ECLI:NL:GHAMS:2018:3158

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
23-002771-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake poging tot diefstal in snackbar te IJmuiden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor diefstal in een snackbar in IJmuiden op 6 mei 2017. De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot diefstal als het zich toegang verschaffen tot het pand door middel van braak en/of inklimming. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 mei 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van inbraak, maar van huisvredebreuk, omdat het rolluik van de snackbar open was en de verdachte enkel uit nieuwsgierigheid het pand was binnengegaan. Het hof heeft dit verweer verworpen en vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich op een verdachte manier hebben gedragen, wat duidt op een poging tot diefstal. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de poging tot diefstal, is bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002771-17
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-082655-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2017 in de gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een pand (snackbar) gelegen aan de [locatie] te IJmuiden heeft weggenomen een hoeveelheid (munt)geld, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of "[slachtoffer 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen (munt)geld, althans dat geldbedrag, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2017 in de gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een pand (snackbar) gelegen aan de [locatie] te IJmuiden weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of "[slachtoffer 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar dat pand (snackbar) zijn toegegaan en/of (aldaar) een rolluik heeft geforceerd en/of een ruit kapot heeft gemaakt en/of (vervolgens) genoemd pand (snackbar) is binnengegaan en/of (vervolgens) genoemd pand (snackbar) heeft doorzocht en/of een of meer kassa('s) en/of (gok)automa(a)t(en) heeft geforceerd en/of opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal, de raadsman en de politierechter is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu geen sprake is geweest van een inbraak maar van huisvredebreuk. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het rolluik van de snackbar open was en dat de verdachte puur uit nieuwsgierigheid het pand is binnengegaan. De verdachte had niet de intentie om in te breken, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de verdachte niets heeft meegenomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Op 6 mei 2017 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij ’s nachts door een open rolluik het pand is binnengegaan. Na aankomst van de politie zijn de verdachte en zijn medeverdachte weggerend. De verdachte heeft tijdens zijn vlucht handschoenen over een schutting geworpen. Bij de medeverdachte is gezien dat hij tijdens zijn vlucht een langwerpig voorwerp in zijn hand had, terwijl op diens vluchtroute later een schroevendraaier is gevonden. Het hof is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte – mede gezien de voor inbrekers nuttige spullen waarvan zij zich tijdens hun vlucht hebben ontdaan – naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden beschouwd dan als een poging tot diefstal van goederen uit het pand. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 mei 2017 een poging tot diefstal heeft gepleegd.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde braak, nu – gelet op alle omstandigheden, met name de verklaring van een getuige dat hij ook al eerder in dezelfde nacht geluiden hoorde - niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte en zijn medeverdachte zijn geweest die het rolluik hebben geforceerd en het raam hebben vernield.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2017 in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand (snackbar) gelegen aan de [locatie] te IJmuiden weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming,
naar dat pand (snackbar) is toegegaan en genoemd pand (snackbar) is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in een snackbar, waarbij hij en zijn mededader midden in de nacht via een rolluik de snackbar zijn ingeklommen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk willen maken op het eigendomsrecht van een ander. Meer in het algemeen veroorzaken feiten als het onderhavige maatschappelijke onrust en kunnen zij bij mensen gevoelens van onveiligheid teweegbrengen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 mei 2018 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen. Dit wordt in zijn nadeel bij de straftoemeting meegenomen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals in eerst aanleg is opgelegd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. G. Oldekamp en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2018.