van de leningsovereenkomsten, deze overeenkomsten in ieder geval achteraf zijn bekrachtigd door QoL waardoor alsnog sprake is van rechtsgeldige leningsovereenkomsten. Er is immers een concreet aflossingsschema overeengekomen met de verdachte om de geleende geldbedragen terug te betalen en de leningen zijn ook niet door QoL vernietigd.
Subsidiair brengt de verdediging naar voren dat de verdachte het opzet had op het
lenenvan het geld
van QoL, zodat het opzet op verduistering ontbrak. Partijen gingen altijd uit van rechtsgeldige leningen welke moesten worden terugbetaald aan QoL.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van rechtsgeldige leningsovereenkomsten, aangezien wilsovereenstemming aan de zijde van QoL ontbrak. Wat betreft
de tegenstrijdig belang bepaling die door de verdediging wordt aangehaald is juist dat deze interne regels (de statuten) geen externe werking hebben. Maar in dit geval is geen sprake van een derde, maar van een bestuurder van de stichting zelf. Met het overeenkomen van een aflossingsschema is nog geen sprake
van bekrachtiging en ook het feit dat de vernietiging niet is ingeroepen leidt niet tot de conclusie dat wel sprake is van rechtsgeldige leningsovereenkomsten. De verdachte heeft zich op grond van valse overeenkomsten gelden toegeëigend van QoL, die hij als bestuurder van de stichting onder zich had. De verdachte had hier ook opzet op.
Overweging van het hof
Aan individuele bestuurders van een stichting komt niet reeds op grond van de wet vertegenwoordigings-bevoegdheid toe. De statuten kunnen de bevoegdheid tot vertegenwoordiging wel toekennen aan één of meer bestuurders van een stichting. [1] In de statuten van QoL is deze vertegenwoordigingsbevoegdheid geregeld in artikel 6. Dit artikel luidt:
1.
Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
2.
De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan twee gezamenlijk handelend bestuurders. In geval van tegenstrijdig belang tussen de stichting en een bestuurder, kan de stichting uitsluitend worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuurders in wie niet het tegenstrijdig belang is gelegen.
3.
Het bestuur kan besluiten tot de verlening van volmacht aan één of meer bestuurders, als ook aan anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen. Degene aan wie de volmacht wordt verleend is niet bevoegd van zijn volmacht gebruik te maken indien tussen de gevolmachtigde en de stichting een tegenstrijdig belang bestaat.”
Hieruit volgt dat de stichting door twee gezamenlijk handelende bestuurders vertegenwoordigd kan worden, tenzij sprake is van een tegenstrijdig belang tussen QoL en één van deze bestuurders.
In de geldleningovereenkomst d.d. 25 januari 2010 gesloten tussen de verdachte en QoL is het volgende opgenomen:
De ondergetekenden:
a.
[verdachte] (…) hierna te noemen: geldnemer
en
b.
[QoL](…) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordig[d] door bestuurder de heer P. [naam 3] , in hoedanigheid van penningmeester, hier te noemen: geldverstrekker”
Vervolgens is deze overeenkomst ondertekend (onder a.) door de verdachte en (onder b.) door
P. [naam 3] namens QoL.
In de geldleningsovereenkomst d.d. 21 oktober 2011 gesloten tussen [naam 9] Group B.V., een vennootschap van de verdachte, en QoL is het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden:
a.
[naam 9] Group B.V. (…) rechtsgeldig vertegenwoordigd door [de verdachte], hierna te noemen: geldnemer
en
b.
[QoL] (…) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordig[d] door bestuurder de heer P. [naam 3] , in hoedanigheid van penningmeester, hierna te noemen: geldverstrekker”
Ook deze overeenkomst is ondertekend (onder a.) door de verdachte en (onder b.) door P. [naam 3] .
Op grond van artikel 6 uit de statuten van QoL is de stichting bij het aangaan van de leningsovereenkomsten van 25 januari 2010 en 21 oktober 2011
nietrechtsgeldig vertegenwoordigd. De stichting is
in beide overeenkomsten immers slechts door één bestuurder vertegenwoordigd en niet door de statutair vereiste twee bestuurders. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte is genoemd als geldnemer en niet is genoemd (en dus ook niet als zodanig heeft ondertekend) als vertegenwoordigend bestuurder van QoL.
Reeds op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat geen sprake is van rechtsgeldige vertegenwoordiging van QoL zodat er geen leningsovereenkomsten tot stand zijn gekomen. De door de verdachte en [naam 3] opgemaakte stukken leiden niet tot het door de verdachte beoogde rechtsgevolg.
Het hof voegt daar - ten overvloede - aan toe dat ook als de verdachte (niet alleen als geldnemer, maar tevens) als vertegenwoordigend bestuurder van QoL had opgetreden en getekend, dit niet had kunnen leiden tot (rechtsgeldige) leningsovereenkomsten. Immers, vanwege het tegenstrijdig belang tussen QoL en de verdachte was hij daartoe (gelet op artikel 6 van de statuten) onbevoegd. De verwijzing in dit verband door de verdediging naar artikel 2:292 BW treft - wat hier overigens ook van zij - reeds in het licht van artikel 3:13 BW (waarin is bepaald dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen voor zover hij haar misbruikt) geen doel. Dat van misbruik sprake is volgt uit het feit dat uit
de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de verdachte het bestuur (afgezien van Van Zanden, wiens medewerking noodzakelijk was) en ook de controlerend accountant onwetend wilde houden van zijn geldopnames. De verdachte realiseerde zich, zo heeft hij desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, dat de opnames zijn gedaan zonder de instemming van de overige bestuursleden.
