ECLI:NL:GHAMS:2018:2906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
200.233.954/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen (kandidaat-)notarissen inzake zorgvuldigheidsverplichting, inzage dossier en schending beroepsgeheim

In deze zaak heeft klager, een huisarts, een klacht ingediend tegen (kandidaat-)notarissen. Klager verwijt hen dat zij hun zorgvuldigheidsverplichting hebben geschonden door hem niet te betrekken bij het passeren van akten, geen inzage te geven in het volledige dossier en hun beroepsgeheim te schenden door met derden over hem te communiceren. De klacht is ongegrond verklaard door de kamer voor het notariaat in Den Haag, en het Gerechtshof Amsterdam bevestigt deze beslissing. Klager had op 22 februari 2018 beroep aangetekend tegen de beslissing van de kamer, die op 24 januari 2018 had geoordeeld dat de klacht ongegrond was. Tijdens de behandeling van de zaak op 30 mei 2018 zijn zowel klager als de (kandidaat-)notarissen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft deze aangevuld met andere relevante feiten. Klager heeft zijn praktijk in een besloten vennootschap ingebracht en stelt dat hij niet betrokken was bij de aandelentransactie. Het hof oordeelt dat klager wel degelijk betrokken was bij het passeren van de akten en dat de (kandidaat-)notarissen niet in strijd met hun geheimhoudingsplicht hebben gehandeld. De beslissing van het hof is dat de klacht ongegrond is en de eerdere beslissing van de kamer wordt bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.233.954/01 NOT
nummer eerste aanleg : 17-55 en 17-56
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 augustus 2018
inzake
drs. [klager] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. [naam] ,
tegen
1. mr. [naam] ,
notaris te [plaats],
2. mr. [naam] ,
kandidaat‑notaris [plaats] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. V. Breedveld, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 22 februari 2018 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 24 januari 2018 (ECLI:NL:TNORDHA:2018:3). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerden (hierna: de notaris en de kandidaat‑notaris, alsook gezamenlijk de (kandidaat-)notarissen) ongegrond verklaard
.
1.2.
De (kandidaat)notarissen hebben op 26 april 2018 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 mei 2018. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de (kandidaat)notarissen, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; ieder van beide gemachtigden aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Waar nodig aangevuld met andere feiten die in het geding naar voren zijn gekomen, gaat het in deze zaak in de kern om het volgende.
3.2.1.
Klager is huisarts van beroep en voerde ten tijde hier van belang zijn praktijk aan de [plaats] . [naam] (hierna: [de praktijkmanager] ) was sinds 1 oktober 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam als praktijkmanager in de huisartsenpraktijk van klager.
3.2.2.
In mei 2016 heeft de notaris via [naam] (hierna: [de accountant] ), werkzaam als accountant bij [naam BV] , een verzoek van [naam] (hierna: [de boekhouder] ), werkzaam bij [naam BV] en boekhouder van de huisartsenpraktijk van klager, ontvangen om conceptakten op te stellen voor de inbreng van de huisartsenpraktijk van klager in een besloten vennootschap.
3.2.3.
Tot 28 juni 2016 voerde klager zijn huisartsenpraktijk in de vorm van een eenmanszaak handelend onder de naam [naam] (hierna: de eenmanszaak).
Bij akte van 28 juni 2016 is ten overstaan van de notaris de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] (hierna: de B.V.) opgericht door [naam] (hierna: de holding), waarvan klager enig aandeelhouder en bestuurder was. Hierbij werd klager, handelend namens de holding, krachtens volmacht vertegenwoordigd door de kandidaat-notaris.
3.2.4.
Per 1 juli 2016 heeft klager de eenmanszaak ingebracht in de B.V.
3.2.5.
In oktober 2016 heeft klager vanwege problemen in de persoonlijke levenssfeer zijn werkzaamheden als huisarts tijdelijk neergelegd.
3.2.6.
