ECLI:NL:GHAMS:2018:2667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
23-003713-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak betreffende hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, die oorspronkelijk was ingesteld op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. In eerste aanleg had het openbaar ministerie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 75.000,00, maar dit bedrag werd ter zitting verhoogd tot € 148.476,88. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 32.217,69 en de veroordeelde verplicht tot betaling van € 28.995,92 aan de Staat.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Tijdens de zitting op 10 juli 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, maar wel aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de ontnemingsvordering zou worden afgewezen, omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel zou hebben behaald.

Het hof heeft de ontnemingsvordering afgewezen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet wordt toegewezen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2018, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003713-17
datum uitspraak: 24 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-710057-15 tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden vastgesteld op € 75.000,00 en dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van dat geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie dit bedrag verhoogd tot € 148.476,88.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017 veroordeeld tot
– kort gezegd – opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (telen van hennep) en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 12 oktober 2017 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 32.217,69 en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 28.995,92 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 juli 2018 veroordeeld ter zake van
– kort gezegd – opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (opzettelijk aanwezig hebben van hennep).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Het hof heeft bij arrest van 24 juli 2018 in de hoofdzaak beslist dat niet is bewezen dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en heeft de veroordeelde veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennepplanten. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen, omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft behaald.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de ontnemingsvordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.E. Hinskens - van Neck, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2018.
Mrs. R.P. den Otter en M.F.J.M. de Werd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]