Hij heeft het bestuur er bewust buiten gelaten omdat hij vermoedde dat het bestuur geen toestemming zou geven voor het onttrekken van gelden uit de Stichting voor privédoeleinden. Daaruit volgt dat de verdachte wist dat hij onrechtmatig bezig was, dat hij bevoegdheden misbruikte en dat hij er zich zeer wel van bewust was dat hij met zijn handelen over de schreef ging.
De stelling van de verdediging dat gezien het aflossingsschema QoL achteraf de leningsovereenkomsten heeft bekrachtigd, treft evenmin doel. Dit betekent immers geenszins dat QoL de in dat kader verrichte betalingen aanmerkt als aflossingen op leningen. QoL stelt zich juist op het standpunt dat het terug-betaling betreft van onrechtmatig weggenomen gelden. Uit de notulen van de bestuursvergadering van QoL van 5 december 2011 blijkt voorts dat het bestuur, nadat de verdachte het aflossingsschema had gepresenteerd, dit aflossingsschema enkel ter kennisgeving heeft aangenomen en duidelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van wettelijke (geldige) leningsovereenkomsten. Anders dan de raadsvrouw kennelijk verdedigt maakt de enkele omstandigheid dat het bestuur (bewust) heeft afgezien van (formele) vernietiging van de overeenkomsten niet dat het bestuur er dus van uit gaat dat er rechtsgeldige leningsovereenkomsten tot stand zijn gekomen. De verwijzing door de verdediging naar de aanvullende ‘in de plaatsstellingsverklaring c.q. schuldbekentenis’ maakt dat niet anders. Ook daar is de stichting slechts door één bestuurder vertegenwoordigd zodat er geen (rechtsgeldige) overeenkomst tot stand
is gekomen - nog daargelaten dat het (de enkele intentie in de toekomst een hypothecaire zekerheid
te verschaffen) geen (aanvullende) zekerheid geeft voor QoL, noch voor de ‘goede doelen’.
Geconcludeerd kan slechts worden dat er is getracht een papieren werkelijkheid te scheppen,
teneinde de wederrechtelijke onttrekking van gelden recht te trekken. Dat gezien het handelen van de verdachte en zijn hiervoor aangestipte verklaringen opzet op verduistering zou ontbreken vermag het hof niet in te zien.
Het hof stelt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat een bedrag ad € 647.468,36 is overgemaakt naar diverse rekeningen, waaronder privérekeningen van de verdachte, welke geldbedragen toebehoorden aan QoL. Deze gelden heeft de verdachte zonder rechtsgeldige titel onttrokken aan QoL. De verdachte had als bestuurder van QoL deze gelden juist voor de stichting moeten bewaren en beheren. Hij is echter wederrechtelijk als heer en meester over de gelden gaan beschikken door deze bedragen naar zijn eigen rekeningen over te maken. De omstandigheid dat de verdachte de intentie had de bedragen ooit aan de QoL terug te betalen voor zover zijn financiële situatie dat mogelijk maakte,
maakt dat niet anders. Het hof concludeert dan ook tot bewezenverklaring van het valselijk opmaken
en gebruiken van de leningsovereenkomsten en verduistering van € 647.468,36, door de verdachte.
Ten aanzien van 6 A - tweede gedachtestreepje onder Ad A.
Met betrekking tot hetgeen de verdachte onder 6 A tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd,
het antedateren van de leningsovereenkomst van 25 januari 2011, overweegt het hof als volgt.
In het dossier is als bewijsmiddel van de antedatering alleen de verklaring van medeverdachte/getuige [naam 3] voorhanden. Deze enkele verklaring is voor het hof onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen - nog daargelaten dat [naam 3] zich niet expliciet uitlaat over het moment van ondertekening van de overeenkomst.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van het hof niet wettig bewezen hetgeen de verdachte onder 6 A tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 7 - valse documenten.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 7 A, B en C is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De verdachte wordt er onder bovengenoemde punten, kort gezegd, van verdacht dat hij een aantal valse geschriften heeft gebruikt, meer in het bijzonder dat de geschriften waren voorzien van een valse handtekening van Liethof. Met betrekking tot deze feiten overweegt het hof als volgt.
Het dossier bevat alleen de verklaring van Liethof dat het niet zijn handtekening op de betreffende documenten is. Deze verklaring is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen
van het onder 7 A, B en C ten laste gelegde. Dat klemt te meer, omdat de verdachte geen belang had
bij het vervalsen van de handtekeningen van Liethof. Er bestond immers wetenschap en instemming
van het gehele bestuur van QoL (inclusief Liethof) aangaande het openen van de ‘nieuwe’ rekening
bij de SNS-bank.
Hetgeen onder 7 D is tenlastegelegd acht het hof wettig en overtuigend bewezen mede gezien de bekennende verklaring van de verdachte. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het rekeningafschrift (rubriek 8.19.15) niet klopt en dat hij de foute omschrijving op het rekeningafschrift heeft gezet met het idee de accountant van de stichting niets van de lening te laten merken in het kader van de opstelling van de jaarrekening 2010. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de leningsconstructie niet zichtbaar wilde maken naar (het bestuur en) de accountant van QoL.
Ten aanzien van de feiten 8 en 9 - oplichting [bedrijf 9] .
Artikel 326 lid 1 van het Wetboek van [naam 3] bevat de strafbaarstelling van oplichting, en luidt:
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen,
hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed,
tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De strafbepaling bevat vier oplichtingsmiddelen; ‘het aannemen van een valse naam’, ‘het aannemen
van een valse hoedanigheid’, ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’. Al deze oplichtingsmiddelen zijn ten laste gelegd.