Op 3 november 2016 heeft de notaris via [de accountant] een verzoek van [de boekhouder] ontvangen om conceptakten op te stellen voor een statutenwijziging en een aandelenemissie, waarbij [de praktijkmanager] een belang van 47,5% in de B.V. zou verkrijgen en de in de huisartsenpraktijk werkzame huisarts [naam] (hierna: [de huisarts] ) een belang van bijna 5%. Op verzoek van de notaris heeft de kandidaat‑notaris de conceptakten opgesteld en blijkens een e-mailbericht van 8 november 2016 aan [de accountant] en [de boekhouder] gestuurd.
3.2.7.
Op 17 november 2016 heeft de notaris een akte houdende statutenwijziging van de B.V. gepasseerd, alsmede een akte houdende uitgifte van aandelen van de B.V. waardoor in totaal meer dan 50% van het belang in het geplaatste kapitaal van de B.V. aan [de praktijkmanager] en [de huisarts] toekwam.
3.2.8.
Aan de akte van uitgifte van aandelen is een tweetal volmachten gehecht. Onder een van die volmachten staat de naam van klager vermeld met daarboven een handtekening. In deze op 10 november 2016 getekende volmacht staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“VOLMACHT
De ondergetekende:
de heer[klager][…], te dezen handelend voor zich en als zelfstandig bevoegd directeur van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid:[de holding][…] en als zodanig deze vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigende, welke vennootschap te dezen handelt:
a. voor zich;
b. als zelfstandig bevoegd algemeen directeur van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid:[de BV][…] en als zodanig deze vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigende, hierna te noemen: de‘vennootschap’;
verklaart bij deze volmacht te geven aan:
ieder van de medewerkers van [het notariskantoor] (hierna te noemen:‘ [het notariskantoor] ’), zowel gezamenlijk als ieder van hun afzonderlijk;
- om namens partijen te verschijnen in een akte van uitgifte van aandelen in het kapitaal van de vennootschap, zulks overeenkomstig het concept opgesteld door [het notariskantoor] .Het concept van deze akte is partijen genoegzaam bekend.
- om namens partijen te ondertekenen een besluit buiten vergadering tot (onder meer) wijziging van de statuten van de vennootschap. Het concept besluit is partijen genoegzaam bekend.
[…]”
[de praktijkmanager] en [de huisarts] hebben op 16 november 2016 een volmacht voor het passeren van de akten getekend.
3.2.9.
Op 14 februari 2017 is klager tezamen met [de praktijkmanager] , ieder vergezeld van een adviseur, op het notariskantoor verschenen om een voorgenomen teruglevering van de aandelen door [de praktijkmanager] aan klager te bespreken. Deze bespreking is echter zonder resultaat gebleven.
3.2.10.
Op 15 januari 2018 is het faillissement van de B.V. uitgesproken.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de (kandidaat)notarissen - in de kern - het volgende:
- de (kandidaat-)notarissen hebben de op hen rustende zorgvuldigheidsverplichting geschonden, aangezien klager op geen enkele wijze is betrokken bij het passeren van de akten op 17 november 2016. Er is uitsluitend op initiatief van [de praktijkmanager] gehandeld. De (kandidaat)notarissen hebben niet met klager gecommuniceerd over de aandelentransactie en de gevolgen hiervan niet duidelijk gemaakt. Bovendien waren [de accountant] en [de boekhouder] , noch [de praktijkmanager] gemachtigd om namens klager te handelen;
- de (kandidaat-)notarissen hebben klager geen inzage verleend in het volledige dossier en hebben zich daarbij ten onrechte beroepen op hun geheimhoudingsplicht;
- de (kandidaat-)notarissen hebben hun beroepsgeheim geschonden door met derden te spreken/corresponderen over klager, zijn praktijk en zijn aandelen zonder zijn medeweten.

5.Standpunt van de (kandidaat-)notarissen

De (kandidaat-)notarissen hebben verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Niet betrokken bij passeren akten
6.1.
