ECLI:NL:GHAMS:2018:2667
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.P. den Otter
- M.F.J.M. de Werd
- M.E. Hinskens - van Neck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak betreffende hennep en diefstal van elektriciteit
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, die oorspronkelijk was ingesteld op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. In eerste aanleg had het openbaar ministerie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 75.000,00, maar dit bedrag werd ter zitting verhoogd tot € 148.476,88. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 32.217,69 en de veroordeelde verplicht tot betaling van € 28.995,92 aan de Staat.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Tijdens de zitting op 10 juli 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, maar wel aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de ontnemingsvordering zou worden afgewezen, omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel zou hebben behaald.
Het hof heeft de ontnemingsvordering afgewezen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet wordt toegewezen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2018, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.