Van het ‘aannemen van een valse naam’ is uit het dossier niet gebleken. Het ‘aannemen van een valse hoedanigheid’, betreft niet slechts het doen voorkomen van een bepaald beroep of het uitoefenen van
een bepaalde functie maar ook verschillende juridische verhoudingen. Zowel het in het leven roepen
van omstandigheden als de (‘listige’) aanpassing aan omstandigheden (misbruik van ‘goed vertrouwen’) kunnen oplichting opleveren. ‘Listige kunstgrepen’ zijn bedrieglijke handelingen geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten. ‘Een samenweefsel van verdichtsels’, moet bestaan uit een opeenstapeling van leugens, een enkele leugen is niet voldoende.
Vastgesteld zal moeten worden of de in een tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen inderdaad voorstellingen/mededelingen bevatten die in strijd zijn met de waarheid en of de verdachte bij het gebruik van de oplichtingsmiddelen ook een strafrechtelijk relevante rol heeft gespeeld.
Verschil strafrechtelijke oplichting en civielrechtelijke wanprestatie
Het hof merkt op dat in het algemeen spraakgebruik het enkele niet nakomen van een verbintenis al snel wordt gezien of wordt aangeduid als ‘oplichting’. Bij een strafrechtelijke vervolging is vanzelfsprekend slechts leidend het Wetboek van [naam 3] en daarin worden zwaardere eisen gesteld om tot een veroordeling ter zake van oplichting te kunnen komen dan in het algemeen spraakgebruik.
De wetgever wil hiermee - kort samengevat - voorkomen dat reeds het enkele feit dat iemand civielrechtelijk wanprestatie pleegt (al) leidt tot een strafrechtelijke veroordeling.
De Hoge Raad overwoog in het ‘overzichtsarrest oplichting’ [2] dat het bij strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, maar ook dat van de ander de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid mag worden verwacht. Kort samengevat kan gezegd worden dat moet worden onderzocht of er sprake is van een voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen, waarvan naar het oordeel van het hof eerst sprake kan zijn “als men er na de nodige omzichtigheid te hebben betracht toch intuint.” Dit zal moeten blijken uit de bewijsmiddelen.
Het bewijzen van het ‘bewegen’
Voorts wordt opgemerkt dat de delictsomschrijving van oplichting, kort samengevat, inhoudt dat iemand door een oplichtingsmiddel tot iets moet zijn
bewogen. Dit betekent dat de investeerders in [bedrijf 9] alleen op het moment van de investering/betaling kunnen zijn ‘bewogen’ en daarmee opgelicht en niet achteraf tot deze conclusie kunnen komen. Het hof zal bezien op grond van welke ten laste gelegde oplichtingsmiddelen de investeerders zijn bewogen tot investeringen in [bedrijf 9] .
Uit het dossier blijken twee belangrijke punten (‘dealbreakers’) voor de investeerders [naam 6] en [naam 7] voor het doen van investeringen in [bedrijf 9] , te weten:
dat de rechten om [bedrijf 9] in de Benelux te distribueren, over zouden worden gezet van [stichting 2], waarin de rechten zaten, naar de nieuw op te richten B.V. [bedrijf 21]; en
dat de franchiseovereenkomst, tot het exploiteren van de [bedrijf 9] rechten in de Benelux zou worden verlengd van 10 naar 20 jaar.
Uit het verhoor van de verdachte bij de politie blijkt dat de verdachte zich terdege bewust was van deze cruciale punten voor [naam 6] en [naam 7] voor hun investeringen in [bedrijf 9] .
De oplichtingsmiddelen die betrekking hebben op deze ‘dealbreakers’ zijn in de tenlastelegging opgenomen onder de gedachtestreepjes 2 t/m 4:
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o. akkoord was met de door [naam 6] en [naam 7] gestelde investeringsvoorwaarde van een verlenging van de contractsduur van tien naar twintig jaar en/of
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o akkoord was met de door hen gestelde investeringsvoorwaarde dat de [bedrijf 9] -rechten van [stichting 2] overgedragen zouden worden aan [bedrijf 21] BV en/of
- die [naam 6] en [naam 7] een valse side-letter verstrekt waar in strijd met de waarheid in vermeld staat dat [bedrijf 21] B.V. de exclusieve rechten van [bedrijf 9] heeft verkregen in de Beneluxlanden en/of die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat die side letter ondergetekend was door [naam 8], Vice President van [bedrijf 9] Sp. zo.o., terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, zelf die handtekening heeft geplaatst en/of
De verdachte heeft op 3 april 2012 een e-mail gestuurd aan de investeerders waarin hij aangeeft dat [bedrijf 9] akkoord is met de voorgestelde wijzigingen. Op 5 april 2012 doet de verdachte een addendum (met de nieuwe afspraken) toekomen aan de investeerders. De verdachte heeft verklaard dat deze e-mail(s) en het addendum vals zijn en dat dit niet afkomstig is van [bedrijf 9] .
Van de investeringen die
na3 april 2012 zijn gedaan concludeert het hof dan ook dat de investeerders daartoe bewogen zijn op grond van valse documenten verstrekt door de verdachte. Duidelijk zal
zijn dat de investeerders hier niet op bedacht hoefden te zijn. Dit valt zonder twijfel buiten het terrein
van een normale omzichtigheid die mag worden verwacht. Dit betekent dat de investeerders door oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot het aangaan van leningsovereenkomst II d.d. 5 april 2012
(€ 81.000,- per investeerder) en leningsovereenkomst III d.d. 6 april 2012 (€ 150.000,- per investeerder).