De (kandidaat-)notarissen hebben aangevoerd dat klager op 10 november 2016 ten overstaan van de kandidaat-notaris de (hiervoor onder 3.2.8 weergegeven) volmacht heeft getekend en dat de kandidaat-notaris de (concept)akten houdende statutenwijziging en aandelenuitgifte toen inhoudelijk heeft doorgenomen met klager. Weliswaar lag het initiatief tot het benaderen van de (kandidaat-)notarissen bij [de accountant] en [de boekhouder] , maar volgens de (kandidaat-) notarissen is het een gebruikelijke gang van zaken binnen de ondernemingsrechtpraktijk dat dergelijke verzoeken worden verstrekt door zogenoemde doorverwijzers, zoals boekhouders en accountants. Ook de oprichting van de B.V. en de inbreng van de eenmanszaak van klager in deze B.V. hebben plaatsgevonden op aangeven van [de accountant] en [de boekhouder] . Anders dan klager meent, is niet relevant of [de accountant] en [de boekhouder] een volmacht van klager hadden, omdat zij niet namens klager hebben gehandeld, aldus de (kandidaat-)notarissen.
6.2.
Uit de hiervoor onder 3.2.8 weergegeven volmacht blijkt dat deze op 10 november 2016 is getekend op naam van klager als bestuurder van de holding. Blijkens de stukken in het dossier heeft klager niet eerder dan in deze procedure in hoger beroep uitdrukkelijk en rechtstreeks ontkend dat hij deze volmacht voor het passeren van de akten op 17 november 2016 heeft getekend. Het hof acht deze ontkenning niet geloofwaardig. Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de kamer op 20 december 2017 blijkt immers dat klager op de vraag van de voorzitter of hij bij de kandidaat-notaris op kantoor is geweest voor ondertekening van de volmacht heeft verklaard: “Ik kan het me niet voor de geest halen”. Voorts heeft klager op de vraag van de voorzitter hoe zijn handtekening op de volmacht van 10 november 2016 komt, verklaard: “Weet ik niet”.
Gelet op het voorgaande en op het uitdrukkelijke verweer van de (kandidaat-)notarissen dat de kandidaat-notaris klager niet alleen heeft gezien op 28 juni 2016, maar ook op 10 november 2016 en dat hij toen zowel de (concept)akte houdende statutenwijziging als de (concept)akte houdende uitgifte van aandelen met klager heeft doorgenomen, heeft het hof geen reden om aan te nemen dat klager, zoals hij thans in hoger beroep stelt, op 10 november 2016 niet op het notariskantoor is geweest en geen volmacht heeft getekend. Dat in de urenspecificatie van de (kandidaat-)notarissen geen aantekening van de bespreking met klager op 10 november 2016 wordt vermeld, zoals klager heeft aangevoerd, acht het hof hiervoor onvoldoende.
Op grond van het vorenstaande acht het hof niet aannemelijk geworden dat de (concept)akten houdende statutenwijziging en aandelenuitgifte niet met klager als bestuurder van de holding zijn besproken en dat klager niet is betrokken bij het passeren daarvan op 17 november 2016. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris verklaard dat het in de ondernemingsrechtpraktijk gebruikelijk is dat de communicatie met de desbetreffende doorverwijzers plaatsvindt en dat conceptakten eerst met hen worden besproken, alvorens deze - voorafgaand aan het tekenen daarvan - met de desbetreffende cliënt worden doorgenomen. De stelling van klager dat hij door de kandidaat-notaris niet adequaat is geïnformeerd over de inhoud en de gevolgen van voormelde akten acht het hof onvoldoende geconcretiseerd. Evenmin is gebleken dat na 10 november 2016 ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht in de akten houdende statutenwijziging en aandelenuitgifte, zoals klager stelt. Het hof acht het verweer van de (kandidaat)notarissen in dit verband dat het gaat om wijzigingen van ondergeschikte aard, die zijn aangebracht in de op 8 november 2016 gedateerde conceptakten, terwijl met klager de definitieve, op 10 november 2016 gedateerde conceptakten zijn besproken, mede gelet op de conceptakten die zich in het dossier uit de eerste aanleg bevinden, onvoldoende weersproken.
