ECLI:NL:GHAMS:2018:2655

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
23-003315-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstallen met braak en winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979 en gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstallen met braak en een winkeldiefstal. De tenlastelegging omvatte drie diefstallen: de eerste op 17 maart 2015, waarbij de verdachte collectebussen heeft weggenomen uit een pand in Amsterdam, de tweede op 26 maart 2015, eveneens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van collectebussen, en de derde op 4 december 2015, waarbij snoepgoed van de firma Kruidvat werd gestolen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte. Het hof heeft daarbij de maatschappelijke impact van de gepleegde diefstallen in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten bevatte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003315-17
datum uitspraak: 23 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-069790-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 17 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 1] heeft weggenomen een of meer collectebussen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Supermarkt [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:hij op of omstreeks 26 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] heeft weggenomen collectebussen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3:hij op of omstreeks 4 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen snoepgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij omstreeks 17 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 1] heeft weggenomen collectebussen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2:hij op 26 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 2] heeft weggenomen collectebussen, toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3:hij op 4 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen snoepgoed, toebehorende aan de firma Kruidvat.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met braak in winkelpanden en een winkeldiefstal. Bij die twee eerstgenoemde misdrijven heeft de verdachte ruiten van de betreffende winkels ingeslagen en veel schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde winkeliers. Het hof rekent de verdachte aan dat hij zich aan de broodwinning en het eigendomsrecht van anderen kennelijk niets gelegen laat liggen en zich klaarblijkelijk enkel laat leiden door zijn zucht naar geld en (snoep)goederen. De door de verdachte gepleegde vermogensdelicten zijn bijzonder ergerlijk voor de direct betrokkenen en de diefstallen met braak roepen daarnaast gevoelens van onrust op in de maatschappij.
Het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 juni 2018 houdt in dat de verdachte voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten tot (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraffen. Dat heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw dergelijke misdrijven te begaan.
Het hof heeft gelet op de straffen die plegen te worden opgelegd aan recidivisten van diefstallen met braak, welke straffen hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor één diefstal met braak een gevangenisstraf van tien weken genoemd. Hoewel tegen die achtergrond kan worden vastgesteld dat de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal geëiste straf zich aan de onderkant van het spectrum bevindt, ziet het hof alles afwegende en gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr, onvoldoende aanleiding alsnog een hogere straf op te leggen. Tegen die achtergrond moet worden geoordeeld dat een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit, volstrekt geen recht doet aan de omstandigheden van dit geval, nog daargelaten dat voor het in dat verband naar voren gebrachte argument dat de verdachte zijn leven over een andere boeg zou hebben gegooid en zou zijn afgekickt, geen onderbouwing is gegeven. De inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie acht het hof volstrekt onvoldoende om de gestelde wending ten positieve aan te nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2018.
[...]