De verdachte erkent ook zelf dat hij bij het verkrijgen van deze leningen II en III ten aanzien van [naam 6] en [naam 7] evident niet goed heeft gehandeld.
Door de verdediging is nog gesteld dat de in de overeenkomsten genoemde bedragen afwijken van de daadwerkelijk door de investeerders betaalde bedragen, afgaand op de rekeningafschriften. Het hof verwerpt dit verweer nu in de betreffende overeenkomsten is opgenomen dat de bedragen van € 150.000,- en € 81.000,- zijn ontvangen. Er is dan ook geen reden uit te gaan van andere bedragen.
Wat betreft de vóór 5 april 2012 gedane investeringen/betalingen overweegt het hof dat de investeerders daartoe niet op grond van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen zijn bewogen. Met betrekking tot deze periode kan immers niet vastgesteld worden van welke ten laste gelegde oplichtingsmiddelen de verdachte gebruik heeft gemaakt op grond waarvan [naam 6] en [naam 7] daadwerkelijk zijn bewogen te investeren in [bedrijf 9] . Weliswaar ontvangt de verdachte op 10 november 2011 reeds een bericht uit Polen waaruit blijkt dat zij niet akkoord zullen gaan met de verlenging van de franchiseovereenkomst van 10 naar 20 jaren, een cruciale voorwaarde voor de investeerders, en de verdachte heeft deze e-mail niet naar hen doorgestuurd. Maar hiermee heeft de verdachte aldus het hof nog niet voldaan aan het oplichtingsmiddel zoals dat is tenlastegelegd namelijk dat de verdachte aan [naam 6] en [naam 7] zou hebben voorgewend dat [bedrijf 9]
akkoordwas met de door hen gestelde investeringsvoorwaarde van een verlenging van de contractduur van 10 naar 20 jaar. Het is niet fraai dat de verdachte deze informatie heeft achtergehouden maar dit (deze passiviteit) levert niet het oplichtingsmiddel (het actief voorwenden) op zoals dit ten laste is gelegd.
Wat betreft de andere ten laste gelegde oplichtingsmiddelen blijkt onvoldoende duidelijk dat de investeerders op grond van deze feiten zouden zijn bewogen tot het doen van investeringen in [bedrijf 9] .
Er wordt in de tenlastelegging onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de verschillende investerings-momenten en door welke daaraan voorafgaande mededelingen van de verdachte de investeerders daadwerkelijk zijn
bewogentot het doen van investeringen.
Ten overvloede merkt het hof op dat voor zover de oplichting zou zijn gelegen in het feit dat (een deel van) de investeringen door de verdachte is gebruikt voor aflossing van privéschulden, dit verwijt geen doel treft, aangezien het voor de investeerders van begin af aan duidelijk was dat een deel van hun investeringen zou worden besteed aan het aflossen van privéschulden, zoals ook blijkt uit artikel 2.1. van
de intentieovereenkomst d.d. 9 december 2011.
Het hof concludeert dan ook tot bewezenverklaring van oplichting voor zover dit betrekking heeft op investeringen door [naam 6] en [naam 7] gedaan
na3 april 2012.
Hetgeen onder 9 ten laste is gelegd behoeft geen bespreking, omdat dit door de verdachte van meet af aan is bekend en hier geen verweer is gevoerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9
ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zaakdossiers [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
hij in de periode van 19 juni 2008 tot en met 30 september 2008 en de periode van 10 augustus 2010 tot en met 16 juni 2011 in Nederland, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse facturen, te weten (onder meer):
A. zaakdossier [bedrijf 1]
- een factuur d.d. 10 augustus 2010 ad 1.075 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. en
B. zaakdossier [bedrijf 2]
- een factuur d.d. 14 februari 2011 ad 1.520 euro afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. en
C. zaakdossier [bedrijf 3]
- een factuur d.d. 19 juni 2008 ad 3.750 euro afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd.
telkens zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat
Ad A zaakdossier [bedrijf 1]
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 1] in verband met 'Tech fund voor Amex acceptatie', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een Apple Iphone 4G 32GB en
Ad B zaakdossier [bedrijf 2]
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 2] in verband met 'Joint promotie Noordwijk Spring - Summer 2011', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een kerstdiner dat verdachte tezamen met zijn toenmalige vrouw en kinderen en de heer [naam 3] en diens vrouw en kinderen heeft genuttigd en
Ad C zaakdossier [bedrijf 3]
- in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 3] in verband met 'signing fund', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op twee tickets voor de voetbalwedstrijd Nederland - Rusland en een verblijf van twee nachten in het viersterren [hotel] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die valse facturen bij het administratiekantoor van [bedrijf 7] Lt. heeft ingediend ter betaling, zodat de geldbedragen vermeld op die facturen betaalbaar zouden worden gesteld aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ,
terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij telkens echt en onvervalst;
en
hij in de periode van 19 juni 2008 tot en met 30 september 2008 en de periode van 10 augustus 2010 tot en met 16 juni 2011 in Nederland, meermalen valse facturen, te weten
A. zaakdossier [bedrijf 1]
- een factuur d.d. 10 augustus 2010 ad 1.075 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. en
B. zaakdossier [bedrijf 2]
- een factuur d.d. 14 februari 2011 ad 1.520 euro afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd. en
C. zaakdossier [bedrijf 3]
- een factuur d.d. 19 juni 2008 ad 3.750 euro afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 7] Ltd.