Dat klager de aandelentransactie niet zou hebben gewild, heeft hij in het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden niet aannemelijk gemaakt, temeer niet nu uit productie 7 bij het verweerschrift in hoger beroep naar voren is gekomen dat klager, handelend namens de holding, en [de praktijkmanager] op 31 oktober 2016 een overeenkomst hebben opgemaakt en ondertekend, waarbij de holding 50% van de aandelen in de B.V. heeft verkocht aan [de praktijkmanager] tegen een koopprijs van € 350.000,-. Aan de stelling van klager ter zitting in hoger beroep dat hij deze overeenkomst niet heeft ondertekend, gaat het hof voorbij, nu klager die stelling niet heeft geconcretiseerd.
Het hof is dan ook van oordeel dat de klacht in zoverre ongegrond is.
Geen inzage in dossier
6.3.
De (kandidaat)notarissen betwisten dat zij klager belangrijke informatie hebben onthouden en zich ten onrechte hebben beroepen op hun geheimhoudingsplicht. Hiertoe voeren zij het volgende aan. Op 9 februari 2017 heeft de administratie van het notariskantoor, op het verzoek van klager van dezelfde datum, alle digitale afschriften van de akten aan klager gezonden. Voorts heeft de kandidaat‑notaris op 31 juli 2017 alle correspondentie die zich in het dossier bevond, aan klager gestuurd. Ten slotte heeft de notaris na eigen onderzoek geconstateerd en aan klager bij e‑mailbericht van 16 augustus 2017 bevestigd dat, afgezien van (afschriften van) stukken inhoudende persoonsgegevens van anderen, zoals kopieën van paspoorten, alle stukken uit het dossier aan klager ter beschikking zijn gesteld.
6.4.
Zoals blijkt uit een e-mailbericht van een medewerker van het notariskantoor van 9 februari 2017 zijn aan klager digitale afschriften van verscheidene akten betrekking hebbend op zijn huisartsenpraktijk gezonden. Uit een e‑mailbericht van klager aan de kandidaat‑notaris van 30 juli 2017 blijkt dat de kandidaat‑notaris aan klager na diens telefonisch verzoek van 2 mei 2017 nog stukken heeft gezonden. Blijkens een tweetal e‑mailberichten van de kandidaat‑notaris van 31 juli 2017 zijn nogmaals stukken, waaronder correspondentie, aan klager gezonden.
Mede in aanmerking genomen voormeld e‑mailbericht van de notaris van 16 augustus 2017 acht het hof, evenals de kamer, niet aannemelijk geworden dat de (kandidaat)notarissen klager informatie hebben onthouden waarop hij recht had. Evenmin is gebleken dat de (kandidaat)notarissen ten onrechte een beroep op hun geheimhoudingsplicht hebben gedaan. De kandidaat‑notarissen waren niet gehouden afschriften van stukken inhoudende persoonsgegevens van anderen, zoals kopieën van paspoorten, aan klager ter beschikking te stellen.
Het hof acht de klacht dan ook in zoverre ongegrond.
Schending beroepsgeheim
6.5.
Anders dan klager is het hof van oordeel dat geen sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht door de (kandidaat)notarissen jegens klager. Het hof volgt klager niet in zijn stelling in dit verband dat de (kandidaat)notarissen in strijd met hun geheimhoudingsplicht met [de boekhouder] , [de accountant] en [de praktijkmanager] hebben gecommuniceerd over de huisartsenpraktijk en de aandelen van de holding. Klager heeft niet geconcretiseerd dat de (kandidaat-)notarissen informatie die door hem vertrouwelijk aan hen is meegedeeld of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moesten begrijpen, heeft gedeeld met [de boekhouder] , [de accountant] en/of [de praktijkmanager] . Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat zij allen in ieder geval vanaf mei 2016 waren betrokken bij het traject van de oprichting van de B.V., de inbreng van de eenmanszaak van klager in de B.V. en de aandelenuitgifte.
De klacht is derhalve ongegrond.
6.6.
Klager heeft in hoger beroep aangeboden bewijs te leveren van al zijn stellingen met alle middelen rechtens. Het hof ziet in dit bewijsaanbod niet een voldoende concrete aanduiding van de specifieke feiten en omstandigheden waarop het betrekking heeft. Het hof zal dit bewijsaanbod reeds daarom passeren.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, C.H.M. van Altena en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018 door de rolraadsheer.