ECLI:NL:GHAMS:2018:3065

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
23-003440-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met aanzienlijke waarde

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van een aanzienlijke hoeveelheid kleding. De politierechter had een gevangenisstraf van vijf weken opgelegd, waarvan drie weken voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van vijf weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De raadsman van de verdachte pleitte voor een lagere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen strafblad had. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal, wat schade en overlast kan veroorzaken en gevoelens van onveiligheid versterkt. Ondanks dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld was, vond het hof een gevangenisstraf van twee weken passend. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter ten aanzien van de strafoplegging en legde een gevangenisstraf van twee weken op, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Het vonnis van de politierechter werd voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003440-17
datum uitspraak: 23 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702583-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
adres: [adres],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de op te leggen straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de motivering van de politierechter ten aanzien van de straf terzijde wordt gesteld en wordt vervangen door de navolgende motivering en het hof de bij de strafoplegging toe te passen artikelen aanvult met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met aftrek van voorarrest, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de in eerste aanleg opgelegde straf te hoog is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de verdachte destijds geen strafblad had.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van een hoeveelheid kleding met aanzienlijke waarde. De verdachte heeft de kledingstukken onder zijn eigen kleding aangetrokken en is ermee de winkel uitgelopen. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Winkeldiefstal kan schade en overlast veroorzaken en versterkt gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juli 2018 is de verdachte vóór dit feit niet eerder strafrechtelijk veroordeeld hetgeen het hof meeweegt in het voordeel van de verdachte.
Gelet op de ernst van het feit, waaronder begrepen de aanzienlijke waarde die de kleding vertegenwoordigt acht het hof echter slechts een gevangenisstraf, die vrijheidsbeneming met zich brengt, aangewezen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat niet kan worden volstaan met een andere, of lagere straf dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. F.M.D. Aardema en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 augustus 2018.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.