telkens zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
Ad A zaakdossier [bedrijf 1]
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 1] in verband met 'Tech fund voor Amex acceptatie', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een Apple Iphone 4G 32GB en
Ad B zaakdossier [bedrijf 2]
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 2] in verband met 'Joint promotie Noordwijk Spring - Summer 2011', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op een kerstdiner dat verdachte tezamen met zijn toenmalige vrouw en kinderen en de heer [naam 3] en diens vrouw en kinderen heeft genuttigd en
Ad C zaakdossier [bedrijf 3]
- op die factuur vermeld dat [bedrijf 7] Ltd. het gefactureerde bedrag verschuldigd is aan [bedrijf 3] in verband met 'signing fund', terwijl het gefactureerde bedrag in werkelijkheid betrekking heeft op twee tickets voor de voetbalwedstrijd Nederland - Rusland en een verblijf van twee nachten in het viersterren [hotel] ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken,
3:
zaakdossier Hypotheekfraude
hij in de periode van 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse inkomensdocumenten, te weten:
A. een werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 en
B. een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d. 10 november 2010,
zijnde geschriften die bestemd waren tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat
ad A
- die werkgeversverklaring voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] , terwijl die [naam 1] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en terwijl die [naam 1] ook niet de bevoegdheid had om dat geschrift te ondertekenen en
- in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld staat dat [naam 1] Manager [bedrijf 6] is en
ad B
- die arbeidsovereenkomst voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] , terwijl die [naam 2] zijn handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en terwijl die [naam 2] op het moment van ondertekening ook niet bevoegd was om dat geschrift te ondertekenen aangezien hij per 31 augustus 2010 niet langer in dienst was bij [bedrijf 5] ,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die valse inkomensdocumenten heeft verstrekt aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. ter verkrijging van een hypothecaire geldlening, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
en
hij in de periode van 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 in Nederland valse inkomensdocumenten, te weten
A. een werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 en
B. een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d. 10 november 2010,
zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte:
ad A
- op die werkgeversverklaring een handtekening geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] en
- in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld dat [naam 1] Manager [bedrijf 6] is en
ad B
- op die arbeidsovereenkomst een handtekening geplaatst welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] ,
zulks met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken,
4:
zaakdossier Hypotheekfraude
hij in de periode van 01 september 2010 tot en met 28 februari 2011 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire lening van 1.300.000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, ten behoeve van voornoemde hypothecaire geldlening,
- een valse werkgeversverklaring van American Express d.d. 20 september 2010 aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. doen toekomen, bestaande die valsheid hierin dat die werkgeversverklaring voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 1] , terwijl die [naam 1] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst enterwijl die [naam 1] ook niet de bevoegdheid had om dat geschrift te ondertekenen en bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld staat dat [naam 1] Manager [bedrijf 6] is en
- een valse arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] d.d. 10 november 2010 aan de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. doen toekomen, bestaande die valsheid hierin dat die arbeidsovereenkomst voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 2] , terwijl die [naam 2] zijn handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst en terwijl die [naam 2] op het moment van ondertekening ook niet bevoegd was om dat geschrift te ondertekenen aangezien hij per 31 augustus 2010 niet langer in dienst was bij [bedrijf 5] ,
waardoor de [benadeelde 2] Hypotheken Groep B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
5 primair:
zaakdossier [stichting 1]
hij in de periode van 01 mei 2010 tot en met 30 november 2011 in Nederland, opzettelijk geldbedragen van in totaal 647.468,36 euro, te weten:
overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 1]
- op of omstreeks 30 mei 2010 een geldbedrag van 250.000 euro,
- op of omstreeks 30 september 2010 een geldbedrag van 90.000 euro,
- op of omstreeks 28 april 2011 een geldbedrag van 60.000 euro,
- op of omstreeks 4 mei 2011 een geldbedrag van 50.000 euro,
- op of omstreeks 8 juni 2011 een geldbedrag van 40.000 euro,
overgemaakt naar [bedrijf 9]
- op of omstreeks 31 augustus 2011 een geldbedrag van 35.000 euro,
- op of omstreeks 18 november 2011 een geldbedrag van 60.050 euro,
overgemaakt naar rekening [naam 9] Group met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ,
- op of omstreeks 29 september 2011 een geldbedrag van 12.500 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 10.000 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 4.500 euro,
- op of omstreeks 25 oktober 2011 een geldbedrag van 14.012 euro,
- op of omstreeks 1 november 2011 een geldbedrag van 9.500 euro,
overgemaakt naar rekening [bedrijf 11]
- op of omstreeks 2 september 2011 een geldbedrag van 5.553,67 euro,
overgemaakt naar privérekening [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3]
- op of omstreeks 11 augustus 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 4.500 euro,
overgemaakt naar rekening [bedrijf 13]
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 634,61 euro,
overgemaakt naar rekening [bedrijf 12]
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van (ongeveer) 1.218,08 euro,
die geheel toebehoorden aan Stichting The [stichting 1] Gala, en welke geldbedragen hij onder zich had in zijn hoedanigheid als bestuurder van de Stichting The [stichting 1] Gala, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
