ECLI:NL:GHAMS:2018:3166

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
23-003731-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake medeplichtigheid aan poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, gepleegd op 13 juni 2016 te Koog aan de Zaan. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een medeverdachte een woning wilde inbreken met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van geld en/of goederen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de medeverdachte opzettelijk heeft geholpen door hem met een auto naar de woning te vervoeren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn, gezien de motivatie van de verdachte om hulp te zoeken voor zijn verslavingsproblematiek en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003731-17
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-700323-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 13 juni 2016 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op de erker (aan de voorzijde) van die woning is geklommen en/of een (gedeeltelijk) openstaand raam op de bovenverdieping van die woning van stand heeft gewijzigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 juni 2016 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte] met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar of tot nabij die woning, te vervoeren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 13 juni 2016 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel inklimming, op de erker aan de voorzijde van die woning is geklommen en een (gedeeltelijk) openstaand raam op de bovenverdieping van die woning van stand heeft gewijzigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 13 juni 2016 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk middelen heeft verschaft door die [medeverdachte] met een door hem, verdachte, bestuurde auto tot nabij die woning te vervoeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht en met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, ook als dat zal inhouden een klinische opname in de vorm van een detox-behandeling voor de duur van maximaal drie maanden.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om het door haar in hoger beroep in het geding gebrachte advies van het Forensisch ACT Team GGZ-NHN over te nemen en de door de advocaat-generaal voorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken te matigen. Ook heeft zij verzocht de verdachte uit praktisch oogpunt nabij zijn feitelijke verblijfplaats (Egmond aan Zee) onder toezicht van de reclassering te stellen, dus bij voorkeur in Alkmaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot woninginbraak midden in de nacht. Op het moment van de inbraak was de bewoonster thuis en heeft zij gehoord dat [medeverdachte] achter de gordijnen buiten op de erker van haar woning stond, waardoor zij enorm is geschrokken. Een dergelijke poging tot inbraak maakt ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gedupeerde en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zich hierom kennelijk niet of nauwelijks bekommerd. Hij heeft zich laten leiden door het mogelijke (zo snel mogelijk in drugs om te zetten) profijt dat hijzelf zou kunnen trekken uit het behulpzaam zijn van [medeverdachte].
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 mei 2018 is hij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld tot een lange grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten tijde van het plegen van het onderhavige feit was de verdachte nog niet zo lang weer op vrije voeten.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive is er in beginsel alle aanleiding om over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Het hof ziet echter goede redenen om hier vanaf te zien in het hiervoor genoemde advies van [naam], sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan het Forensisch ACT team van 7 juni 2018 in samenhang met de indruk die het hof terechtzitting heeft gekregen van de persoon van de verdachte en zijn motivatie een behandeling te ondergaan.
Dat advies houdt in “een reclasseringstoezicht met meldplicht en als bijzondere voorwaarden de mogelijkheid tot een klinisch verblijf van een aantal maanden voor een detox-behandeling en een start met trauma-behandeling en een ambulante behandelverplichting bij het Forensisch ACT”. In de motivering van dit advies is vermeld de verdachte al een aantal jaren in behandeling is, waarvan het overgrote deel vrijwillig en dat bij hem de motivatie tot verandering absoluut aanwezig is. De oorzaak van het terugvallen in drugsgebruik wordt erin gezien dat de verdachte lijdt aan een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Ook is vermeld dat de verdachte gebaat zou zijn bij een ‘stok achter de deur’.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de verdachte eerst een positieve weg is ingeslagen, maar momenteel een terugval heeft. De verdachte heeft woonruimte in Egmond aan Zee, werkt zo nu en dan als vloerenlegger en heeft weer contact met zijn ouders en dochter. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij na een moeilijke periode, waarin hij een aantal keer met justitie in aanraking is geweest, zijn leven een andere wending wil geven. Hij heeft te kennen gegeven heel graag de voorgestelde detox- en vervolgbehandeling te willen ondergaan en gemotiveerd te zijn om zijn leven op orde te krijgen en te werken aan zijn drugs- en PTSS-problematiek.
Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat de verdachte effectieve hulp krijgt bij de behandeling van zijn verslavings- en andere problematiek. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal daarbij niet helpen. Om die reden en teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal er een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Daarbij zal het hof als bijzondere voorwaarden stellen een verplicht reclasseringstoezicht, een eventuele klinische opname in de vorm van een detox-behandeling en het (aansluitend) volgen van een ambulante behandeling.
Gelet op het al het vorenstaande acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, met een proeftijd van twee jaren en de na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt bij de reclassering (waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de feitelijke verblijfplaats van de verdachte, nu te Egmond aan Zee), zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich voor zijn verslavingsproblematiek gedurende vier maanden, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering verantwoord achten, onder klinische behandeling stelt van het Forensisch ACT, of een soortgelijke nader door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dat kader door of namens zijn behandelaars worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich (al dan niet in de vorm van nazorg) voor zijn verslavingsproblematiek en/of PTSS onder ambulante behandeling stelt van het Forensisch ACT, of een soortgelijke nader door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dat kader door of namens zijn behandelaars worden gegeven.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R. Kuiper en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2018.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
_