ECLI:NL:GHAMS:2018:3180

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
23-002279-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een strafzaak betreffende poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 juni 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging, gepleegd op 3 juni 2017 te Zaandam. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte en zijn mededaders zouden hebben verricht om een slachtoffer te beroven van zijn eigendommen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich naar het slachtoffer heeft begeven, een telefoon of camera heeft getoond, dicht bij het slachtoffer is gaan staan, en een hand in de tas van het slachtoffer heeft gestoken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een gevangenisstraf van vier weken op, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot zakkenrollen in vereniging, wat niet alleen de directe betrokkenen schade toebrengt, maar ook bijdraagt aan een gevoel van onveiligheid op druk bezochte toeristische plekken. De verdachte had eerder al veroordelingen voor diefstallen, wat het hof meebracht in zijn overwegingen. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002279-17
Datum uitspraak: 20 augustus 2018
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-800222-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 juni 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (onbekend gebleven) slachtoffer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- zich naar voornoemd slachtoffer heeft/hebben begeven en/of
- een telefoon of camera heeft/hebben getoond en/of toegereikt aan dit slachtoffer en/of
- zeer dicht bij en/of achter en/of naast dit slachtoffer is/zijn gaan staan en/of
- een kaart heeft/hebben uitgevouwd en/of getoond (waardoor het zicht op een/of meer hand(en) en/of arm(en) van verdachte en/of zijn mededader(s) werd belemmerd) en/of
- ( vervolgens) een of meer hand(en) in de richting van de tas van dit slachtoffer heeft/hebben bewongen en/of
- een of meer hand(en) in de tas heeft/hebben gestopt/gestoken en/of (vervolgens)
- in de tas van dit slachtoffer heeft/hebben gevoeld, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft/hebben gehouden en/of het handelen van de mededader(s) aan het zicht heeft/hebben onttrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juni 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan een onbekend gebleven slachtoffer,
- zich naar voornoemd slachtoffer heeft begeven en
- een telefoon of camera heeft getoond en toegereikt aan dit slachtoffer en
- zeer dicht bij dit slachtoffer is gaan staan en
- een kaart heeft uitgevouwen (waardoor het zicht op een hand van de verdachte werd belemmerd) en
- een hand in de richting van de tas van dit slachtoffer heeft bewogen en
- een hand in de tas heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen hierna zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen I t/m IV, met dien verstande dat in bewijsmiddel IV de zin: “Op dit filmpje was duidelijk een strafbare poging tot het doen van zakkenrollen zichtbaar” wordt wegelaten.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zakkenrollen in vereniging. Op de Zaanse Schans heeft hij samen met twee anderen op georganiseerde en heimelijke wijze een toerist afgeleid en gepoogd hem te bestelen. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Zakkenrollerij veroorzaakt overlast voor de direct betrokkenen en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid. Toeristisch druk bezochte plekken als de Zaanse Schans dienen onbelemmerd te kunnen worden bezocht zonder dat bezoekers genoopt zijn extra op hun hoede te zijn. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie is de verdachte eerder veroordeeld terzake van diefstallen.
Het hof ziet geen reden af te wijken van de strafoplegging in eerste aanleg. Gelet op de ernst van het feit en de wijze waarop deze is gepleegd, kan niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van na te noemen duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, zoals opgelegd in eerste aanleg en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. A.M. van Woensel en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 augustus 2018.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.