6:
zaakdossier [stichting 1]
hij in de periode van 01 januari 2010 tot en met 5 december 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een geschrift, te weten
A. een geldleningovereenkomst d.d. 25 januari 2010
zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid:
Ad A
- in die overeenkomst vermeld dat de Stichting The [stichting 1] Gala een geldbedrag van 225.000 euro aan hem, verdachte, heeft geleend
en
hij in de periode van 01 januari 2010 tot en met 5 december 2011 in Nederland, geschriften, te weten:
B. een geldleningovereenkomst d.d. 21 oktober 2011
C. een bevestiging bij de jaarrekening 2010 van de [stichting 1]
telkens zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid:
Ad B
- in die overeenkomst vermeld dat de Stichting The [stichting 1] Gala een geldbedrag van 225.000 euro aan [naam 9] Group B.V. heeft geleend en
Ad C
in die bevestiging bij de jaarrekening vermeld dat
- [bedrijf 22] Accountants LLP toegang is verschaft tot de gehele financiële administratie
en
- [bedrijf 22] Accountants LLP alle gegevens zijn verschaft met betrekking tot transacties met niet-onafhankelijke derden en de daaruit vloeiende vorderingen of schulden,
terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid meerdere overboekingen van de rekening van [stichting 1] aan de privérekening van hem, verdachte, verborgen heeft gehouden voor [bedrijf 22] Accountants LLP ,
zulks telkens met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken
7:
zaakdossier [stichting 1]
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 oktober 2011 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift te weten:
D. een transactieoverzicht van de [bank] (rubriek 8.19.15, p. 401)
zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat op dat transactieoverzicht in strijd met de waarheid vermeld staat dat er in de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 juni 2010 van de rekening van Stichting The [stichting 1] Gala met rekeningnummer [rekeningnummer 5] een geldbedrag van 115.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] onder vermelding van ' [.. 2] ' en een geldbedrag van 225.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] onder vermelding van ' [.. 3] ', terwijl er in werkelijkheid in genoemde periode van genoemde rekening een geldbedrag van 250.000 euro overgemaakt is naar privérekeningen van verdachte,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat valse geschrift aan [naam 5] en [bedrijf 22] Accountants LLP heeft verstrekt ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening 2010, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
en (ten aanzien van D)
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 oktober 2011 in Nederland, een transactieoverzicht van de [bank] (rubriek 8.19.15, p. 401), zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte op dat transactieoverzicht in strijd met de waarheid vermeld dat er in de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 juni 2010 van de rekening van Stichting The [stichting 1] Gala met rekeningnummer [rekeningnummer 5] een geldbedrag van 115.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] onder vermelding van ' [.. 2] ' en een geldbedrag van 225.000 euro is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] onder vermelding van ' [.. 3] ', terwijl er in werkelijkheid in genoemde periode van genoemde rekening een geldbedrag van 250.000 euro overgemaakt is naar privérekeningen van verdachte, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
8:
zaakdossier [bedrijf 9]
hij in de periode van 3 april 2012 tot en met 30 april 2012 in Nederland, met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meerdere listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] en [naam 7] en [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van:
- tweemaal een geldbedrag van 150.000 euro (in totaal 300.000 euro) en
- tweemaal een geldbedrag van 81.000 euro (in totaal 162.000 euro),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o. akkoord was met de door [naam 6] en [naam 7] gestelde investeringsvoorwaarde van een verlenging van de contractsduur van tien naar twintig jaar en
- die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat [bedrijf 9] Sp. z o.o akkoord was met de door hen gestelde investeringsvoorwaarde dat de [bedrijf 9] -rechten van [stichting 2] overgedragen zouden worden aan [bedrijf 21] BV en
- die [naam 6] en [naam 7] een valse side-letter verstrekt waar in strijd met de waarheid in vermeld staat dat [bedrijf 21] B.V. de exclusieve rechten van [bedrijf 9] heeft verkregen in de Beneluxlanden en die [naam 6] en [naam 7] voorgewend dat die side letter ondertekend was door [naam 8], Vice President van [bedrijf 9] Sp. zo.o., terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, zelf die handtekening heeft geplaatst
waardoor die [naam 6] en [naam 7] en [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] B.V. werden bewogen tot het doen van investeringen in [bedrijf 20] B.V./ [bedrijf 21] B.V. en zodoende werden bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedragen
9:
zaakdossier [bedrijf 9]
hij in de periode van 01 augustus 2011 tot en met 5 april 2012 in Nederland, geschriften, te weten :
A. een Side-letter Appendum tussen [bedrijf 9] Sp. Zo. o en [stichting 2] en [bedrijf 21] B.V.
d.d. 4 april en
B. een vaststellingsovereenkomst tot aflossing lening met finale kwijting d.d. 5 april 2012
zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid:
ad A
- in dat geschrift vermeld dat [bedrijf 9] Sp. Zo. o toestaat dat [bedrijf 21] B.V. (sub) franchise overeenkomsten aangaat met derden voor het gebied Benelux, waarbij het deze derden is toegestaan [naam 11] te exploiteren en
- in dat geschrift vermeld dat de overeenkomst aangaande masterfranchise voor Nederland veranderd zal worden van eerste recht op weigering voor België en Luxemburg in exclusieve rechten voor de regio Benelux en
- dat geschrift voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 8],
ad B
- in die overeenkomst vermeld dat [naam 3] een schuldvordering heeft op hem, verdachte, ter waarde van 461.562,50 euro en
- dat geschrift voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 3] ,
zulks met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 30 april 2012 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften te weten:
A. een Side-letter Appendum tussen [bedrijf 9] Sp. Zo. o en [stichting 2] en [bedrijf 21] B.V.
d.d. 4 april
B. een vaststellingsovereenkomst tot aflossing lening met finale kwijting d.d. 5 april 2012 telkens zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat:
ad A
- in dat geschrift vermeld staat dat [bedrijf 9] Sp. Zo. o toestaat dat [bedrijf 21] B.V. (sub) franchise overeenkomsten aangaat met derden voor het gebied Benelux, waarbij het deze derden is toegestaan [naam 11] te exploiteren en
- in dat geschrift vermeld staat de overeenkomst aangaande masterfranchise voor Nederland veranderd zal worden van eerste recht op weigering voor België en Luxemburg in exclusieve rechten voor de regio Benelux en
- dat geschrift voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 8], terwijl die [naam 8] haar handtekening niet onder dat geschrift heeft geplaatst,
ad B
- in die overeenkomst vermeld staat dat [naam 3] een schuldvordering heeft op hem, verdachte, ter waarde van 461.562,50 euro en
- dat geschrift voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [naam 3] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die valse geschriften aan [naam 6] en [naam 7] en de accountant van die [naam 6] en [naam 7] heeft verstrekt, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij telkens echt en onvervalst.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep
in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van [naam 3], als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
verduistering gepleegd door beheerders van stichtingen, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift,
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
en
valsheid in geschrift.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 9 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee (2) jaren, met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van [stichting 1] , een stichting die onderzoek naar kinderkanker financierde, zeer ernstige misdrijven begaan. Hij heeft in anderhalf jaar tijd € 647.468,- van de bank-rekening van [stichting 1] gehaald en gebruikt voor de betaling van privéschulden en privébetalingen. Om deze opnames te verhullen heeft de verdachte documenten vervalst, waaronder documenten die
zijn ingediend bij de accountant. Ook heeft de verdachte meerdere valse geldleningsovereenkomsten opgesteld, zodat het leek alsof sprake was van rechtsgeldige geldleningen aan de verdachte.
De verdachte heeft met dit alles zijn positie als bestuurder ernstig misbruikt en aldus de goede doelen-stichting [stichting 1] financieel benadeeld. Daarmee is het vertrouwen beschaamd van niet alleen
de andere bestuurders maar (belangrijker en) vooral ook het vertrouwen van de (potentiële) donateurs,
in het onderhavige geval voor het belangrijke onderzoek naar (kinder)kanker, maar ook in het algemeen. daar waar het gaat om schenkingen voor goede doelen. Dat hij (na ontdekking) uiteindelijk de opnames heeft terugbetaald aan [stichting 1] maakt dit niet anders; eenmaal verloren vertrouwen is nu eenmaal moeizaam terug te winnen. Dit klemt te meer nu de terugbetalingen deels voortkomen uit de hierna te bespreken oplichting.
De verdachte heeft twee ondernemers, [naam 6] en [naam 7], leugens verteld, valse documenten getoond en valse e-mailberichten gestuurd en hen zo bewogen te investeren in het cosmeticabedrijf [bedrijf 9] waarin hij een persoonlijk belang had. [naam 6] en [naam 7] zijn hierdoor ernstig financieel benadeeld.
Daarnaast heeft de verdachte valse facturen opgesteld en deze vervolgens bij zijn toenmalige werkgever, American Express ingediend, waardoor privé uitgaven ten onrechte als zakelijke lasten zijn aangemerkt en ten laste van de werkgever zijn gekomen.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van een werkgeversverklaring van American Express en een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] teneinde bij een bank een hypothecaire lening te verkrijgen. Hiermee heeft de verdachte de bank in de waan gebracht over voldoende middelen te beschikken, op grond waarvan de bank hem een hypothecaire geldlening van meer dan een miljoen euro heeft verstrekt. De verstrekte hypotheek kon uiteindelijk niet meer door de verdachte worden betaald als gevolg waarvan de bank de woning met een substantieel verlies heeft moeten verkopen.
De door de verdachte gepleegde strafbare feiten zijn ernstig en met name de verduistering gepleegd ten aanzien van [stichting 1] betreft een zeer ernstig verwijt. Er is sprake van een aaneenschakeling van frauduleuze handelingen, gepleegd door de verdachte in een periode van vier jaren, waardoor meerdere personen en bedrijven ernstig zijn gedupeerd. Dat de verdachte werd bewogen door persoonlijke financiële problemen (als gevolg van overmoed en onverstandige beslissingen ten aanzien van zijn huisvesting) kan hooguit als verklaring dienen en bepaald niet als rechtvaardiging.
De feiten zijn dusdanig van aard en (financiële) omvang dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof meegenomen dat de verdachte de schuld aan [stichting 1] heeft terugbetaald (hoewel dit deels heeft plaatsgevonden met geld dat uit oplichting is verkregen) en thans serieus bezig is met terugbetaling van de schuld aan de [benadeelde 2] Hypotheekgroep - zij
het dat de omvang van deze aflossingen slechts zeer ten dele de schade van de bank zal kunnen dekken. Bovendien is blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
14 mei 2018 gebleken dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Daarnaast heeft het hof bij de oplegging van de straf, mede naar aanleiding van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, rekening gehouden met de VI-regeling (zoals die op dit moment geldt).
De verdediging heeft gewezen op de media-aandacht rondom deze zaak. Het hof acht aannemelijk dat deze aandacht rondom de persoon van de verdachte en de daarin reeds verwerkte oordelen, een zware wissel hebben getrokken en nog steeds trekken op de verdachte en zijn privéleven. Het hof ziet de media-aandacht voor deze zaak evenwel als een kennelijk onvermijdelijk fenomeen dat zich bij uitstek in zaken met een zekere impact voordoet. Dat geldt zeker bij verduistering van heel veel geld bij een stichting voor financiering van (maatschappelijk in de aandacht staande) onderzoek naar kinderkanker, hetgeen de verdachte (gelet op zijn achtergrond en als bestuurder van deze stichting) zich moet hebben gerealiseerd. Het hof is dan ook van oordeel dat de negatieve gevolgen van de media-aandacht op het privé leven van de verdachte geen matigend effect op de hoogte van de op te leggen straf moet hebben.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: ‘EVRM’) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege
de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is op 11 juni 2013 voor het eerst door de politie verhoord. Gezien de ernst van de feiten kon de verdachte de verwachting hebben dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld
en is de op zijn redelijkheid te beoordelen berechtingstermijn gaan lopen. De rechtbank heeft op
15 december 2016 vonnis gewezen. Vervolgens is door de verdediging op 22 december 2016 hoger beroep ingesteld. In hoger beroep is de zaak afgerond met een eindbeslissing op 18 juli 2018.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen en een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De redelijke termijn in eerste aanleg is daarmee met 18 maanden overschreden. Het hof overweegt dat
de vertraging in periode tussen februari 2016 en november 2016, zijnde negen maanden, voor rekening van de verdachte dient te komen. Deze vertraging is immers veroorzaakt door het neerleggen van de verdediging daags voor de beoogde inhoudelijke behandeling. Vervolgens heeft in hoger beroep een voortvarende behandeling van de zaak plaatsgevonden. Immers in hoger beroep heeft de zaak binnen twee jaar na instellen van het hoger beroep tot een eindbeslissing geleid. Daarmee is in het totale procesverloop de redelijke termijn met beperkte mate, te weten met drie maanden, overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.607,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft de vordering op onderdelen betwist. Hij heeft gesteld dat de iPhone die bij [bedrijf 1]
is gekocht door de verdachte aan AmEx is geretourneerd en dat op dat moment aan deze iPhone in redelijkheid nog een waarde € 400,- kon worden toegekend. De raadsman verzoekt dit deel van de vordering te verminderen met voornoemd bedrag van € 400,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg
van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal aangezien Amex niet heeft betwist hetgeen door de verdediging in verband met het retourneren van
de iPhone naar voren is gebracht dit deel van de vordering verminderen met € 400,-. Voorts wordt overwogen dat Amex voor zover de vordering is gebaseerd op het onder 2 ten laste gelegde feit niet
in de vordering zal worden ontvangen, nu de verdachte voor dit feit zal worden vrijgesproken. Dit alles leidt ertoe dat de vordering voor een bedrag van € 5.945,- zal worden toegewezen, voor een bedrag van
€ 400,- afgewezen en voor een bedrag van € 3.262,50 niet ontvankelijk zal worden verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] Hypotheken Groep

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 579.220,68, bestaande uit € 2.800,- behandelkosten en € 576.420,68 openstaande hypotheekschuld. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Door de advocaat-generaal is tijdens de behandeling ter terechtzitting een e-mail overgelegd waaruit
de recente openstaande hypotheekschuld blijkt, namelijk € 565.636,39. Gelet hierop wijst het hof de vordering toe tot € 568.436,39, bestaande uit € 565.636,39 openstaande hypotheekschuld en € 2.800,- behandelkosten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige (€ 10.784,29) is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat dit reeds door de verdachte is voldaan aan de benadeelde partij. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor dat deel zal worden afgewezen.
Vordering van de benadeelde partijen [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] B.V.
De benadeelde partijen [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] B.V. hebben zich in eerste aanleg
elk afzonderlijk in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 448.179,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Beide benadeelde partijen hebben in eerste aanleg tevens kosten rechtsbijstand gevorderd ad € 1.500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep voor zowel [bedrijf 15] B.V. als [bedrijf 16] B.V. toegewezen tot een bedrag van € 231.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten rechtsbijstand tot het gevraagde bedrag van € 1.500,- per benadeelde partij toegewezen. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Daarbij zijn de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep gewijzigd tot een bedrag ad € 3.025,- per benadeelde partij.
Nu het hof de verdachte van een deel van het onder 8 ten laste gelegde feit (tweemaal een bedrag van
€ 75.000,- en eenmaal een bedrag van € 240.000,-) zal vrijspreken, kan de benadeelde partij niet in
de vordering worden ontvangen voor zover deze betrekking heeft op dit onderdeel van de vordering.
Voor de resterende bedragen, zoals onder 8 ten laste gelegd, zijn de door de benadeelde partijen [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] B.V. ingediende vorderingen naar het oordeel van het hof niet, dan wel onvoldoende onderbouwd en zijn deze door de verdediging van de verdachte gemotiveerd betwist. Het bedrag van de benadeling kan in het licht van het gevoerde verweer - waarop niet is gerespondeerd - niet zonder meer gelijkgesteld worden met het bedrag van de bewezenverklaarde oplichting.
Het hof is daarnaast van oordeel dat het vaststellen van de omvang van de vordering in het licht van alle vragen die rondom de vordering spelen een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De benadeelde partijen kunnen daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kunnen de vorderingen (alsnog) bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De door de benadeelde partijen gevorderde gemaakte advocaatkosten komen gelet op het voorgaande voor rekening van de benadeelde partijen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 225, 323 en 326 van het Wetboek van [naam 3].
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 primair, vijftiende gedachtestreepje, ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.945,00
(vijfduizend negenhonderdvijfenveertig euro) ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding af voor
€ 400,00 (vierhonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] Hypotheken Groep
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] Hypotheken Groep ter zake van het onder 3, 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 568.436,39 (vijfhonderd achtenzestigduizend vierhonderdzesendertig euro en negenendertig cent) ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 15] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 15] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 16] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 16] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 18 juli 2018.
[…]
Afdeling [naam 3]
[…]
[verdachte]
[…]

Voetnoten

1.Artikel 2:292 BW.